124 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 September 1870. 11. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van den beer Mr. H. J. Albarda alhier, dd. 29 Julij jl., houdende kennisge ving, dat hij, tengevolge zijner benoeming tot Griffier der Arron- dissements Regtbank te Sneek, eerstdaags deze gemeente denkt te verlaten, waarom hij verzoekt, dat aan hem een eervol ont slag moge worden verleend als lid van de commissie van admi nistratie der stadsbank van leening. De Voorzitter stelt voor het gevraagd ontslag eervol, onder dankbetuiging voor de bewezenc diensten te verlcenen. Met algemeene steramen wordt daartoe besloten. Hierna brengt de Voorzitter ter tafel een schrijven van de commissie van administratie voornoemd, dd. 22 Augustus jl., No. 778, waarbij deze, ter vervulling van de door het vertrek van den heer Albarda te ontstane vacature, aanbeveelt, de heeren Pier Zeper Dzn. en Mr. Jan Minnema Buma, zoomede eene door Burgemeester en Wethouders, naar aanleiding van art. 1, 3e alinea van 't reglement der bank, opgemaakte aanbeveling, be staande uit de heeren Petrus Jacobus Suringar en Erederik Johan van der Veen, en wordt verder op zijn voorstel besloten deze stukkeu ter inzage te leggen, ten einde in de volgende vergade ring tot de bonoeming over te gaan. 12. Is ter tafel gebragt cn gelezen een extract uit het regis ter der notulen van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente dd. 31 Augustus jl., No. 7/99, inhoudende voorstel op eenden 27 Januarij jl. in hunne handen gesteld adres van den lieer Dr. J. G. Oltema, dd. 19 te voren, daarbij zich beklagende over den afzigtelijk vuilen toestand, waarin zicli bevindt eene plek gronds naast zijne woning op den hoek der Waeze bij de Huizumcrbrug en tevens verzoekende: lo te zorgen voor dc inrigting van ge schikte gelegenheid voor de voorbijgangers om hunne behoefte te doen, gelijk op zoovele andere plaatsen in de stad daarvoor gezorgd is, en 2o de zamenscbolingen van gemeen volk te belet ten en te voorkomen, door aan den stoelcnmatter, die, tot uitoe fening van zijn bedrijf van den door adressant bedoelden grond gebruik maakt, te verbieden de openbare slraat tot zijne werk plaats te bezigen. Nadat op voorstel van den Voorzitter tot dc behandeling dezer zaak was overgegaan, is het in 't extract vervat voorstel buiten discussiën met algemeene stemmen aangenomen, zoodat is besloten Den heer Dr. J. G. Ottema, in antwoord op zijn adres te berigten, dat aan het verzoek sub lo vermeld, door het stellen van urinoirs in de onmiddellijke nabijheid van de aangewezene plaats, zal worden en aan dat sub 2o bedoeld [in zooverre nl., dat ten opzigte van den ten requeste bedoelden stoelmatter wordt gehandhaafd het verbod, vermeld in art. 39 van de ver ordening van politie, dd. 27 September 1866] bereids is voldaan. 13. Ingevolge de bepaling van art. 13 van het reglement van orde voor dc vergaderingen dezes Ilaads, wordt overgegaan tot de aanwijzing, door het lot, van den rang van zitting der leden, waarvan de uitslag is, dat bedoelde rang van zitting zal zijn als volgt No. 1, de heer Mr. E. Attema, 2, J. J. Brunger, 3, Mr. J. Dirks, 4, G. T. N. Suringar, 5, Mr. C. W. A. Buma, 6, II. J. Westenberg, 7, Mr. J. L. van Sloterdijck, 8» G. O. Gorter, 9, G. H. Hommes, 10, Mr. H. Wiersma, A. J. Rooseboom, No. 12, de heer A. Duparc, 13, Mr. J. Minnema de With, 1^> J- Oosterhoff Wzn., 15, Mr. E. Jongsma, 16, Jhr. Mr. I. F. van Humalda van Eijsinga en 17, S. Draisraa van Valkenburg. 14 Tengevolge van de bepaling, vervat in art. 59 van 't reglement van orde voor de vergaderingen van dezen Raad, wordt overgegaan tot de benoeming van de commissiën voor a. het ontwerpen van de verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd b. openbare werken en c. het onderwijs in de gymnastiek. De uitslag vaq de ter zake gehoudene stemmingen is geweest, dat tot leden der gemelde commissiën zijn herbenoemd lo. van die sub a, dc heeren mr. E. Jongsma, mr. E. Atte ma, mr. J. L. van Sloterdijck, A. Duparc en D. Zeper; 2o. van die sub b, de heeren H. J. Westenberg, mr. H. Wiersma, G. O. Gorter en Mr. J. Dirks; cn 3o. van die sub c, dc heeren G. T. N. Suringar en S. Draisraa van Valkenburg. 