152 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 20 October 1870. beginsel, dat ieder zoo veel mogelijk voor zich zorge in de kosten van het onderwijs, die trouwens ook al zeer gering zijn, te voorzien. Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten en komt punt 1 van de conclusie van 't rapport der raadscommissie aan de orde, 't welk luidt„Aantenemen dc voorstellen van Burge meester en Wethouders sub a, b, d en e. Punten a en b worden, buiten discussion met algemeene stem men aangenomen. Punt d. De heer Rengers geeft te kennen, dat wel is waar het rap port der commissie aan de orde is, maar daarentegen is het ook waar, dat dit punt zijn oorsprong heeft in het rapport van Bur gemeester en Wethouders. Spr. meent daarom namens het col- legie eenige mededeelingen te mogen doen, ten einde aan een bij de algemeene beraadslagingen geopperd bezwaar tegemoet te komen. De heer Duparc heeft er namelijk op gewezen, dat er reeds f 90 voor de schoolbibliotheken wordt aangewend en daar uit afgeleid, dat met het gedaan voorstel, slechts 60 voor de overige scholen beschikbaar zou zijn. Dit is niet het geval. De bedoeling van Burgemeester en Wethouders is, om, behalve de reeds uitgetrokken sommen, nog ƒ150 voor de armen- en tus- schcn3cholen beschikbaar te stellen. Spr. gelooft, dat dit ook de bedoeling der commissie zal zijn. De heer Jongsma zegt den heer Rcngers dank voor de ge dane mededeeling, er bijvoegende dat het gesprokene geheel in den geest der commissie is. Wanneer nu, zegt Spr., aan de conclusie worde toegevoegd „behalve de reeds uitgetrokken som," dan gelooft hij, dat de zaak gevonden is. De heer Duparc zou er geen bezwaar in zien, om de som voor alle scholen tot op 25U.„ te brengen, als wanneer men aan geen maximum voor iedere school in 't bijzonder gebonden is. Men vergete overigens ook niet, dat voor de scholen, waar bereids bibliotheken aanwezig zijn, niet zooveel noodig is als voor die, waar ze nog geheel moeten worden opgerigt. Spr. stelt daarom voor de som op ƒ250 te stellen. De heer Attema gelooft, dat het voorstel van den heer Duparc wel door de commissie kan worden overgenomen. Den heer Bloembergen komt het wcnschelijk voor te doen uitkomen voor welke school de gelden bestemd zijn. Spr. moet er de vergadering opmerkzaam op maken, dat voor sommige scholen bij de verordening het bedrag is bepaald. Nu zou Spr. het meer rationeel achten, dat ƒ150.,, werd uitgetrokken voor de armen- en tusschenscholen, 't geen dc bedoeling schijnt te zijn ook van de commissie en dat dan die som over alle scholen werd verdeeld. De heer Duparc moet herinneren aan hetgeen hij reeds bij de algemeene beschouwingen heeft gezegd, namelijk dat in de verordeningen van enkele scholen reeds sommen worden genoemd. Zoo is in de verordening voor de burgerschool voor meisjes de som gesteld op 40, voor de school van den heer Strumpel op ƒ50, terwijl de som voor de school van mej. Plaat onbe paald is gelaten. Maar dit belet niets om nu in 't geheel de som op ƒ250 te stellen; daarmede wordt in 't minst niet ge derogeerd aan de bestaande verordeningen, waarin niets dan een maximum is gesteld. Hierop wordt het voorstel van den heer Duparc met alge meene stemmen aangenomen. Punt d, aldus gewijzigd, zoomede punt e worden buiten ver dere discussion zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter het vervolgens noodig achtende de openbare vergadering tijdelijk te schorsen, gaat daartoe over. Na de heropening der vergadering stelt de Voorzitter sub II van het rapport der commissie aan de orde. De heer Jongsma stelt namens de commissie voor punt a ts lezen „Aan te houden het sub c voorgestelde" in plaats van Te verwerpen enz. Dit