196
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 26 November 1870.
l)e heer Jongsma kan de redenering van den heer Westenberg
tot de zijne maken, slechts met dit onderscheid, dat het aange
voerde dan alleen van toepassing is, wanneer de gemeente een
huis voor pleizier ging zetten. Hier is 't echter een ander ge
val. De gemeente is genoodzaakt te bouwen en met 't oog
daarop zou Spr. durven betwijfelen, of de gestelde bepalingen
haar kunnen verpligten een groot huis te stichten waar
ze maar eene eenvoudige brugwachterswoning behoeft. Spr.
kan derhalve zich vereenigen met de woorden, die hieromtrent
in het rapport worden aangetroffen.
De heer Rengers kan nog als motief voor dezen post aanvoe
ren, dat de woning komt te staan op eene der meest gezochte
punten van de stad. Hij gelooft, dat het stichten eener flinke
huizinge daar ter plaatse, voor de gemeente geene sleehte geld
belegging zal zijn en acht hier dus de omstandigheden van zoo
bijzonderen aard, dat de afwijking van een overigens goed prin
cipe, allezins gcregtvaardigd wordt.
De heer Gorter merkt op, dat men wel acht dient te slaan
op de grootte van den grond, die men hier ter zijner beschikking
heeft. De grond heeft slechts eene breedte van 6.80 meter;
neemt men nu in aanmerking, dat er aan den voorkant tot het
vormen van een ronden hoek een straal van 1.25 meter getrok
ken wordt, dan verkrijgt het gebouw aan den waterkant eene
breedte van nagenoeg 5.55 meter. Het huis wordt alzoo uiterst
smal en bij de hoogte van twee verdiepingen, zal er, naar het
Spr. voorkomt, eer een misstand verkregen, dan de welstand be
vorderd worden. Ook moet men niet uit het oog verliezen, dat het
huis zich ter oostzijde aan den tuin van den heer de With aan
sluit. Ware het nog, dat er ook aan die zijde huizen stonden,
zoo zou Spr. minder bezwaar maken, om ook de brugwachters
woning op eene eenigzins grooterc schaal aan te leggen.
De heer Bminsma vereenigt zich geheel met den heer Wes
tenberg. Wil men consequent handelen, dan dient de gemeente
ook de bouwconditicn te volgen. Spr. moet er nog op wijzen,
dat het overig gedeelte van den grond reeds verkocht is. Wat
zal men, zoo vraagt hij, nu doen met den grond die niet voor
de stichting der brugwachterswoning noodig is? Z. i. is die te
klein om daarop het een of ander gebouw te zetten. Men
zal alzoo eene opene plek of een blinde muur krijgen.
De heer Bloembergen zal zich voor den uitgetrokken post
verklaren, niettegenstaande hij vroeger het denkbeeld voorgestaan
heeft eene gewone brugwachterswoning te bouwen. Dat voorstel
is in der tijd niet aangenomontengevolge daarvan heeft men
minder grond verkocht en zooveel overgehouden, dat Spr. het
nu minder goed zou oordeelen daarop een gebouw van slechts
eene verdieping te bouwen. Spr. zal dus voor liet voorstel stem
men, alleen met het oog op hetgeen is voorafgegaan, doch
geenzins als*zoude de gemeente gehouden zijn een gebouw van
twee verdiepingen te stichten.
De heer Wiersma heeft, toen deze zaak het eerst ter sprake
kwam, zich reeds verklaard tegen het bouwen van zoodanig huis
als door Burgemeester en Wethouders bedoeld wordt. Zijne
opinie ter zake heeft sedert geene verandering ondergaan- Nog
steeds is hij van oordeel, dat het voor de gemeente onnoodig
is daar zoodanig groot gebouw te stichten. Dc bouwconditicn acht
hij in dezen voor baar minder verbindend. Men moet er wel op
letten, dat dc gemeente eene brugwachterswoning hebben moet,
en dat deze op den hoek van de straat gesticht moet worden,
behoeft, maar Spr. meent, geen verder betoog. Juist om de
schepen te kunnen zien aankomen moet dc brugwachterswoning
op liet hoekterrein worden opgetrokken. Maar nu lette men er
wel op, dat brugwachterswoningen nimmer tot sieraad enkel
uit behoefte gesticht worden, en daarom ook is Spr. van gevoelen,
dat men bij het stichten daarvan niet aan de bepalingen voor
het stichten van woonhuizen onderworpen is. Bovendien wan
neer men zich dc moeite geeft de in andere steden aanwezige
brugwachterswoningen in oogenschouw te nemen, dan vertrouwt
hijdat daaronder wel een model zal worden aangetroffen,
dat op deze plaats aan den welstand niet zal schaden terwijl
men er ook met eene som van ƒ2500 nog wel eenig sieraad kan
aanbrengen.