15. De lieer van Ejsinga - daartoe verlof der vergadering hebbende bekomen vraagt voor een oogenblik de aandacht voor een punt, dat op den bcschrijvingbrief voor deze vergade ring niet voorkomt, doch eigenaardig bij de benoeming van leden der commissiën van bijstand thuis behoort. Spr. brengt tot dat einde in herinnering, dat er in der tijd heeft bestaan eene vaste Raadscommissie belast met het toezigt op en het beheer van den Prinsentuin. Wettelijk bestaat die commissie nog. Hij heeft zich de moeite gegeven deze zaak nategaan, cn is het hem bij het ingesteld onderzoek gebleken, dat die commissie, naar aanlei ding van een voorstel vau Burgemeester en Wethouders, bij Raadsbesluit van 22 Maart 1855 is in het leven geroepen. De werkkring dier commissie is omschreven in eene verordening van dienzelfden datum. Verder is het Spr. gebleken, dat die commissie in 1856 en 1857 aan heeren Burgemeester en Wet houders verslag harcr verrigtingen heeft ingezonden zooals de verordening medebrengt; terwijl de twee door den Raad in die commissie benoemde leden in het daarop volgend jaar hebben bedankt. Toen evenwel hebben Burgemeester en Wethouders zich bereid verklaard, althans voorloopig, het beheer op zich te nemen, en is de benoeming van leden der commissie tot later aangehouden. Die voorloopige toestand heeft evenwel nu om streeks 12 jaar geduurd. Spr. vindt het minder doelmatig dien voorloopigcn toestand tc bestendigen, schoon hij er wenscht by tevoegen, dat de zaak in goede handen is. Het komt hem ge raden voor aan dien min regelmatigcn toestand een einde te maken, en of de betrekkelijke verordening intetrekken, of na eene rust van ruim twaalf jaren wederom leden voor die com missie te benoemen. Spr. zou voor het laatste opincren, daar hem geen geldige reden bekend is, waarom de bestaande veror dening bij voortduring onuitgevoerd moet blijven. Hij wil echter voor het oogenblik nog geen voorstel doen om tot de benoeming der commissie overtegaanmaar wenscht eerst de meening van Burgemeester en Wethouders te vernemen. De Voorzitter zou bereid zijn dadelijk op de gemaakte op merking te antwoorden, doch acht de zaak van dien aard, dat het beter is om in eene volgende vergadering het gevoelen van Burgemeester en Wethouders mededeelen. Voor 't oogenblik kan Spr. te kennen geven, dal Burgemeester en Wethouders de bewuste commissie uitmaken. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zittingen van Donderdagen den 8 en 22 September 1870. 125 De heer van Eijsinga verklaart er geen bezwaar tegen te hebben, om tot eene volgende vergadering te wachten; het is hem zelfs beter voorgekomen, dat alsdan de inlichtingen worden gegeven; hij wenscht er alleen op te wijzen, dat het reglement van orde voorschrijft, dat de benoeming van commissiën van bijstand in de eerste vergadering van September moet geschieden. Hij wil echter gaarne B. en W. in de gelegenheid stellen en tijd gunnen om den Raad niet hunne zienswijze omtrent het door hem ter sprake gebragt puut kenbaar tc maken. l)e Voorzitter geeft te kennen, dat, wanneer Burgemeester en Wethouders gemeend hadden om de benoeming te moeten laten doen, de zaak wel op den oproepingbricf zou zijn aange- bragt. Spr. ziet er echter niet het minste bezwaar in, om, al zij het ook dat het reglement van orde een voorschrift ter zake bevat, tot de volgende vergadering te wachten, daar toch voor 't oogenblik de concerten in den tuin geëindigd en daarmede ook de bemoeijingen der commissie afgeloopen zijn. Bij liet Dagclijksch Bestuur is over de benoeming eener Raadscommissie geen sprake geweest, ook al, omdat de commissie sedert 12 jaren niet is benoemd. Intusschen verklaart Spr. in de volgende vergadering nadere mededeelingen te zullen doen. 16. Overeenkomstig het bepaalde in art. 63 van't reglement van orde voor de vergaderingen van den Raadovergegaan zijnde tot de vernieuwing der sectiën, is na de ter zake gehoudene lotingen gebleken dat de eerste sectie zal bestaan, uit de heeren D. Zeper Burgemeester), Mr. W. J. van Weideren baron Rengers {Wethouder), Mr. J. Dirks, A. Duparc, H. J. Westenberg, Mr. J. L. van Sloterdijck en