178 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 24 November 1870. Er wonen o. a. een paar leeraren van de hoogere burgerschool; een ambtenaar ter stedelijke Secretarie woonde zelfs te Huizum. Spr. ziet dus niet het minste bezwaar tegen de benoeming van den lieer van Sloterdijck. Hierop wordt tot de stemming overgegaan, die tot resultaat heeft dat de heer rar. W. A. van Sloterdijck met 11 stemmen tot voogd is benoemd gewordenvan de overige stemmen waren er 5 op den heer J. van Leeuwen en 2 op den heer mr. C. W A. Buraa uitgebragt, terwijl 1 briefje blanco werd bevonden. Vervolgens wordt overgegaan tot do benoeming van eene voogdes, waarbij mevrouw S. S. Houwink-—Adaraa met 16 stem men werd herbenoemd, mevr. A. BeekkerkHamerster Dijkstra 2 stemmen en mevr. A. BergsmaSchneitter 1 stem erlangde. 10. Wordt overgegaan tot de benoeming van twee voogden der stads armenkaraer waartoe zijn benoemd de hecren II. Al- barda Szn. en T. Gratama, die elk 16 steramen bekwamen, ter wijl op elk der hoeren J. Reerink en II. Lam 2 stemmen waren uitgebragt. 11. Overgegaan zijnde tot de benoeming van twee leden der plaatselijke schoolcommissie, zijn daartoe benoemd de hoeren O. Schreuder cn G. Menalda Azn., de eerste met 18, de laatste met 17 stemmen de heer dr. G. Bisschop bekwam 2 stemmen en de heer II. A. Middelburg I stem. De heer Zeper verlaat de vergadering en draagt het voor zitterschap aan den heer Bminsma over. 12. Aan de orde is dc benoeming van een lid der commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs; daartoe is bij de plaats gehad hebbende stemming, waarbij een briefje blanco werd be vonden, de heer jhr. rar. W. E. Engelen met 17 stemmen her benoemd. De ueer Zeper neemt het voorzitterschap wêer over. 13. Wordt overgegaan tot de benoeming van twee leden van dc commissie van toezigt op het stads werkbuis de uitslag van de daartoe gehoudene stemmingen is geweest, dat de hoeren G. dc Chateau en R. Attema, respcctivelijk met 17 en 18 stera men tot leden der commissie zijn herbenoemd gewordende heeren G. T. C. Sobrakamp, J. II. G. Jansen cn A. T. Haagsma verkregen ieder 1 stem. 14. Ter vervulling der vacature, ontstaan door liet in do vorige vergadering door het vcrleenen van eervol ontslag aan den heer rar. E. Jongsma, als curator van 't stedelijk gijmnasiura, wordt met 16 steramen benoemd, de heer rar. I. Telting de heer ds. A. Diemont erlangde 3 stemmen. 15. In behandeling komt het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van 't reglement op het stads zieken huis. De voorgestelde wijzigingen, achtereenvolgend in rondvraag gebragt, worden buiten discussiën jnet algeracene stemmen aange nomen, zoodat is besloten Het reglement op het stads ziekenhuis, vastgesteld den 11 December 1856 en gewijzigd den 27 October 1864- en 12 Janu- arij 1865 nader te wijzigen als volgt: Art. 15 litt. a te lezen in plaats van „de twee stads docto ren," ,,de drie stads doctoren" enz. Art. 24 alinea c te doen vervallen. Art. 25 te lezen als volgt alinea 2 „die, genoemd onder litt. a en b, op last van den stads genees- of heelkundige." alinea 4, die, onder litt. f genoemd, op een lastbriefje van den daartoe aangewezen stads genees- of heelkundige of van een der stads vroedvrouwen, ingeval de vrouw overigens valt in de categorie van de sub a cn b genoemde personen cn enz, alinea 6. Wanneer Burgemeester en Wethouders, bij het ont staan van eene besmettelijke ziekte in een of meerhuisgezinnen, na daaromtrent van een of meer der stads geneeskundigen of van de Vereeniging ter bevordering van volksgezondheid inge wonnen advies, oordeelen, dat er noodzakelijkheid bestaat de daardoor aangetaste lijders in het ziekenhuis to doen opnemen, kan door den Burgemeester de vereischte last tot opname worden gegeven. Artt. 26 en 27 te doen vervallen. Art. 28 te lezen: „l)e kosten van verpleging van zieken bedoeld bij art. 23 litt. d en e zijn als volgt, voor enz." Sub 1 van art. 28 te doen vervallen. Sub 4 van dat art. te lezen „Voor het gebruik van het sleedje zullen de administratiëc 6ub 3 vermeld cn die voor eigen rekening, vermeld sub 2, nog betalen 50 cents. 