172 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Douderdag den 10 November 1870. De heer Dirks merkt op, dat dezelfde benaming ook voorkomt in de artt. 28 en 31. Dc heer van Sloterdijck zou van den voorsteller wenschcn tc vernemen, of de onderwcrpelijke benaming werkelijk tot eecige stagnatie aanleiding gegeven heeft. Het komt hem voor, dat met het oog op het art. der verordening onder die dergelijke stoffen niet wel andere bestanddeclen te begrijpen zijn dan afval die men wegwerpt. Spr. gelooft daarentegen, dat «Ie bepaling van andere zelfstandigheden van te algemeeuo betcekenis is en daaronder bijna alles kan begrepen worden. Ilceft nu echter de bepaling werkelijk stagnalie opgeleverd, dan zou dit tot het stel len eener andere aanleiding kunnen geven, maar wanneer dit nu niet het geval is, dan is Spr. van oordeel, dat ze niet minder effect doet dan de bepaling van andere zelfstandigheden." De heer Bminsma geeft te kennen, dat het hem niet met zekerheid bekend is, dat de bepaling stagnatie veroorzaakt heeft maar dit neemt, naar zijne meenir.g niet weg, dat waar men nu j de verordening toch herziet, er op bedacht te wezen. Spr. gelooft, rlat de heer van Sloterdijck hem zal willen toestemmen, dat der gelijke stoffen niet altijd ziet op puin enz. De Voorzitter vraagt of het voorstel van den heer Bruiosma wordt ondersteund. Geea der leden het voorstel ondersteunende blijft het buiten verdere behandeling. Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling van het ontwerp besluit tot wijziging van de verordening op de marktpolitie. Punt a wordt buiten discussie met algemcenc stemmen aan genomen. Punt b. De heer Bminsma meende, dat het de bedoeling was het in behandeling gebragt besluit niet dadelijk af te doen. De Voorzitter ziet daarin niet het minste bezwaar men zal later, wanneer dit noodig blijkt te zijn, de verordening op nieuw kunnen wijzigen. De heer Jongsma vestigt de aandacht op de bij de stukken overgelegde missive van het hoofdbestuur der Friesche maatschap pij van Landbouw, waarin de voorgestelde wijziging gevraagd wordt onafhankelijk van de wijziging van het terrein. Hoe dat terrein ook worde gewijzigd, de Maatschappij acht het geraden de voorgestelde verdeeling toe te passen. De heer Bruinsma kan het niet goedvinden om, gelijk het voorstel dat wil, de kalveren te plaatsen tusschen de koeijen en ossen. Hy wijst op het groot aantal kalveren, dat op sommige marktdagen aangevoerd wordf. Verder doet hij uitkomen, dat op de plaats, waar men nu de kalveren zou willen plaatsen, de leuningen te hoog zijn, zoodat ze als 't ware er aan hangen. Hij vindt het veel beter de kalveren op eene andere plaats te bren gen. Ook heeft hij bezwaren tegen de plaatsing der stieren aan dc westzijde. Hij zou ze liever aan den anderen kant plaatsen, van waar ze gemakkelijker kunnen worden weggeleid. Nog liever zou hij de plaatsen niet zoo bepaald aangewezen willen hebben, maar dit naar gelang van omstandigheden regelen. De beer Jongsma verklaart, dat het verre van hem is de be denkingen van den heer Bruinsma ligt te achten. Hij heeft zich daarom dan ook met eenige zijner medeleden der commissie ver staan en is het hun voorgekomen, dat het wen9chclijk mag worden geacht het ontwerp-besluit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, om deswege te dienen van berigt en advies. Indien de Voorzitter daartegen geen bezwaar heeft, zou Spr. willen voorstellen daartoe te besluiten. Nadat de Voorzitter verklaard bad zich met het gevoelen der verdere leden van de commissie te kunnen vereenigen, wordt het voorstel met algemeene stemmen aangenomen. Het naar aanleiding van de voorstellen der commissie sub 1 genomen besluit is van den volgenden inhoud De Raad der gemeente Leeuwarden, Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tot wijziging en aanvulling der verordening betrelfendc de instandhouding enz. der openbare wegen, bruggen enz. tot dc gemeene dienst van allen bestemd, in de gemeente Leeuwarden. Gezien de voordragt van «le vaste Raadscommissie tot het oot- werpen der verordeningen waarbij straf is bedreigd. Gezien de artikelen 161 tot 167 der Gemeentewet. Besluit: a. In art. 13 vervallen de woorden „of den pachter der haard- asch en vuilnis b. In art. 13 vervallen de woorden, daartoe gesteldenen worden in de plaats daarvan gesteld de woorden „daartoe aan gestelde -personen c. In art. 15, worden achter het woord politieingevoegd de woorden „of van die der stadsreiniging.'* d. In art. 17 vervallen de woorden van wege de gemeente of den pachter der haardasch en vuilnis aangestelde aschlieden en worden in de plaats daarvan gesteld de woorden van wege de gemeente aangestelde reinigers.