1 -- 28 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. De heer Bloembergen zegt, dat wanneer men onder de algemeen© strekking dezer verordening moet verstaan de bedoe ling 0111 bevorderlijk te zijn aan de volksgezondheid of tot we ring van datgene wat aan de volksgezondheid in den weg staat, hij dan volledig die bedoeling beaamt en daaraan zijne goed keuring kan hechtenmaar wanneer hij onder die algemeene strekking heeft te verstaan de verordening in haar geheel en de werking die zij zal uitoefenendan moet hij zich er tegen ver klaren en dat wel om twee redenen. In de eerste plaats komt hem de verordening te onbepaald en te onbestemd voor ten aan zien van de ziektenwelke men er in bedoeld en ten anderen, wanneer hij de bedoeling der verordening moet opmaken uit de bepalingen barer artikelen zelve, meent hij, dat ze als tegen alle besmettelijke ziekten gerigt veel te algemeen en daardoor ten eenemale onpraktisch is. Hij noemt de verordening te on bepaald en onbestemdomdat hij zich heeft afgevraagd welke ziekten men op het oog heeft en daarop in de verordening geen voldoend antwoord heeft kunnen vinden. Uit de verordening blijkt wel, dat. ze doelt op besmettelijke ziekten, want hare be palingen zelve hebben de strekking om de verspreiding der be smetting tegen te gaan maar spr. gelooftdat men er niet die beteekenis aan kan hechten dat ze slaat op alle ziektenwaar door de volksgezondheid bedreigd wordt. Hij is van oordeel dat er ziekten zijn waar de in de verordening aangewezen mid delen niet zouden baten en geheel doelloos zouden worden aan gewend. Hier toch zegt hijheeft men het oog er op om be smetting te weren maar hoe zal men de besmetting weren van ziekten die niet besmettelijk zijn en toch de volksgezondheid kunnen bedreigen Ziekten b. v.die als met atmospherische invloeden of andere meer of min algemeen werkende oorzaken zamenhangendie zich vrij algemeen verbreiden zonder door een eigenlijk contagium zich van den een aan den ander mede te deelen. Heeft men ook die op het oog Spr. kan het niet gc- loovenofschoon zoowel het opschrift der verordening als art. 1 er allen grond voor geel't. Het, is daarom dat hij die verorde ning te onbepaald noemt. Aan den anderen kantaangenomen dat men ze alleen op besmettelijke ziekten wil hebben toege past noemt spr. ze te algemeen en daardoor onpractisch. Hij brengt hulde aan den ijverwaarmede de verordening commissie zich gehaast heeftbij het dreigend aanzien dat de pokziekte in sommige steden aannam, hier ter stede de vereischte bepalingen in het aanzijn te roepen tot be'eugeling der versprei ding niet alleen van deze maar ook van andere ziekten maar hij vreestdat. werkelijk de commissie bij haren ijver om de pokziekte in hare uitbreiding te bestrijdenzich te ver heeft laten leiden door de tegen dit ziekte gerigte bepalingen als voor elke andere besmettelijke ziekte nooazakelijk te achten en toe passelijk te maken. Waar is hier de grens en tot welke gevol gen zal dit leiden Spr. behoeft slechts te herinneren aan de vele gevallen van kinkhoest en den langen duur daarvan past men in die gevallen de verordening toe dan zal men bewerken, dat een groot deel der kinderen gedurende maanden geen deel aan het onderwijs op de scholen nemen kan dat men maanden lang eene en dezelfde woning aangeduid vindt als geinfecteerd. Hij wijst op de zoogenaamde gewijzigde roodvonk, die voor eenige jaren vrij algemeen in deze gemeente heerschtedeze is op zich zelf ook besmettelijkmaar in den regel van goedaardigen aard. Hij zou nog kunnen spreken van eene ziektedie men niet gaarne noemt en die toch ook besmettelijk is. En hoevraagt spr. zal men nu ook op die gevallen de verordening toepas sen Intusschen de verordening is algemeen. Er is zelfs geene sprake in dat bij maatregel van bestuur de ziekten worden aan gewezen waarop zij toepasselijk is. Maar wat meer isniet slechts tot besmettelijke ziekten zal zij zich uitstrekkenneen