32
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
i/ziektewaardoor de volksgezondheid bedreigd wordtdoor hen
„is waargenomen." Die verpligting is aan de geneeskundigen
niet opgelegd wat betreft de ziektendie buitengewone sterfte
te weeg brengen. Daardoor wordt spr. in zijne opvatting van
art 10 bevestigd. En nu vraagt hij wat is het kenmerkend on
derscheid tusschen de beide ziekten? Hij voor zich heeft na ge
zet onderzoek en na kennisneming van al hetgeen over de on-
derwerpelijke wetten is voorgevallen op die vraag geen ander
antwoord kunnen vindendan dat de ziektenwelke de volks
gezondheid bedreigen besmettelijke ziekten zijndat bij buiten
gewone sterfte veroorzakende ziekten geene besmetting behoeft
te bestaan. Breekt er eene besmettelijke ziekte uit, zegt spr..
dan zullen burgemeester en wethouders maatregelen daartegen
moeten nemen maar in het andere geval zijn deze niet nooaig
Hij gelooft dusdat de commissie teregt de verordening heeft
genoemd„Verordening tegen de verspreiding van ziekten waar
door de volksgezondheid wordt bedreigd." Besmettelijke ziek
ten toch vespreiden ziel» daartegen kan gewaakt worden en nu
is het aan het plaatselijk bestuur overgelaten eene verordening
daaromtrent vast te stellen.
De heer Rminsma. is zoo vrij te wijzen op de tweede alinea
van art. 16, waar hij leest- „Hij de inspecteur maakt
„zich persoonlijk bekend met den aard der ziekte en beraamt
„met de bevoegde autoriteiten en geneeskundigen de noodigc
„maatregelen." Spr. meentdat in deze bepaling opgesloten
ligtdat wanneer de inspecteur bevindtdat een voorkomend
ziektegeval van goedaardigen aard ishet collegie van dage-
lijksch bestuur magt heeft de bepalingen der verordening niet
toe te passen, immers, het is dan "minder noodig. Hij acht
het voor 't overige gevaarlijk ziekten als besmettelijk de desig
neren waarover het de geneeskundigen op lange na nog niet
eens zijn.
De heer Bloembergen gelooft werkelijkdat het groote
bezwaar tegen het intitule der verordening daarin zitdat men
de verordening te algemeen heeft, willen maken. Wanneer men
met. behoud van het intituléaanwijst de ziekten die voor de
toepassing der verordening onder de besmettelijke behooren te
worden gerangschiktdan gelooft hij dat het intitulé volstrekt
geen bezwaar kan hebben, juist om hetgeen door den heer Du-
parc is aangevoerdten aanzien van het verschil omtrent het
besmettelijke" der cholera. Maar die geachte spreker heeft te
vens gezegddatindien men aan het hoofd stelde de woorden
„tot voorkoming der verspreiding van besmettelijke zieken" daar
onder dan niet de cholera te begrijpen is; en toch heeft die
spreker ook gezegd„de cholera is eene de volksgezondheid be
dreigende ziekte terwijl hij weer op eene andere plaats be
weerde dat hij zich niet kan voorstellen dat ziektendie niet
besmettelijk zijn de volksgezondheid bedreigen kunnen. Spr.
moet opmerkendat in het primitive art. 6 der wet regelende
de uitoefening der geneeskunst gestaan heeft „besmettelijke ziek
ten" en dat in de memorie van toelichting op het gewijzigd ont
werp gezegd wordt, dat die uitdrukking vermeden is, wegens
het verschil van gevoelen omtrent de besmettelijkheid van
sommige ziekten onder de deskundigen. Dit zou dus pleiten voor
het sustenu der commissie dat men beter doet het door haar
gestelde intitulé te behoudendoch aan den anderen kant mag
daaruit worden afgeleid dat men onder ziekten die de volksge
zondheid bedreigen niet altijd en alleen besmettelijke ziekten te
verstaan heeft. Spreker ziet. overigens in het behoud van het
opschrift geen bezwaar, mits in de verordening worde gepreci-
ceerdop welke de volksgezondheid bedreigende ziekten zij
toepasselijk is. Door den algèmeeneu term zonder nadere spe
cificatie maakt men de verordening naar spr's. opinie onpraktisch.