Mr. II. Wiersma; de tweedeuit de heeren E. Bloembergen Wethouder Jhr Mr. I. F. van Humalda van Eijsinga J. Oosterhoff Wzn., Mr. C. W. A. Buma, G. H. Hommes, S. Draisma van Valkenburg en A. J. Rooseboom on de derdeuit de heeren: J. J. Bruinsma {IVetkouder), G. T. N. Suringar, Mr. E. Attema, G. O. Gorter, Mr. E. Jongsma, J. J. Brunger en Mr. J. Minnema de With. 17. De heer Dirks brengt ter tafel cn geeft lecture van het rapport der commissie, die bij raadsbesluit van 28 Julij jl., no. 1/4, is belast met het onderzoek van de rekening en verantwoor ding der inkomsten en uitgaven van de stads armenkamcr, over het dienstjaar 1869. Ter visie, om in de volgende vergadering te worden behandeld. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Coorant, VERSLAG van 't verhandelde ter vergade ring van den Gemccuteraad te Leeu warden, op Donderdag den 22 Sep tember 1870. Aanvankelijk 17, later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren Westenberg en van Eijsinga. Voorzitter de heer D. Zeper, die, na de vergadering op het daarvoor bepaald tijdstip te hebben geopend, mededeelt, var. den heer van Eijsinga kennisgeving te hebben ontvangen, dat hij ver hinderd wordt deze vergadering te kunnen bijwonen. 1. Ts gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde van 't verhandelde ter vergadering van den 8 September jl. 2. Dc Voorzitter brengt namen3 Burgemeester en Wethou ders ter tafel dc ontwerp-begrooting vau inkomsten en uitgaven dezer gemeente, voor de dienst van 1871, vergezeld van eene memorie van toelichting, en stelt voor die stukken tc doen drukken, in de sectiën van den Raad te onderzoeken, en te be palen, dat dat onderzoek op den 15 October a.s. zal moeten zijn afgeloopen. Met algemeene stemmen wordt daartoe besloten. 3. Is ter tafel gebragt en gelezen een schrijven van Burge meester en Wethouders, bevattende eenigc mededeelingen, aan gaande dc in de vergadering van 8 September jl. door den heer van Eijsinga tot hun collegic gerigte vraag, in betrekking tot het niet benoemen van leden der Raadscommissie voor liet toe zigt op- en het beheer van den Stads- of Prinsentuin, bij welk schrijven wordt in overweging gegeven de verordening, waar bij tot instelling der bedoelde commissie i3 besloten, intetrekken. Ter visie, om in eene volgende vergadering tc worden behandeld. 4. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders, om aan eigenaren van huizen in het Zaailand ter overname aantcbieden de strook gronds, gelegen tusschen die huizen en het bouwterrein B. Ter visie, als voren. 5. Is ter tafel gebragt een adres van S. Bergman c. s., in gezetenen dezer gemeente, wonende aan den Wirdumerdijk, naast de sociëteit Amicitia, dd. 13 September jl., houdende klagten over den last, dien zij hebben te lijden van dc aanwezigheid ter plaatse van eene bergplaats van takkebosschcn en andere brand stoffen, mede tot het houden van varkens ingerigt, naar aanlei ding waarvan zij verzoeken, om te besluiten het houden cn mesten van varkens in de bebouwde kom der gemeente bij ver ordening tc verbieden. In handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van be- rigt en raad. 6. Is ter tafel gebragt cn ten fine van bcrigt en raad in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld, een adres van Elisabeth Noorderbroek, weduwe van wijlen Wijbe Oberink, i^ leven concierge in 't gemeentehuis, dd. 19 September jl., hou dende, om daarbij aangevoerde redenen, verzoek haar met een jaarlijksch pensioen of eene gratificatie te willen begunstigen. 7. Is ter tafel gebragt een adres van Johannes Hendrikus van den Broek, kastraakersknecht alhier, dd. 13 September jl., houdende verzoek hem van de betaling van zijn aanslag in den hoofdelijke» omslag, over het dienstjaar 1870, vrijtestellcn. De Voorzitterin aanmerking nemende, dat het kohier der bedoelde belasting alle instantiën heeft doorloopen, en door den adressant tegen zijn daarop voorkomenden aanslag niet is gerec lameerd stelt voor het gedaan verzoek voor niet ontvankelijk te verklaren. Hiertoe wordt met algemeene stemmen besloten. 8. Is ter tafel gebragt een adre3 van A. Y. de Vries, wed.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 1