tot iedere ziekte die de volksgezondheid bedreigt, ook al is zij niet besmettelijk. Om het ondoeltreffende van dit laatste te doen uitkomen wil spr. ten overvloede nog wijzen op het geval dat zich in deze gemeente de dus genoemde trichine-ziekte of triehi- nose voordeed eene ziektedie naar zijne opvatting <ier betee kenis dier woordèn wel als eene de volksgezondheid bedreigende ziekte zou zijn aan te merken. Wat zouden hier de bij de ver ordening beoogde maatregelen baten? Waartoe zou het dienen de woning, waar een of meer lijders aan die ziekte zijn, vol gens art. voor ieder kenbaar te maken, de kinderen uit zoo danige woning van de school te houden en meer dergelijk Spreker zou nog op meerdere ziekten kunnen wijzendoch meent er zich van te kunnen onthouden en besluit met de op merking dat hij aan deze verordeningzoo als die is liggende bepaald zijn stem niet. zal kunnen gevenen alleen dan tot hare vaststelling zal kunnen medewerken, wanneer daarin bepaald de ziekten worden aangeduid waarop ze toepasselijk is en overi gens door de noodige wijzigingen daarin zoodanige verbetering worde gebragt, dat zij practisch doel zal kunnen treffen, iets, waartoe hij gaarne bereid is naar vermogen mede te werken. De heer Rongers geeft te kennendat zijne beschouwingen omtrent deze verordening zich geheel aansluiten bij die van den heer Bloembergen. Zijn hoofdbezwaar tegen bet ontwerp lost zich dftórin op dat het niet beantwoordt aan de eerste ver- eischten eener goede wetnamelijk dat zij stellige bepalingen inhoude en zoo weinig mogelijk aan het goedvinden des regters overbite. Hier echter is de toepassing der verordening niet slechts van de opvatting des regters afhankelijkmaar insgelijks van de zienswijze der hoofden van huisgezinnender geneeskundigen of van het gemeentebestuur. De heer Bloembergen zegt spr.ont wikkelde reedsdat de verordening in te algemeene termen ver vat isdit is ook geheel zijne meening. Bovendien meent hij zal de toepassing der verordening velerlei en groote moeijelijk- heden opleveren. Spr. heeft dus verscheidene amendementen ontworpenallen de strekking hebbende om de gevallen waarop deze verordening van toepassing zal zijn meer in bijzonderheden te omschrijven en verder om de strenge bepalingen daarin opgenomen niet toé te passen in zoodanige gevallen waar de volksgezondheid minder gevaar te duchten heeft. Van de toepassing der verordening zoo als die is ontworpen, ziet spr. groote moeijelijkheden tegemoet vat men hare strek king toch zoo algemeen op als de bewoordingen aanduiden dan zal men wel nimmer in deze gemeente geheel bevrijd zijn van ziekten die de volksgezondheid bedreigenen een afzonderlijk ambtenaar zal wel voor de naleving der bepalingen dienen te zorgen. Deze bezwaren geven spr. genoegzamen grond om zich tegen de algemeene strekking van het ontwerp te verklaren. De heer Dirks verklaartdat het door beide vorige sprekers aangevoerde op hem een grooten indruk gemaakt heeften dat hij bekennen moet, dat naar zijn inzien in de gegeven omstan digheden er weinig kans bestaat, dat de verordening reeds heden in deze vergadering tot stand komt. De heer Rengers o. a. heeft reeds eenige ameadementen ingediend. Maar zal men nu de waarde dier amendementendienaar het spr. voorkomtin het geheele zamenstel der verordening ingrijpengoed kunnen be- oordeelen dan meent hijdat (fit niet zoo gemakkelijk voet stoots slechts na eene voorlezing daarvan in eene volle vergade ring geschieden kan maar dat men daarvoor wel eenigen tijd tot naauwgezette overweging noodig heeft. Het zou hem dus gera den voorkomendat de reeds aangekondigde amendementen wer den gedruktwelligt dat er nog meer leden zijn die amende menten hebben voor te dragen deze zullen dan meteen gedrukt kunnen worden. Spr. acht dit niet alleen wenschelijk voor de leden van den raad maar evenzeer voor de commissie wijl hij verondersteltdat het voor deze evenzeer moeijelijk zal zijn de