De lieer Jongsma heeft gewezen op het verschil tusschpn art,
16 en 6 en dat geëerde lid zegt spr.trok uit dat verschil de
conclusie, dat onder de volksgezondheid bedreigende ziekten
//besmettelijke" worden verstaanen onder de buitengewone
sterfte veroorzakende „niet besmettelijke" doch hij gelooftdat
wanneer men de toelichtingbij de behandeling gegevenraad
pleegt, men tot. eene andere overtuiging zal komen. Daar toch
leest men „Onnoodig is het hierbij te voegendat de kennis
geving ook moet geschieden wanneer eone ziekte buitengewone
„sterfte veroorzaakt. Zulk eene ziekte doet toch reeds meer
„dan de volksgezondheid bedreigen". Spr. gelooft werkelijk
dat het. niet kan opgaan uit de weglating dier weinige woorden
op te makendat onder de volksgezondheid bedreigende ziekten
alléén besmettelijke moeten worden verstaan. Waarom toch
heeft de wet gewilddat de geneeskundigen van ziektendie
de volksgezondheid bedreigen opgave moeten doen V Spr. ge
looftdat dit niet alleen zit in het; weren van besmetting, maar
ook om- de gelegenheid te scheppen om algemeen werkende oor
zaken van anderen aard te bestrijden. Wanneer b.v. door 't slat
ten eener vaart zich eene koorts openbaartdie werkelijk de
gezondheid der in de nabijheid" wonenden bedreigt, dan kan het,
om de algemeenheid van de oorzaakvan belang zijn dat de
inspecteur er kennis van draagt; deze wordt daardoor in de ge
legenheid gesteld maatregelen te beramen. Maar het behoeven
juist geene besmettelijke ziekten te zijn; spr's. opinie is althans
niet van dien aard. Zijne bezwaren en hiermede wil hij beslui
ten tegen 't intitulé bestaan hoofdzakelijk hierin, dat de veror
dening te algemeen iswaren bepaald de ziekten er in opge
noemd hij zou er niet tegen zijn doch nu dit niet geschied
nu wil hij de verordening niet verder uitstrekken dan tot be
smettelijke ziekten.
De heer Attema wil eene enkele opmerking in 't midden
brengen naar aanleiding van de door den heer Bloembergen aan
gevoerde bezwaren. Het is namelijk duidelijk gebleken dat het
verschil zich hoofdzakelijk bepaald tot de vraagof de voor
keur moet worden gegeven aan eene verordening van algemee-
nen aard dan wel aan eenewaarin de ziekten worden gepre-
ciceerd. Door een der vorige sprekers is reeds de opmerking
gemaaktdat de commissie zich heeft willen bepalen binnen de
terminologie van de geneeskundige wetten; dat, zegt spr. is de
kracht van de verordening der commissie. Juist, omdat ze ge
baseerd is op de technische uitdrukkingen der wetkomt het
hem voor, dat de verordening der commissie aanbevelenswaar
dig is. De heer Bloembergen heeft doen uitkomen dat in een
vroegere thans afgeschafte verordening sprake was van „besmet
telijke ziekten." Maar zegt spr. nu lette men er wel op
dat juist met opzet de woorden „de volksgezondheid bedrei
gende ziekten" daarvoor gekozen zijn. Op advies van deskun
digen is de minister daartoe overgegaanomdat, die woorden
moesten zijn het criterium waartegen bepalingen werden ge
maakt. Het is bovendien ook duidelijk genoeg, dat die woor
den meer omvattend zijn dan „besmettelijke ziekten."
De heer Bloembergen vervolgt spr.noemde de verorde
ning onpraktischomdat de ziekten er niet bij name in genoemd
worden. Maar spr. zou dat geachte lid kunnen vragenof hij
dan de bewoordingen der algemeene wet zóó onpractisch acht.
liet moge niet altijd duidelijk zijn te bepalen, wat ziekten de
algemeene volksgezondheid bedreigenmaar toch gelooft spr.
dat de verordening daardoor nog niet. zóó onpractisch genoemd
kan wordennaar het hem voorkomt zal ze juist onpractisch
worden door eenige ziekten te noemen Dan wordt ze stellig
onvolledig. Daarom gelooft spr.dat het beter isdat men zich
vast houdt aan eene algemeenheid van ziektendan ze te spe-
cialiceren. Volgens de verordening is het aan den geneeskundige
te bepalen of eene ziekte de volksgezondheid bedreigttreft hij
zoodanig ziektegeval aan, dan is het zijn pligt dit aan het"hoofd
van het huisgezin mede te deelendat dan de bapalingen der
verordening zoo verre die op hem toepasselijk zijn moet
naleven. Spr. kan dus nog niet inzien dat het stelsel der com
missie minder doel zal treffendan door het opnoemen der be
smettelijke ziektenterwijl het van sommige ziekten nog onzeker
is, of ze een besmettend karakter hebben. Hij is derhalve van
Verslag der handelingen van den
gemeenteraad te Leeuwarden 1871.
