I 92 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. De heer Duparc geeft in overweging het rapport in de bijlagen van 't raadsverslag op te nemen. Al deze voorstellen worden met algemeene stemmen aange nomen. 12. Het rapport van de commissie in wier handen ten fine van berigt en raad is gesteld eene resolutie van gedeputeerde statenomtrent de verhooging van de jaarwedden der gemeente ontvangers in Friesland. De Voorzitter Stelt voor ook dit rapport in de bijlagen op te nemen. De heer van Sloterdijck zegt, dat ook ten aanzien van dit rapport hetzelfde geldt, wat het vragen van diligentverkla- ring betreft, als omtrent het voorgaande rapport. Hij doet het voorstel den voorzitter soortgelijke opdragt als de daar bedoelde te verstrekken. Aldus wordt met algemeene stemmen besloten. III. De Voorzitter 't noodig achtende eene besloten zitting te houdenheft de openbare tijdelijk op. IV. Na heropening der vergadering wordt ter tafel gebragt en onmiddellijk in behandeling genomen een voorstel van burge meester en wethoudersom aan jhr. Hendrik van Andringa de Kem- penaer 's raads eere-medaille in zilvei' toe te kennen. Geene discussie daarover plaats hebbendewordt overeenkom stig de conclusie van het voorstel besloten a. Aan jhr. Hendrik van Andringa de Kempenau-, bij raads besluit van den 4 Mei 1843 benoemd tot lid en sedert February 1851 tevens secretaris van de commissie van administratie der stads bank van leeningals blijk van erkentenis van de vele en gewigtige dienstendie hij gedurende een tijdvak van 28 jaren als lid en 20 jaren als secretaris dier commissie aan de gemeente heeft bewezen toe te kennen de van gemeentewege ingstelde medaille van verdienste in zilver. b. Aan burgemeester en wethouders op te dragen bij de uit reiking van de medaille aan jhr. H. van Andringa de Kempe- neer 's raads bijzonderen dank te betuigen voor de belangrijke diensten door hem in zijne betrekking van lid en secretaris van de commissie van administratie der stads bank van leening der gemeente bewezen onder te kennengevingdat het gemeente bestuur den wensch koestert, dat hij opgewektheid en lust moge behoudenomin 't belang der bank van leening en van de gemeentenog lang in zijne betrekking werkzaam te blijven. IV. Wordt overgaan tot de behandeling der punten op den oproepingbrief vermeld in voege als volgt 1. Rapport van 't onderzoek der rekening van ontvang en uitgaaf wegens het stads werkhuis, over 1870. De conclusie van dit rapport wordtbuiten discussiemet al gemeene stemmen aangenomenzijnde mitsdien besloten 10. De rekening betreffende het stads werkhuis over 1870 goed te keuren tot een bedrag beide in ontvang en uitgaaf ad ƒ1032.15. 20. Aan burgemeester en wethouders op te dragen bij toe zending van het berigt dier goedkeuringaan de commissie van toezigt^ 's raads dank te betuigen voor haar met zorg over deze inrigting gevoerd beheer. 2. Voordragt tot benoeming van een hulponderwijzer op eene jaar wedde van 350. Het resultaat der bij gesloten briefjes gehouden stemming is dat Pieter Maassen hulponderwijzer te Bolsward, met algemeene (21) stemmen voor de onderwerpelijke betrekking is benoemd geworden. 3. Benoeming van leden van 't stembureau voor de aanstaande ver kiezing van een lid voor de tweede kamer der staten-generaal. De heeren van Eijsinga en Jongsma worden bij meerderheid van stemmen als leden van 't bureau aangewezen. Op voorstel van den voorzitter is verder bepaald dat bij ont stentenis der benoemden alle leden van den raad tot hunne plaatsvervangers kunnen worden geroepen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vermeerdering van 't getal hulponderwijzers aan de openbare lagere scholen. De conclusie van het voorstel wordt zonder voorafgaande dis cussie en buiten hoofdelijke omvraag aangenomen, zijnde dien tengevolge besloten. Het getal hulponderwijzers aan de openbare lagere scholen in deze gemeente met één te vermeerderen en de aan den te be noemen titularis toe te kennen jaarwedde te bepalen op een be drag van drie honderd gulden. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van door hen ontworpen besluiten tot af- en overschrijving op artikelen der ge meentebegroting dienst 1870. Geene discussie daarover plaats vindende, worden de overge legde ontwerpen achtereenvolgend met algemeene stemmen vast gesteld. 