voorstel, op voorstel van den heer Attema tegelijk in omvraag gebragt met punt II£ wordt met dat punt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Sub III. De heer Rengers zegt, dat het uit hetgeen door de com missie wordt aangevoerd blijkt, dat zij niet zoo zeer tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde wijziging is, dan wel tegen het minder raadzame, om de met veel moeite in het leven geroepen regeling te wijzigen. Teregt wyst de commissie op de in der tijd plaats gehad hebbende breedvoerige discussion. Spr. verklaart dan ook, dat Burgemeester en Wethouders niet dan na rijpe overwegingen tot het gedaan voorstel zijn gekomen, lntusschen moet hij er evenwel aan herinneren, dat, toen de Raad cr toe overging andere schooluren in te stellen, dit niet anders is geschied dan bij een besluit, dat bij loting is geno men, nadat vooraf tot tweemaal toe dc stemmen hadden ge staakt, weshalve het argument van de commissie niet van die kracht is, als het kon zijn, wanneer het betrekkelijk besluit met eene overgroote meerderheid ware genomen. Het blijft daarom bij Spr. overweging verdienen, om het voor stel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen, waardoor de uren worden geregeld in overeenstemming met al de andere scholen. Het ligt voor de hand, dat zoodanige regeling door de ingezetenen met ingenomenheid zal worden begroet, vooral daar vele huishoudingen zich naar dc schooluren moeten regelen. Het geelt eene verstoring in de buishouding, zegt Spr., wanneer op dit tijdstip het eene, op dat weer een ander kind thuis komt. Uit het aangevoerde volgt reeds als van zelf, dat Spr. zich wel zal kunnen vereenigen met hetgeen de commissie onder dit punt subsidiair heeft voorgesteld. Burgemeester en Wet houders hebben dit niet gedaan, omdat bij hen geene klagten ter zake waren ingekomen. Maar uu men toch eenmaal de zaak ter sprake brengt, acht Spr. het met de commissie wenschelijk, dat dan nu ook maar tegelijker tyd do schooluren aan de bur gerschool voor meisjes, waarover, naar hij vertrouwt, de com missie de hoofdonderwijzeres zal hebben gehoord, worden gewij zigd en met die van andere scholen in overeenstemming gebragt. l)e heer Attema wil, afgescheiden van de motiven, die in het rapport ontwikkeld zijn, voor zich persoonlijk opgeven, waarom hij blijft voorstaan de drie schooltijden per dag voor de kinderen van G—12 jarigen leeftijd. Spr. gelooft, dat hier alleen de kwestie is, of voortaan twee-dan wel driemaal schoolzal worden gehouden. De school van den heer Strumpel, zegt Spr., is geworden eene inrigting waarheen de jongens op den ouderdom van 6 jaar worden gezonden en waarop ze tot op dien van 12 jaren verblijven. Hetzelfde is het geval met de burgerschool voor meisjes. En nu meent Spr., dat het uit een hijgiènisch oogpunt beter is, dat de kinderen driemaal daags de school be zoeken. Hij gelooft zich te herinneren, dat dc Raad in der tijd heeft gehad verklaringen van deskundigen, die dit aanbevolen. Naar zijn oordeel is het in het belang der gezondheid van de kinderen, dat ze niet telkens gedurende te vele uren aaneen op de schoolbanken zitten, maar dagelijks 3 maal heen en teruggaan. Dit zijn in 't kort dc hoofdpunten waarom Spr. de mecning is toegedaan de schooluren aan de scholen van mej. van Dam en den heer Strumpel te laten zoo als ze op dit oogenblik geregeld zijn. Hij wenscht bovendien nog te vragen, of niet de ervaring daar is, dat de kinderen met graagte van 57 uur des avonds ter school gaan. Ook veroorzaakt de tegenwoordige regeling GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 20 October 1S70. 