16. Wordt in behandeling genomen het voorstel van Bur gemeester en Wethouders, op het adres van P. Schmidt Schaal! en 19 andere ingezetenen der gemeente Leouwarderadeel, hou dende verzoek verbetering aan te brengen aan den weg naar de Bontekoe. Do heer vain Eijsinga vraagt, of deze zaak niet gevoegelijk gelijktijdig met de gemeentebegrooting behandeld kan worden, omdat ze met in het rapport van het onderzoek der bcgrooting gedane voorstellen zamenhangt. l)e Voorzitter heeft cr niet zoozeer tegen, om de behandeling dezer zaak met die van de begrooting te doen zamengaan maar toch meent hij, dat het beter is haar nu maar af te doen de zaal: blijft daardoor den gewonen loop volgen. De heer Rengers vereenigt zich met het gevoelen van den Voorzitter. Hij wenssht dc gewone wijze van handelen in acht te nemen. Wordt nu de zaak uitgemaakt dan behoeft men er bij de begrooting niet op terug te komen. Nadat dc heer van Eijsinga hierop had verklaard, dat hij zich geene partij in opzigte tot de behandeling der zaak wil stellen en ook alleen slechts als opmerking de aanhouding er vau heeft in 't midden gebragt, wordt tot cic behandeling van het voorstel overgegaan cn de conclusie daarvan met algcmeenc stemmen aangenomen, zoodat is besloten a. Hoofdstuk III, afd. I, art. 1 litt. b der gemeentebegroo ting, dienst 1871, „onderhoud der straatwegen naar de Bonte koe en dc begraafplaats," waarvoor een bedrag van ƒ500 is aangebragt, tc verhoogen met ƒ300 cn derhalve te brengen op ƒ800. b. Aan dc adressanten tc kennen te geven, dat aan hunnen in het request uitgedrukten wcnsch zal worden tegemoet ge komen. 17. Wordt in behandeling genomen het voorstel van Burge meester cn Wethouders tot onderhandsche verhuring van den Ilarlingerstal lot bergplaats voor petroleum. De heer Brunger komt de huursom van f 80 te laag voor. Hij gelooft, dat hier, gelijk de architect voorstelt, wel eene huur van ƒ100 raag worden bedongen. De heer Rengers kan namens het collegia van dagelijksch bestuur mededeelen, dat het getracht heeft eene hoogere som te bedingen doch dat de betrokken persoon zich daartoe on genegen betoonde. Dit verklaart zich hieruit, zegt Spr., dat er thans elders in de gemeente gelegenheid tot het opslaan van petroleum bestaatdaardoor is concurrentie ontstaan, die na tuurlijk op den, huurprijs van invloed moet zijn. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 24, November 1870. 179 f De Voorzitter stemt toe, dat de architect heeft voorgesteld, ƒ100.00 te vragen; maar tevens moet hij opmerken, dat er aan toegevoegd is, om voor 't geval de huurder daartoe ongene gen mogt zijn, het te verhuren gedeelte voor 80.00 af te staan. Men heeft het beproefd 100.00 te bedingen, doch, zoo als reeds is opgemerkt, de lieer Reerink wilde zoodanige som niet betalen. De heer Wiersma komt ter vergadering. De heer Gorter heeft gehoord, dat het gebouw niet doel matig tot het bergen van petroleum is ingerigt. Wanneer het meer met de vereischten van eene bergplaats van petroleum overeenkomende was ingerigt, dan zou Spr. meenen, dat het ook veel meer zou kunnen opbrengen. Het zit hem hoofdzakelijk hierin, dat het in 't gebouw te warm is. Spr. zou wel willen, dat ter zake voorzieningen werden genomen. Hij zal zich iu- tusschen niet tegen het voorstel verklaren. Dc Voorzitter geeft tc kennen, dat hetgeen de heer Gorter opmerkte, hem nog nimmer is ter oore gekomen, en dat evenmin de architect daarvan kennis draagt. Hoewel 't zeer mogelijk is, dat de frischheid van 't gebouw is te verbeteren, meent Spr. echter, dat deze voor 'toogenblik ook wel als voldoende is aan tc merken. Ilij zal niet verder daarover uitweiden, omdat de heer Gorter reeds verklaard heeft, zich met het voorstel tc zullen vereenigen. Hierna wordt de conclusie van 't voorstel met algemeene stem men aangenomen, zoodat is besloten Voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten, Burgemeester en Wethouders te magtigen, aan den heer J. Ree rink Dzr.., handelaar te Leeuwarden, het thans door hem in huur gebruikt wordend gedeelte van den Ilarlingerstal, op nieuw voor één jaar te verhuren tegen eene huursom van ƒ80.00. 18. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragt rapport van de commissie, belast geweest met het onderzoek van de bcgrooting der stads-armenkamer, voor de dienst 1871. Overeenkomstig de conclusie van dat rapport wordt, buiten discussiën, met algemeene steramen besloten lo. Goed te keuren de bovenvermelde begrooting, in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van f 40,517.87. 2o. Het voor 1871 aan de stads-arracnkamcr tc verleenen subsidie te bepalen op de som van ƒ35.125.20. 19. In behandeling genomen zijnde het rapport van do com missie, omtrent het onderzoek van de rekening der dienstdoende schutterij, over 1869, is overeenkomstig de conclusie daarvan, buiten discussiën, zonder hoofdelijke stemming besloten lo. Die rekening goed tc keuren in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van 3691,05 J/2* 20. Haar tot finale goedkeuring te zenden aan heeren Gede puteerde Staten van Friesland. 