33
oordeel, dat het intitulé der verordening boven dat van den heer
Rengers de voorkeur verdient,
De heer Rengers zegtdat de verdedigers van het ontwerp
zich beroepen op de bewoordingen der wetze zeggen „laat ons
de terminologie der wet behoudenomdat ze zijn gesteld op
advies van deskundigen. Spr heeft voor geneeskundige speciali
teiten groot respectwaar het namelijk geneeskundige zaken be
treft maar op het stuk van wetgevingweegt hun gezag bij
hem niet zoo sterk. Zoo ook hier. Het ondoelmatige van de
wettelijke bewoordingen blijkt reeds uit de gevoerde discussie
dc heer Jongsma verklaart, dat hij na een omvangrijk onderzoek
tot de overtuiging is gekomen, dat eene de volksgezondheid be
dreigende ziekte sijnoniem is met eene besmettelijke ziekte. De
heer Attema daarentegen, zegt de woorden „ziekten, die de volks
gezondheid bedreigen" beteekencn veel meer, dan de woorden
„besmettelijke ziekten." Twee der leden die tot liet. ontwerpen
der verordening bebben medegewerktverschillen dus reeds waar
het de interpretatie der bewoordingen geldt. De heer Duparc staaft
de bewering van den laatsten spr., want hij zeide, dat het niet is uit
gemaaktdat. de cholera eene besmettelijke ziekte is, maar dat
ze toch de volksgezondheid bedreigt. Wa nneer nu spr. in het
door hem voorgedragen intitulé alleen van besmettelijke ziekten
sprak zonder ergens anders eene definitie daarvan te geven
dan zou cholera en mogelijk nog andere gevaarlijke ziekten bui
ten het bereik der verordening liggen maar hij heeft daarvoor
gewaakt en in zijn art. 1 omschreven welke onder besmettelijke
ziekten worden verstaan. Of nu de geneeskundigen de cholera
beschouwen als eene besmettelijke ziekte of niet dat gaat den
raad niet aan hij houdt haaralthans zoolang de geneeskundi
gen het over de questie niet eens zijn voor besmettelijk en past
er de bepalingen van de verordening op toe. Men dient voorts
in het oog te gouden en ditzegt spr.strekke met een ter
beantwoording van den heer van Valkenburg datzoo het
door hem voorgesteld intitulé wordt aangenomen daaruit nood
wendig volgt, dat. ook het voorgedragen art. 1 des raads goed
keuring moet wegdragen.
Buitendienvervolgt spr.wanneer men de verordening ver
der leest, dan valt het in het oog, tot welke verschillende on-
practische gevolgen de hier gegeven definition aanleiding zullen
geven. In art. 9 o. a. leest men, dat de schippers of gezagvoer
ders van schepen verpligt zijn om ingeval zich personen aan
boord bevindendie door eene ziekte als in art, 1 bedoeld zijn
aangetast of vermoed worden dit te zijn of ook indien het lijk
van een aan zoodanige ziekte overleden persoon aanwezig is, zoo
dra zij het gebied der gemeente hebben bereiktde vaart te
staken en van genoemde omstandigheid aan het hoofd van het
gemeentebestuur aangifte te doen. Hij herhaalt het de woorden
„ziektenwaardoor de volksgezondheid bedreigd wordt" en
waarop ook de aangehaalde bepaling doelt, zijn zóó algemeen
mogelijkdat het geheel van den medicus afhangt te bepalen
welke ziekte hij onder de volksgezondheid bedreigende rang
schikt, Griep o. a. wordt algemeen voor besmettelijk ge
houden, en dat ze in verkoudheid haar ontstaan vindt. Doch waar
is de overgang van verkoudheid in griep Spr. gelooftdat
deze moeijelijk is aan te wijzen. Wanneer dus zal de schipper
moeten ophouden? Welk een onoplosbare moeijelijkheden zal
de toepassing van art. 9 opleveren Spr. althans ziet als lid van
het dagelijksch bestuur geen kans eene behoorlijke uitvoering aan
dat artikel te geven. Bovendien maakt de verordening den toe
stand van de ingezetenen voor de wet ongelijk. Hel zal toch
van den medicus afhangenom te beslissen of iemand al dan
niet onder de toepassing der verordening valt. De een, wat
meer zwaartillendzal liet doemvonnis uitsprekenterwijl een
anderdie wat ligter over de zaak denktde ziekte niet als
eene de volksgezondheid in gevaar brengende zal verklaren. Van
den eenen ingezetenen zullen dus de kinderen vrijelijk de school
mogen bezoeken terwijl de buurman wiens gezin door dezelfde
ziekte is aangetast, op straf van boete verpligt wordt zijne kin
deren thuis te houdenbordjes aan de deur te slaan enz. Dit
gevolgzegt spr. staat ons zeker te wachtenen alleen dit mo
tief is naar 't hem voorkomt zwaar genoegom de verordening
onaannemelijk te maken. Hij voor zich zag veel liever geen
verordening op dit onderwerp hoe gewcnscht eene regeling ook
in zijn oog moge wezen dan eenedie tot zulke absurde ge
volgen aanleiding geeft.