Er is aangevoerdzegt Spr., dat het bouwen van een
woonhuis als bedoeld wordt eene goede speculatie zal zijn.
Hij geeft dit toe, zelfs gelooft hij, dat de waarde van de pauden
in de Prins Hendrikstraat, die op 't oogenblik nog niet overdre
ven is, met den tijd veel zal toenemen maar dan moet hij toch
met den heer Jongsma eindigen, dat de gemeente niet noodig
heeft dergelijk huis te bouwen en zich, door dat te doen, in
eene verkeerde rigting beweegt.
De heer Dirks wijst er op, dat in der tijd het voorstel tot
verkoop van deu niet voor het stichten der woning benoodigden
grond met 13 tegen 4 stemmen is aangenomen. Ilij meent zich
tc herinneren, dat men toen onder den indruk verkeerde, dat
liet te stichten gebouw yOOO zou moeten kosten en dat er toen
is aangevoerd, dat liet voor de gemeente geene goede geldbeleg
ging zoude zijn. Ilel heeft Spr. daarom genoegen gedaan dat
er nu maar ƒ7000 voor uitgetrokken wordt en dat ook de heer
Wiersma zich heeft aangesloten bij de opinie van den heer Ren
gers, dat het bouwen van de voorgestelde woning eene goede
speculatie zal zijn.
De heer Attema moet den laatsten Spr. opmerken, dat hij
het met hem niet eens is, dat bij het besluit tot verkoop van
den grond ook reeds in stemming zou zijn gebragt het punt,
't welk op 't oogenblik in behandeling is. In de commissie van
rapporteurs was men dat aanvankelijk van meeningdoch het
is haar gebleken niet het geval te zijn en dat slechts alleen be
paald is de oppervlakte, die van den grond verkocht zoude worden.
Wel is in der tijd over de bouwing eener brugwachtcrswoniug gespro
ken, doch een besluit daaromtrent is niet genomen integendeel
er is nog gezegd, dat door het toen genomen besluit de kwestie
van dc te stichten brugwachterswoning ongeprejudicieerd bleef.
Hierop is de commissie van rapporteurs afgegaan en heeft zij
overwogen, of er dergelijk huis gesticht moest worden. De
vraag, bij de commissie gesteld, betrof alleen, of er een huis,
dan wel eene brugwachterswoning zou worden gesticht. En deze
vraag is bij de commissie met meerderheid van stemmen ter.
gunste van het laatste beslist. Wat Spr. persoonlijk betreft,
moet hij verklaren, dat naar hij meent hier wel eene nette, niet
te veel met den welstand strijdende brugwachterswoning is te
bouwen, b. v. als bij de Noorderbrug bij Camstraburen, 't welk
naar 't hem voorkomt een net gebouwtje is. Ook van de wo
ning bij de Vrouwenpoortsbrug kan men niet zeggen, dat zoo
danige woning misstaat. Menigmaal is Spr. deze woningen pas-
seerd, doch nog nimmer is T hem opgeveWen, dat zij wat den
welsfaud betreft hinderlijk zijn. Hoe 't ook zij bij de meer
derheid van de commissie wou het er maar niet in, dat de ge
meente zich in eene goede rigting beweegt door hier zoo'n groot
gebouw tc zetten. In hoeverre nu do gemeente aan de be
staande bouwvoorwaarden gebonden is, Spr. gelooft, dat zelfs dc
voorstanders van liet bouwen van een huis van /'7000 daaraan
niet zooveel zullen hechten. Hij is van oordcel, dat het een
groot onderscheid maakt, waar dc gemeente een gebouw voor de
publieke dienst slicht of wanneer particulieren op die terreinen
woonhuizen bouwen.