153 naar ziju oordeel niet dat ongerijf, als 't welk sommigen daarin zien. Hij hecht zeer aan het denkbeeld, dat de kinderen van 612 jaar niet langer dan 2 uur aaneen ter school worden gehouden. Hij gelooft, zich in dat opzigt te mogen beroepen op vele hijgiènische specialiteiten. Spr. zal er alzoo gaarne toe medewerken om het betrekkelijk voorstel van Burgemeester en Wethouders te verwerpen. Mogt echtor de Raad een ander gevoelen zijn toegedaan en dat voorstel aannemen, dan ook acht hij het van belang dezelfde regeling van schooluren over te brengen op de school van mej. van Dam. De zoo straks door den heer Rcngers gedane vraag, of do betrokken hoofdonder wijzeres daarover is gehoord, moet Spr. ontkennend beantwoorden. De commissie heeft het voorstel daartoe geheel naar eigen in- zigten gedaan. De heer Bloembergen kan zich geheel verecnigen met het ge sprokene door den heer Attema. De door dien Spr. bijgebragte motiven wegen ook hij Spr. zwaar. Ilij zou het niet durven aanbevelen, om de kinderen 3 uur aaneen ter school te laten. Juist het verband, dat cr tusschcn de ondenverpelijke scholen bestaat is voor hem een motief, om niet tot verandering van de lesuren over tc gaan. Er is een beroep gedaan op het gevoelen van hygiënisten. Spr. heeft voor zich eene memorie van de in der tijd in de gemeente bestaan hebbende commissie van ge neeskundig tocvoorzigt, waarin hij leest„Op sommige scholen zijn „de schooluren gesteld van 912 ure 's morgens en 4-7 ,,'s namiddags. Dc commissie oordeelt, dat deze schooltijden te „langdurig zijn. De kinderen zijn gedwongen te lang tc zitten, „hetgeen verkrommingen van den ruggegraad ten gevolge kan „hebben, vooral ook omdat de banken en stoelen niet van leu ningen zijn voorzien." Daar wordt dus, zegt Spr., op het nadeel der lange school tijden gewezen. Men heeft dit later dan ook ingezien en de schooltijden zoo geregeld, dat de kinderen hoogstens 2 uur aan een in de school verblijven. Het komt Spr. alzoo als een be langrijk punt voor daarin verandering tc brengen. Wanneer echter de schoollokalen zoo konden worden ingerigt, dat er ge legenheid bestond om onder den schooltijd gymnastische oefe ningen te houden, dan zou hij minder bezwaar hebben. Maar nu dit niet het geval is, komt hem eene verandering niet ge- wcnscht voor en zal hij daarom tegen het op die verandering betrekking hebbend voorstel stemmen. De heer Duparc is het geheel eens met de beschouwingen vau den heer Rengers. Voor twee jaar heeft Spr. zich ge sel aard aan dc zijde van hen, die de schooluren wenschtcn zoo ze nu geregeld zijn omdat ook hem een schooltijd van 3 uur te lang voor kwam. Maar Spr. gelooft tevens, dat toen het be zwaar meer bcheerscht word door den namiddag, dan wel door den morgen. Men oordeelde, dat een schooltijd van 3 uur na 't gebruik van het middagmaal kwaad deed. Nu moet raeti niet vergeten, dat er reeds twee schooltijden in de weck zijn, die drie uur duren, namelijk 's voormiddags van 912 en wel Woensdags en Zaturdag. Maar behalve dat motief heeft Spr. nog een anderen grond voor de verandering, die hij ook reeds zoo straks heeft aangevoerd. Bij bedoelt het werk, dat door de leerlingen in huis moet worden verrigt. Ook dat punt weegt bij hem zwaar. Het komt hem toch voor, dat, wanneer de leer lingen eerst 's avonds om 7 uur de school verlaten, zij dan tot het verrigtcn van het huiswerk ongeschikt moeten wezen. Spr. moet er voorts nog op wijzen, dat de kinderen van 68jarigen ouderdom eon uur vroeger dan de anderen de school verlaten. Een en ander leidt hem er toe, om zich tc scharen aan de zijde van Burgemeester en Wethouders. Dc heer Westenberg verklaart zich tc vcreenigen met het subsidiaire voorstel der commissie. Spr. brengt in herinnering, dat vroeger, omdat men de kleine kinderen niet le lang