20. Aan de orde is het rapport van de commissie, in wier handen ten fine van onderzoek is gesteld dc begrooting van ad ministratiekosten der Stads bank van leening, voor 1871. De vergadering, zich vereenigende met de conclusie van t rapport, besluit eenstemmig De begrooting der administratiekosten van dc Stads bank van leeuing, voor het dienstjaar 1871, goed tc keuren in uitgaaf tot een gezamenlijk bedrag van 6825.00. 21. De Voorzitter brengt in behandeling het in de vorige vergadering door den heer van Ejjsinga ingediend amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omtrent de Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. onderhandsche verpachting van de opkomsten van den tol gabel no. 1 aan den kunstweg van Leeuwarden naar Hijum, luidende als volgt a. In de conclusie van Burgemeester en Wethouders de woor den „voor den tijd van drie jaren cn alzoo tot 12 Mei 1874" te wijzigen als volgt „voor den tijd van een jaar en alzoo tot 12 Mei 1872." b. Aan die conclusie onder litt. b toe te voegen Burgemeester en Wethouders uit tc noodigen, gedurende eren- genoemd tijdvak bij hunne ambtgenooten van Leeuwarderadeel stappen te doen, om opheffing te verkrijgen van den tol gabel no. 1, op den kunstweg van Leeuwarden naar Hijum, zoo noodig tegen afstand dezerzijds van het l/4 der opbrengst van den tol gabel no. 2. De heer Bloembergen zal zich kunnen vereenigen met punt a van het amendement, omdat hij het in allen gevalle zaak re kent met het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel onderhande lingen aan te knoopen omtrent de opheffing van den tol, zoo mogelijk aan beide gabellen. Evenwel moet hij opmerken, dat daaraan belangrijke bezwaren in den weg staan, vooral in de opoffering die de gemeente zich zal hebben te getroosten deze zal zeer zeker vrij aanzienlijk zijn. Spr. wil echter zijne opmer kingen ter zake besparen tot de behandeling van punt b. De heer van Eijsinga wenscht tot nadere toelichting van zijn amendement nog iets in 't raidden te brengen. Hij zal echter niet treden in eene herhaling van de bezwaren, die hij reeds in de vorige vergadering heeft opgenoemd hij zou anders die be zwaren met nog eenige kunnen vermeerderen, die ook zouden doen zien, dat de lol op de tegenwoordige plaats werke lijk eene onbillijkheid is, niet alleen voor de personen, die er digt bij wonen, maar in het algemeen. Een enkel feit, waaruit de belemmering in de circulatie voor de ingezetenen der gemeente, aldaar woonachtig, blijkt is, dat zelfs voor liet vervoer van lijken naar de algemeene gemeentelijke begraafplaats langs het tolhek tol moet worden betaald. Dit alleen tot nadere toelichting zijner bezwaren tegen den-tol. Overigens geeft Spr., tot appreciatie van de beteekenis van 't amendement, te kennen, dat in dc bepaling van de verlenging van het contract voor den tijd van een jaar, ligt opgesloten de bedoeling, om de zaak gedurende dat tijdsverloop gaande te houden terwijl bij aanneming van de tweede alinea de Raad daarmede zijn gevoelen zal uitspreken, dat de bedoelde tolhef fing onbillijk, do opheffing alzoo wenschelijk is, en, waar aan Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen, te dien einde stappen te doen bij het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel, deze daarvoor de meest ernstige vertogen van den Raad zullen bijbrengen. Voorshands wil Spr. niet verder hierover uitweiden, omdat het denkbeeld tot dus verre nog niet bestreden is. Punt a van het amendement wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. Punt b. De heer Bloembergen heeft bezwaar tegen het slot van het punt, omdat daar bepaald reed9 wordt aangegeven het bedrag, dat men dezerzijds wil afstaan om tot opheffing van den tol te geraken, namelijk het '/4 van de opbrengst aan gabel no. 2. Spr. acht het verkieslijk niet uit te spreken waarin de opoffering zal bestaan, maar daaromtrent te bepalen, dat de gemeente zich desnoods eenige opoffering wil getroosten. Hij meent dit aan den geëerden voorsteller in overweging te moeten geven, omdat hy gelooft, dat men met de hier bedoelde opoffering kwalijk het voorgenomen doel zal bereiken, uit aanmerking van het verlies dat de gemeente Leeuwarderadeel, in verhouding tot de gemeente Leeuwarden, zich zal moeten getroosten. Men moet niet uit het 49

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2