Da heer Wiersma, hoewel erkennende, dat het weinig ter
zake afdoet, kan toch niet nalaten den heer Dirks te rcüucrcn
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Zaturdag den 26 November 1870.
197
IIij vangt aan met te zeggen, dat zijne overtuiging in deze zaak
dezelfde is gebleven, zoodat er wel niet van inconsequentie sprake
kan zijn. Toen toch dc vorige keer de zaak in bespreking was,
was er bij dc stukken aanwezig eene verklaring van den archi
tect, dat de te bouwen huizinge ƒ7500 moest kosten. Spr.
heeft toeu aangevoerd, dat die som wel op ƒ9000 zou worden,
en dit is nog altijd zijn oordeel. Zoo toch bij eene begrooting
van f 7500 het verwen en behangen buiten berekening is gela
ten, mag men gerust aannemen, dat tengevolge daarvan de kosten
ruet nagenoeg 1500 zullen worden vermeerderd, wanneer men
daaronder neemt de waarde van deu grond.
Wat betreft het goede of sleehte van de speculatie met het
te sticbten hui9, merkt Spr. op, dat in der tijd bij de bereke-
uing van den architect werd aangenomen, dat het intrek een
huur van 400 zou kunnen doen; rekende men daarbij f 52
voor huur van de brugwachterswoning, dan verkreeg men voor
het geheel ƒ452, zoodat Spr. toen gerust kon beweren dat het
ceue slecht reDtegevende zaak was. Hij heeft in 't geheel niet be
weerd, dat het bouwen in de Prins Hendrikstraat eene verkeerde
speculatie is, cn dit kan hij ook niet doen, waut dan zou hij
zich zelf, die zooveel heeft medegewerkt tot het bouwen voor
particuliere rekening in die straat, tegenspreken. Hij kan dus
gerust zeggen, dat het bouwen daar ter plaatse eene goede spe
culatie ismaar daarom is het nog niet voor de gemeente
raadzaam.
De heer Jongsma zou na het gesprokene door den heer Wiersma
van 't woord kunnen afzien. Hij was ook van gevoelen en
dit wil hij nog even aanvoeren dat de uitgetrokken som van
f 7000.00 wel niet voldoende zul zijn; integendeel hij gelooft
niet, dat men die som kan aannemen als het bedrag, waarvoor
de gemeente van de bouwerij zal afkomen.
De lieer Dirks verklaart nog, dat de heer Wiersma in eene
dwaling verkeert, althans hem, Spr., minder goed begrepen schijnt
te hebben. Hij heeft hem niet bedoeld, toen hij over den uit
slag der stemming sprak, want hij heefl daarbij geene namen
genoemd.
De Voorzitter, de beraadslagingen sluitende, wil het voorstel
van den heer Gorter in stemming brengen.
De heer Attema merkt op, dat het voorstel van den heer
Gorter een geheel nieuw voorstel is. De commissie heeft voor
gesteld den post voor memorie uit te trekken, en teregt, want
men wist niet, hoeveel de kosten eener brugwachterswoning zou
den bedragen. De heer Gorter daarentegen komt nu met een
pertinent voorstel om 2500.00 uit te trekken; bet natuurlijk
gevolg van de aanneming daarvan zal wezen, dat men aan die
som gebonden is, Maar men heeft geene zekerheid, of die som
voldoende is. Daarom zou Spr. willen, dat aan 't voorstel der
commissie den voorrang werd geschonken, dat toch in hoofdzaak
hetzelfde wil al9 de heer Gorter.
De heer Gorter trekt naar aanleiding van liet door den heer
Attema aangevoerde zijn voorstel in.
Hierop wordt het voorstel der commissie in rondvraag gebragt
en verworpen met 12 tegen 7 stemmen, die van de liccren Gor
ter, Attema, Brunger, Suringar, Hommes, Wiersma cn Jongsma.
De post volgnumm. 125 wordt vervolgens aangenomen met 12
tegen 6 stemmen, die van dc heeren Suringar, Hemmes, Wiersma,
Jongsma, Gorter en Attema.
Dc heer Buma was bij de laatste stemming niet aanwezig.