achter elkander ter school meende te moeten houden, de tegenwoordige regeling der schooluren is aangenomen. Naderhand heeft men echter de ervaring kunnen opdoen, dat die regeling zelfs door doctoren werd afgekenrd. De heer Attema gewaagde er van, dat de tegenwoordige re geling, wat zijne huishouding betreft, geen bezwaar opleverde. Maar. merkt Spr. op, wanneer men gelijktijdig kinderen heeft op dc hoogerc burgerschool en op de school van den lieer Strum pel of op die van mej. van Dam, dan is het bezwaar van ern- stigen aard. De hoogere burgerschool toch eindigt ten 4 uur rekent men nu, dat dc meeste leerlingen bijna een kwartier noo dig hebben, om 'thuis le komen cn neemt men in aanmerking, dat dc- avondschool bij mej. van Dam of den heer Strumpel reeds om 5 uur weder aanvangt, dan volgt uit een en ander, dat de kinderen die laatstbedoelde scholen bezoeken en toch ook eenigen tijd noodig hebben om zich derwaarts te begeven, naau- welijks een half nur aan tafel kunnen zijn. Daarenboven zijn kleine kinderen direct na den maaltijd on geschikt om te lecren en meest tijd slaperig. Het bezwaar van den beer Duparc over het huiswerk kan Spr. ten volle deeleu. Eindelijk heeft dc heer Attema gezegd, dat het voor dc kin deren goed was 3 maal daags den weg naar de school te maken Dit beweren gaat zeker op bij mooi weêr, maar kan stellig niet worden volgehouden in dagen van regen en koude, die in ons Vaderland maar al tc dikwijls voorkomen. De heer Rengers zegt, dat de bestrijders van het voorstel van Burgemeester cn Wethouders zich hoofdzakelijk op hijgiè nisch terrein hebben bewogen. Spr. zal straks de waarde van die argumenten behandelen, maar wil nog eerst doen opmerken, dat Burgemeester cn Wethouders voornemens zyn de vroegere regeling weder te doen herleven. l)cze immers bragt mede dat de kinderen zes uren daags en wel drie uren vóór en drie ur»n na den eten cp school vertoefden. Daartegen bestonden gegronde bezwaren die nu echter weggenomen zijn, daar de schooltijden op vijf uren daags worden gesteld en voor den eten zullen zijn afgeloopen. Spr. zou wel betwijfelen, of het argument van den heer Bloembergen, ofschoon Lij wil erkennen, dat het uit ccnc goede bron komt, zeer afdoende is. De krommingen van den ruggegraad welke door de geneeskun dige commissie in der tijd wenleu gevreesd, zouden blijkens de aangehaalde woorden grootendecls aan ondoelmatige schoolbanken te wijten zijn; nu deze verbeterd zijn en bovendien het gymnas tisch onderwijs is ingevoerd, gelooft Spr. minder vrees voor die nadeelige gevolgen van het verblijf op dc school le mogen koes teren. Bovendien zegt Spr., is het hoofdargument„regelmatig heid en eenheid in dc huishouding" niet ontzenuwd. Dc heer Attema moge er zich al op beroepen, dat hij niet veel last van de bestaande regeling heeft ondervonden, er zijn ook huisgezin nen waar soms 4 a 5 kinderen verschillende scholen bezoeken, en voor deze is dc bestaande regeling werkelijk ccn groot be zwaar. l)e heer Bruinsma zegt, dat bij dc tegenwoordige regeling het onderwijs aan de hoogere burgerschool om 4 uur eindigt. Die omstandigheid sluit de noodzakelijkheid in, dat ook de an dere inrigtingen van onderwijs op dezelfde wijze worden gere geld. Het komt Spr. althans als een groot ongerief voor, wan neer men zoo nu en dan kinderen te huis krijgt om het mid dagmaal te gebruiken. Nu is het waar, dat het niet goed is, dat de kinderen drie uren aan ccn op de schoolbanken zitten, maar toch oordeelt Spr., dat dit 's morgens niet zoo slim is dan 's namiddags. Hij komt voorts nog op de ongunstige weers gesteldheid waar, vraagt hij, zullen de kinderen het meest van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 7