amendementen in hun onderling verband goed te beoordeelen. Hij geeft derhalve in overweging de beraadslaging heden alleen te doen loopen over de algemeene strekking der verordening en wanneer men genaderd is tot de behandeling van artikelen met m. --'4^ w t Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 39 de daarop voorgestelde amendementenalsdan die behandeling tot eene volgende vergadering uit. te stellenen inmiddels de ingediende amendementen te doen drukken. De heer Duparc zegtdat de commissie een paar amende menten van minder belang heeftwaarvan hij niet twijfeltof j de vergadering zal er wel dadehjk de beteekenis van kunnen I vatten. De Voorzitter doet de vraag, of de motie van den heer Dirks ondersteund wordt. De heer Wiersiïia ondersteunt de motie- De Voorzitter verklaartdat hij niet met de motie kan in stemmen omdat men daardoor een weg zal inslaandie de af doening der verordening zal vertragen. De heer Bruinsiïia wenschte wel te weten wat de amen dementen behelzen, vóór en alleer men overga tot het stemmen over de motiehij geeft daarom in overweging ze voor te lezen. De heer Bloembergen heeft het woord gevraagd alleen om op te merkendat naar zijn inzien met de behandeling der motie dient te worden gewacht tot dat de discussie over de algemeene strekking gesloten zal zijn. De heer Duparc zegtdat. de commissie zich tegen uitstel I verklaren moet. Zij veroorlooft zich als haar gevoelen uit te I spreken dat de motie van den heer Dirks prematuur iszoo lang de vergadering nog niet weet wat de amendementen behel zen. Zelfs zijn de amendementen nog eens niet ondersteund. Welke houding heeft het nu eene motie te doen tot uitstel der behandeling, alleen op aangekondigde, doch nog in 't geheel I niet ondersteunde amendementen? Hoe kan het opgaan, daar- I over nu reeds de discussie uit te strekken De commissie is niet verwijderd van het denkbeeld dat zoo iets zelfs in strijd is I met het reglement van orde. Wat de commissie zelve betreft - I zij staat voor de amendementen, die er ingediend worden, -zij schroomt niet nu reeds te verklarendat zij in deze zitting er haar oordeel over zal willen uitspreken en van de ondersteuning of bestrijding der commissie zal het nu wel veel afhangen, of de vergadering geneigd zal zijn de amendementen al dan niet aan te nemen. Twee barer ledenzegt spr. verderbehandelen deze zaak niet voor de eerste maalmaar hebben ook reeds deel genomen aan de discussiedie er over bij de vereeniging voor volksgezondheid gevoerd isdaar is de zaak van alle kan ten bezien. Voor deze leden bestaat er dus te minder bezwaar de zaak dadelijk te behandelen. Spr. had intusschen gewenscht dat de geachte voorsteller der amendementen de behandeling er van had vergemakkelijkt, en had kunnen besluiten er mee voor den dag te komen onmiddellijk nadat hij van de stukken-had kennis genomenietsdat reeds maandag een week geleden heeft plaats gehad. Dat zou de afdoening der verordening veel hebben bevorderd. Hij is overigens van oordeeldat de zaak spoed eischt we hebbenwel is waareen provinciaal re glement; op de koepokinentingzoodat er voor deze ge meente waar de pokziekte zich nog slechts sporadisch heeft voorgedaan, niet zoo'n ©ogenblikkelijk groot gevaar aanwezig is maar men vergete niet, zegt spr.dat ieder volgende dag gevaar kan aanbrengen en dat wanneer de pokziekte eens een epide misch karakter mogt aannemener nog zóóveel te doen zal zijn, zooveel althans welom met het vaststellen der bepalingen zoo spoedig mogelijk te werk te gaan. De heer Rengors zou gaarne den raad vooraf met zijne amendementen hebben bekend gemaaktindien hij niet door vele andere bezigheden eerst voor weinige dagen kennis had kunnen nemen van het ontwerpwelks leemten hem bovendien bij eene eerste lezing niet zoo terstond waren opgevallen. Wat nu het al of niet wenschelijke van uitstel betreftspr. gelooft dat men daarover een beter oordeqj zal krijgenwanneer hij ook in