Volgnummer 126. Dc heer Rengers zegt, dat toen de 'oc-
grooting werd ingediend r.og niet bekend was de uitslag van
het aanhangig verschil met Gedeputeerde Staten, omtrent het
aschland. Om die reden is de post „verbeterde inrigting van
aschland" voor memorie uitgetrokken. Intusschen is het besluit
van Gedeputeerde Staten vernietigd cn mag men alzoo aanne
men, dat het aschland op de tegenwoordige plaats zal blijven.
De uitbesteding van bet le gedeelte der werken heeft trouwens
reeds plaats gehad in het jaar 1S71 zullen er eveneens ver
schillende werken worden uitgevoerd, waarom Spr. ook al
naar aanleiding van het dezen morgen door den heer Dirks op
gemerkte, dat dc begrooting zoo zuiver mogelijk moetworden op
gemaakt namens Burgemeester cn Wethouders voorsteltden
post met J 14000 uit te trekken.
Den heer Wiersma komt de voorgedragene som van zoodanig
belang voor, dat hij reden meent te hebben, om dc vraag te
doen, voor den aanleg van welke werken de som bestemd is
De heer Duparc wenscht eene vraag le doen, echter niet ten
gevolge van het voorgesteld cijfer, maar meer bijzonder naar
aanleiding van den post. Is hij wel onderrigt, dan wordt de
gemaakte me9t voor het grootste gedeelte naar buiten de pro
vincie gezonder. In de provincie zelve heeft men weinig aftrek.
Spr. wil dit in 't allerminst aan vooroordeel hebben toeschreven
hij gelooft veeleer, dat onbekendheid met de zaak hier dc oor
zaak zal zijn. Daarom zou hij willen vragen, of het niet dienstig
zoude zijn van tijd tot tijd in de nieuwsbladen tc adverteren,
dat hier mest te verkrijgen is. Naar hij meent geschiedt dat
ook te Groningen en hij oordeelt, dat cr dan meer de attentie
van de landbouwers in de provincie op zou vallen.
De heer Rengers geeft in antwoord op de vraag van den heer
Wiersma te kennen, dat de Raad zich in der tijd, bij dc orga
nisatie der stads-reiniging heeft vereenigd met de uitgewerkte
plannen tot verbetering van het aschland, door dc raadscom
missie, in overleg met den heer Buttingcr ontworpen. Deze
plannen, thans reeds gedeeltelijk in uitvoering, zullen in een vol
gend jaar worden voortgezethoezeer Spr. thans niet in bijzon
derheden kan treden, zullen die ontworpen werken vermoedelijk
bestaan in het aanbrengen van twee overdekte bakken, dc ver
dere bestrating, de afschutting van het terrein cn de verdere
walbeschocijing. Dc uitgetrokken som zal voor deze verbeterin
gen voldoende zijn.
Omtrent dc vraag van den heer Duparc merkt Spr. op, dat
de zaak niet aan dc aandacht van 't collegic is ontsnapt. Het
heeft bereids dc noodige pogingen in 't werk gesteld, de direc
ter heeft met dit doel reeds onderscheidene reizen door de pro
vincie gedaan; terwijl men voorts nog relation heeft aangeknoopt
met de Friesche Maatschappij van Landbouw en Veeteelt enz.
De posten onder volgns. 126133 worden hierna met alge-
meenc stemmen aangenomen.
Met nlgemeeuc stemmen worden vervolgens aun de afdeeling
toegevoegd
a. Verzwaring van dc liggers der Prins Ilendriksbrug en
verdere herstelling, 1200.
b. Verbetering door middel van draincring of andere mid
delen van bet terrein, gelegen tusschen de achterzijde van bet
palcis van justitie en de stadsgracht daarnevens, „Memorie,"
c. Het bouwen van ten schoollokaal op Olde Galileën.
Op voorstel van den heer RèCgers wordt deze post uitgetrok
ken met 12000.
d. Het bouwen en inrigten van eene tweede gymnastiekschool,
„Memorie."
Het voorstel van tie commissie van rapporteurs, om ook nog
aan de afdeeling toetevocgen een post van volgende omschrijving
„Vernieuwing van de Boomsbrug, met daaraan te geven ruimere
door vaartswijdte, memorie," lokt de volgende discussiën uit.
De heer Rengers vermeent, dat de commissie van rapporteurs