De heer Bloembergen wil eene vraag beantwoorden tot
hem gerigt door den heer Attema. Die spreker gaf te kennen
dat de commissie had gevolgd de bewoordingen der wet en grondt
daarop de vraag, of hij spr. meentdat die in de wet voor
komende woorden zoo onpractisch zijn. Spr. wenscht er vooraf
op te wijzendat de bewoordingen der wet betrekking hebben
op het doen van opgaven aan den inspecteur, welke opgaven
aan dien ambtenaar aanleiding kunnen geven maatregelen te be
ramen. Maar hier zegt spr.hier geldt, het de bewoordingen eener
strafverordening. Bovendien wanneer men hem vraagt, of de
bewoordingen der wet zóó onpractisch zijndan aarzelt hij niet
te zeggen dat naar zijne meening de werkelijkheid het onprac-
tisehe er van doet uitkomen. Trouwens de regering heeft dit
zelve wel voorzien en van daar ook de uitdrukking in de meme-
rie van toelichting: „Mogt dit noodig blijken dan kan bij maat
regel van algemeen bestuur bepaald wordenwelke ziekten
„moeten gerekend worden de volksgezondheid te bedreigen."
Men voorzag daar dus reedsdat de toepassing van het art, tot
moeijelijkheden zou leiden en bij de verdere behandeling der
wet kwam dit evenzeer uit. De commissie van rapporteurs al
thans heeft als haar gevoelen geopperd„dat het tijdstip waarop
„eene ziekte de volksgezondheid begint te bedreigen niet is aan
te wijzen." En wat wordt daarop geantwoord Dit„dat bij
„maatregel van inwendig bestuur kan worden bepaaldwelke
„ziekten tot de bedoelde worden gerekend." Tot nog toe is dit
niet geschiedt; maar naar spr. meent moet het juist daaraan wor
den toegeschrevendat het art. weinig of geene toepassing er
langt, Spr. gelooftdat wanneer men aan 't geneeskundig staats-
toezigt vroeg in hoe verre de onderwerpelijke bepaling doel treft,
het antwoord al van een zeer luttel resultaat zou getuigen, en
dat juist er over zou worden geklaagd, dat de bedoelde opga
ven nietalthans slecht geschieden. De geneeskundigen ver
schuilen zich eenvoudig achter de beweringdat naar hunne
opinie de ziekte de volksgezondheid niet bedreigde. Het zal nog
de vraag zijnzegt spr. of men naar aanleiding van het wei
nig doeltreffende der bepaling, er niet toe zal overgaan bij maat
regel van inwendig bestuur aan le wijzen de ziektenwelke on
der het art. verstaan worden. Juist het gemis van zoodanige
aanwijzing is hetdat hem tegen het intitulé der verordening
doet verklaren. Wil men echter liet intitulé behoudendan zal
men toch genoodzaakt zijn de ziekten bepaald aan te wijzen.
De heer van Valkenburg zegt, dat de algemeenheid de
zer verordening zeker veel bezwaren heeftmaar het preciceren
der ziekten daaraan zijn eveneens bezwaren verbonden. Gaat
toch spr. de amendementen A an den heer Rengers nadan ont
waart hijdat deze de ziekten in twee categoriën gesplitst heeft,
Onder de eene categorie die van de minst gevaarlijkewordt
ook de kinkhoest genoemd maar zou nu zoo vraagt spr.
ook de griep er niet even goed in genoemd moeten worden.
Stelt men daarentegen de verordening algemeen, zooals de com
missie dat wildan is het aan de voorzichtigheid van den ge
neeskundige overgelaten te bepalen, of de ziekte de volksgezond
heid bedreigt. Wat spr. zelf betrefthij kan in de algemeen
heid der verordening minder bezwaar zien dan in eene waarin
de ziekten zijn gepreciccerd.
De heer Jongsma merkt opdat een van de punten der
verordening, dat den heer Rengers absurd een woord, dat
hem zeker in 't vuur der improvisatie zal zijn ontvallen noemde,
wasdat er zóóveel aan de geneeskundigen wordt overgelaten.
Spr. zal de eerste wezen om hem dat toe te zeggenmaar hij