** e. In artikel 18 wordt het woord „aschlieden' ver rangen door het woord stadsreinigers f. In artikel 19 worden de woorden „*s namiddags te twee urevervangen door de woorden s middags te twaalf ure." g. In artikel 20 wordt het woord aschlieden vervangen door het woord stadsreinigers h. Artikel 21 vervalt, en de nummers der volgende artikelen worden dientengevolge allen dienovereenkomstig veranderd. i. Artikel 22 oud, thans artikel 21 luidt: „Het is aan iederbehalve aan de stadsreinigers verbodenna negen ure des morgens binnen de bebouwde kom der gemeente asch of vuilnis aan de huizen op te halen of te vervoeren. De stadsrei nigers daarentegen kunnen dit verrigten tot twaalf ure 's middags." j. Artikel 23 oud, thans artikel 22, luidt Het is verboden bij het ophalen of vervoeren van asch of vuilnis behalve stalmestlangs de straten of wegen binnen de bebouwde kom der gemeente van andere wagensschuiten of voertuigen gebruik ie maken, dan die ingerigt zijn volgens de door Burgemeester en Wet houders te geven vootschriften. Deze wagensschuiten of voer tuigen mogen niet meer dan strijkelings volgeladen worden en moe ten telkensnadat de te vervoeren stoffen daarin zijn gebragtxcor- den gesloten of overdekt. De bedoelde wagensschuiten of voertuigen mogen niet in gebruik gesteld worden, dan na vooraf door den gemeente-ar chit eet of onder architect in tegenwoordigheid van den commissaris van politie te zijn geschouwd en van een teeken van goedkeuring voorzien, leder zoo danige wagen, schuit of voertuig moet telken drie maanden op door de genoemde ambtenaren te bepalen tijd en plaats aan deze, ter herkeuringworden aangeboden en mag verder niet worden gebruikt, dan na op nieuw te zijn goedgekeurd. Op ingezetenen, die de eigen asch of vuilnis van uit hunne huizen naar elders willen vervoeren, zijn de bepalingen van alinea 2 e» 3 van dit artikelten aanzien van de daartoe te bezigen vervoermid delen, niet van toepassing k. Art. 29 oud, wordt onder nummer 28 vervangen door het volgende artikel Het is verboden tusschen Zalurdags middags twaalf ure en *s Maandagspuin, keizei, aarde of dergelijke stoffen op de daar voor bestemde openbare plaatsen te brengen." GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 November 18 <0. 173 Aan artikel 50 oud, thans artikel 49, wordt toegevoegd de volgende alinea „Stieren mogen niet anders dan aan touwen en ieder afzonderlijk worden geleid langs de openbare straten of wegen." Van art. 63 oud, thans artikel 62, worden tie tweede, derde en vierde alinea's gelezen als volgt „met eene geldboete van fl tot f 10, de overtredingen van de artikelen 1, 20, 22, 25, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 41 en en 42 „met eene geldboete van f 1 tot f ft de overtredingen der arti kelen 2, 11, 14, 15, 21, 23, 24, 26, 29, 43, 46, 48, 50, 51, 52, 53. 54, 56 en 57 „met eene geldboete van 1 tot f 3 de overtredingen van de artikelen 3, 4, 5, 8, 9, 12, 13, 16, 27, 28, 39 en 49." Aan artikel 64 oud, thans art. 63, wordt toegevoegd de volgende alinea „De zorg voor de, naleving der bepalingen, vervat in de artikelen 6, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 en 30, wordt op gelijke wijze opgedragen aan den directeur en de opzigters der stadsreiniging." 27. Aan de orde is het voorstel van Burgemeestejf en Wet houders, tot wijziging van hst reglcrncut op het bestuur van het nieuwe stads weeshuis, waarbij wordt voorgesteld De artt. 1, 2 en 3 van het reglement op het bestuur van het nieuwe stads weeshuis te Leeuwarden, vastgesteld den 14 Julij 1855 cn, voor zooveel de daarbij genoegde tabel der beambten en bedienden betreft, gewijzigd den 26 September 1861 en 10 October 1867, tc vervangen door de volgende bepalingen Art. 1. De instelling, het nieuwe stads weeshuis te Lceuwar den, heeft ten doel arme stadsweezen in een daartoe bestemd gesticht tc verplegen en op tc voeden. Aft. 2. Voor wcezen worden gehouden zij, wier ouders zijn overleden of bij rcgterlijk vonnis vermoedelijk overleden verklaard en, in geval het onechte door den vader niet erkende kinderen zijn, wier moeder overleden of vermoedelijk overleden verklaard is. Voor stadsweezen worden gehouden zij, wier ouders of van wie de langstlevende der ouders of, zoo het onechte door dc» vader niet erkende kinderen zijn, wier moeder tijdens haar overlijden te Leeuwarden woonden, onverschillig of dat overlijden aldaar of elders plaats had. Art. 3. Geen wcezen worden in het gesticht opgenomen, dan wier opneming, na een door of van wege Burgemeester cn Wet houders ingesteld onderzoek omtrent het bij art. 2 vereischte, door dezen is gelast. Deze last wordt echter niet verstrekt, dan na alvorens tic voog den, in het belang van het gesticht, te hebben gehoord. De voorgestelde wijzigingen artikelsgewijze in behandeling ge bragt zijnde, worden buiten discussion met algemcenc stemmen aangenomen. 