voldoening aan een ter zake gedaan verzoek van zijne amendementen lecture geeft. Zij zijn dan de volgende: a. Het intitulé der verordening te lezen//Verordening hou- z/dende maatregelen tegen de verspreiding van sommige besmet telijke ziekten." b. Aan art. 1 te aoen voorafgaan een nieuw art. 1 luidende «Onder de woorden besmettelijke ziekten worden in deze ver- z/ordening verstaan de pokken de gewijzigde pokken rood- z/vonkcholera en typhus." Art. 1 der verordening wordt art. 2. Dan een nieuw art. 3 van volgenden inhoud «Bij de kennisgeving in het vorig artikel bedoeldwordt eene «opgave gevoegd van de in bedoelde woning verblijf houdende «schoolgaande kinderen." «Die opgave is insgelijks verpligt, wanneer zich in een huis- «gezin met schoolgaande kinderen mazelen, kinkhoest, besmette- //fijke keelziekte of anderenaar het oordeel van den genees- «kundigebesmettelijke ziekten openharen." In art. 3 der verordening, door de inlassching 5 wordende, achter de eerste alinea in te voegen deze beide alinea's «Burgemeester en wethouders zijn bevoegd daartoe in het be- «lang der volksgezondheid redenen vindende, insgelijks het be- «zoek van de scholen te ontzeggen aan leerlingendie verblijf houden in eene woningwaar eenige ziekte heerscht bedoeld bij art. 3 alinea 2." «Kinderen door hoofdzeer of andere besmettelijke huidziekten «aangetastmogen tot aan hunne volkomene herstelling niet op «de scholen worden gezonden of daar toegelaten." De heer Dirks kan de kwalificatie van premertuur door de commissie aan zijne motie gegeven niet koelbloedig en stilzwij gend aannemen. Hij toch begon zoo straks met te zeggen dat hij in overweging gaf de discussie over de algemeene strekking haar gaim- te laten gaan. Hij was bekend met de amendemen ten van den heer Rengers doordien hij naast dien spreker zit was hij in de gelegenheid van den inhoud er van kennis te nemen. En toen kwam het hem voor, dat het raadzaam mogt worden geachtomten einde de amendementen in hunner zamenhang en verband met de verordening behoorlijk te kennen, ze te doen drukken. Hij vertrouwt, dat nu de vergadering de amendementen gehoord heeft, zij met hem zal instemmen, dat het moeijelijk is ze dadelijk te behandelen immersniet alleen de geheele volgorde der artikelen der verordening ondergaat er verandering door, maar zij grijpen in het stelsel daarvan ook. Spr. verheugt zich dat. gelijk de lieer Duparc reeds vóór de voorlezing der amendementen zeide de commissie volkomen op de hoogte is om alle die amendementen te beoordeelen maai bij vindt in dat gezegde aanleiding der commissie op zijn beurt toe te roepen «Gij zelf zijt prematuur." De heer Duparc gelooft inderdaaddat de door den geach- ten laatsten spreker gegeven toelichting op hetzelfde neerkomt, van 'tgeen hij vroeger aanvoerde. Spr. noemt het een bijzon der voorregtdat de lieer Dirksdoordien hij naast den heer Rengers is gezetenal dadelijk van diens amendementen kennis heeft kunnen nemendoch de andere leden had den dat voorregt niet. Hij meent intusschen, dat de discussie een loop neemtdie het, der commissie moeijelijk maakt om de ingebragte bezwaren te refuteren. Immerswe weten niet wat op 'toogenblik in behandeling isde motie van den lieer Dirks, de algemeene strekking der verordening, of de amendementen van den heer Rengers. Wanneer overigens door den laatsten spr. aan de commissie de bal wordt teruggekaatst die zij hem deed toekomen dan werpt zij dien bal dadelijk met alle kracht weer terug. Wanneer hi j gezegd heeftdal de commissie staat voor de amendementen dan meent hij niet gweest te zijn pre matuur. De commissie toch heeft de zaak van verschillende zij den beschouwd ze kon zich wel voorstellendat er amen dementen zouden worden ingediend. Men vergete echter niet, dat Leeuwarden niet de eerste plaats is, waar liet vaststellen van eene verordening tegen de verspreiding van de volksgezond-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 2