28. Wordt in behandeling genomen het voorstel van Burge meester en Wethouders, op het adres van W. en P. Visser. visscher6 alhier, houdende klagten, dat door sommige fabrieken voor de visschen nadcelige bestanddeelen in het water worden afgevoerd en verzoek daarin zoo mogelijk te voorzien. Pe vergadering, zich met de conclusie van het voorstel ver- eeuigende, heeft buiten discussien met algemeene stemmen besloten Aan de adressanten te kennen te geven, dat bij naauwgezet onderzoek gebleken is, dat de buitengewone sterfte van visch in de stadsgrachten en verdere 'publieke gemeentewateren, uict is veroorzaakt door den afvoer van verschillende bestanddeelen van fabrieken binnen deze gemeente in de stadsgrachten, speciaal ook niet van dc stroo-papierfabriek, zoodat niet aan hun in het adres uitgedrukt verzoek door het bestuur dezer gemeente kan worden voldaan, onder tekennengeving echter dat, indien zij mogten vcr- meenen, dat de oorzaak van die buitengewone sterfte van viseh kan worden toegesclireven aan afvoer van nadeelige bestanddeelen door dc stroopfabriek van den heer Adema te Huizum, zij zich met hunne bezwaren hebben te wenden tot het bestuur der ge meente, waarin die fabriek gelegen is. 29. Wordt in behandeling genomen het voorstel van Burge meester cn Wethouders, tot verhooging der vergoeding voor huU- huur aan den wachter bij de Prins Ilendrikbrug. Den heer Brnnger komt bet voor, dat dc wachter door de toe legging eener vergoeding van ƒ2.00 per week schade zal lijden. Immers,'hij kan geene woning beneden 2.25 krijgen. Spr. zou van oordeel zijn, dat de vergoeding ook op dat bedrag moet worden vastgesteld. De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgemeester en Wethou ders gemeend hebben, dat met het oog op het gebruik, dat dc wachter van de nu door hem gehuurde woning maakt, cer.e ver goeding van j 2 als voldoende is aan te merken. Behalve toch dut de brugwachter met zijn eigen gezin van de woning het gebruik heeft, is hij thans in de gelegenheid zijne moeder bij zich in tc nemen. Bovendien is hij met het aanhangig voorstel bekend, waarin hij bereids heeft toegestemd terwijl het voorts maar een tijdelijke maatregel is, die binnen kort, wanneer bij de brug eene wachterswoning gesticht is, zal ophouden. Hierop wordt dc conclusie van 't voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen, zoodat is besloten Dc wckclijksche vergoeding voor huishuur voor den brugwach ter der Prins Ilendrikbrug alhier tc bepalen op f 2 en zulks te rekenen van den I Augustus jl., den tijd, waarop hij voor huis huur een bedrag van f 2.25 per week heeft betaald. 30. In behandeling wordt genomen bet voorstel van Burge meester en Wethouders, tot verbooging van dc door de gemeente, ten behoeve der stads bank van leening opgenomen gelden, waarvau de conclusie luidt In 2 litt. a der bepalingen, regelende de comptabiliteit van den gemeente-ontvanger met de spaarbank te Leeuwarden, vast gesteld bij raadsbesluit van 19 Mei 1853, no. 6/32 en gewijzigd, bij raadsbesluit van 30 Maart 1854, no. 4, worden de woorden „vier ten honderd" vervangen door „hoogstens vier en een half ten honderd." De heer van Sloterdijck wenscht van deze gelegcuheid gebruik tc maken, om de aandacht te vestigen op de omstandigheid, (lat hier in de finantiële administratie ten opzigte van het doen van voorschotten aan de stads bank van leening, een misbruik plaat9 heeft. Spr. bedoelt de omstandigheid waarop hij niet voor het eerst, maar ook reeds vroeger de commissie van administra tie heeft gewezen - dat de gemeente hier geld tegen 4 °/0 bij de spaarbank opneemt en dat weder tegen 50/o aan de bank van leening ter leen geeft. Het profijt van 1 valt der gemeente ten deel. Spr. heeft zich afgevraagd, of hierin ook verbetering is aan te brengen, en daartoe geeft hem de aanvraag van direc teuren der spaarbank, om verhooging der rente, eene gcreede aanleiding. De bepaling van de door de gemeente aan de spaarbank te betalen rente berust in de comptabiliteit tusschen den gemeente-ontvanger en die bank, welke comptabiliteit door den Raad is vastgesteld. Daarentegen is het mout: nt van de door de bank van leening aan de gemeente te betalen rente geregeld bij de comptabiliteit van die bank met den ge meente-ontvanger vastgesteld. Die comptabiliteit, zegt Spr., is geregeld bij door Gedeputeerde Staten goedgekeurde bepalin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 4