6. Nader voorstel van burgemeester en wethoudersaangaande het adres van IJ. van der Wielen ter zake het beschikbaar stéllen zijner lokalen tot het houden van beurs. (Zie bijlage no. 16). De conclusie van het voorstel luidt aldus «Burgemeester en wethouders op te dragen met den heer IJ. van der Wielennaar aanleiding van zijn aan den raad gerigt adresin onderhandeling te treden omtrent veranderingen en verbeteringendie hij bereid is ten aanzien der inrigting zijner lokalen aan te brengenten einde die onder gezag van het ge meentebestuur te bestemmen tot het houden van beursgedu rende een nader overeen te komen getal jarenen omtrent de voorwaarden daaraan te verbindenmet uitnoodiging deswege aan den raad verslag te doenonder aanbieding van zoodanige voorstellen als hun collegiein verband met ae gevoerde on derhandelingen nuttig en noodig zal achten". De heer Brunger verklaart het woord te hebben gevraagd om te kennen te geven dat hij aan het voorstel zijne goedkeu ring niet hechten kan. Hij wenscht van de redendie hij daar voor heeftin het kort rekenschap te geven. Het komt hem namelijk voor, dat, mogt het voorstel worden aangenomen, het dagelijksch bestuur zich onledig zal houden met het aanknoopen van onderhandelingen met den heer van der Wielen en het re sultaat dier onderhandelingen aan den raad ter goedkeuring zal aanbieden doch hij meent tevensdat het te doen voorstel nimmer de goedkeuring zal kunnen nog mogen erlangenen dat wel, omdat de lokalen van den heer van der Wielen ten eenen- male de ruimte missen, die voor eene goede handelsbeurs ver- eischt wordt. Alle aanbiedingen van den heer van der Wielen stuiten naar spr's. inzien op de onvoldoende niimte af.- Hij be twijfelt het eveneensof aan het gebrek aan licht zal zijn tege moet te komen. Maar bovendienburgemeester en wethouders zullen zich in dezen dienen te doen voorlichtenen daartoe acht spr. de kamer van koophandel het eenig bevoegde collegie. Dat collegie nu heeft bij een vorig schrijven met algemeene stem men als zijne opinie uitgesproken dat het wenschelijk is uit voering te geven aan het besluit tot stichting eener nieuwe beurs het is nog te kort geledenom in herinnering te brengen welke waarde daaraan door den raad is gehecht. Spr. komt het dus voor dat de te voeren onderhandelingen onmogelijk tot eenig gewenscht resultaat kunnen leiden. Het onhoudbare van het voorstel acht spr. verder hierin gelegen dat er bestaat een raadsbesluit tot stichting eener beurs. Dat besluit is nog immer van kracht en moet hij vragen kan men in ernst met het oog op dat besluit onderhandelingen met den heer van der Wielen aanknoopen Voor en aleer hij niet nader wordt ingelicht zal hij zich niet met het voorstel vereenigenwant het staat bij hem vastdat van der Wielen nopit zal kunnen voldoen aan de eischendie men hem zal meenen te moeten stellen, Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 93 De heer Wiersma zegt, dat, gelijk hij de laatste maal het voorstel van burgemeester en wethouders om niet met van dei- Wielen in onderhandeling te treden heeft geappuijeerd hij zich thans zal verklaren tegen een voorstel van tegenovergestelde strekking. Ofschoon het hem leed doet in herhaling te moeten vervallen, zoo kan het belangrijke der zaak, die het hier geldt, hem daarvan niet weerhouden. Het betreft hier het stellen van een hoogst gewigtig beginselen daartoe mag de raad niet over gaan dan na de zaak van alle zijden naar behooren te hebben gewikt en overwogen. Men dient zich de vraag te stellen welke de gevolgen van het te nemen besluit zullen zijn, gevolgen, die zich welligt nog zullen doen gevoelen wanneer de tegen woordige leden door anderen zullen zijn vervangen. De beurs- kwestie is de laatste keer aan 't rollen gegaan door het ter zake van van der Wielen uitgegaan initiatief. Ook spr. wensch is het, dat aan de kwestie een einde komehij wenschtdat er verandering kome door het in toepassing brengen van eene vol doende regeling. De strekking evenwel van 't adres van van dei- Wielen was anders; van der vVielen wenscht ook verandering, maar dat wel op eene geheel andere wijze dan spr. en welligt velen met hemvan der Wielen namelijk wenscht dat de beurs in zijne lokalen worde bestendigd waartoe hij wil dat onder handelingen worden aangeknoopt. Het voorstel van burgemeester en wethouders wasom niet in onderhandeling te treden. De meerderheid van den raad echter besliste anders en meende niet van de onderhandelingen te moeten afzien. De vraag evenwel die nu aan den raad ter beoordeeling wordt aangeboden reikt verder, namelijk, of het wenschelijk is met van der Wielen eene verbindtenis aan te gaan. Evenzeer als de vorige keer zal ook spr. thans zich niet met het aangaan van zoodanige onderhande lingen vereenigen. De reden die hij daarvoor heeft is deze dat de toestand van de lokalen van van der Wielen voor het houden van beurs onvoldoende is en zal blijven dat de beurs daar feiteiijk gehouden schept een vicieusen toestand dien men niet tot eenen wettelijken mag verheffen. Die onvoldoende toe stand isnaar spr's. meening niet te verhelpen en niet ver- eenigbaar met de behoeften van den handelhet gemeente bestuur zou handelen tegen het belang der gemeente in 't alge meen en dat van den handel in 't bijzonderwanneer het op dien onvoldoenden toestand zijn zegel drukte. Dit was de reden, die spr. de vorige keer vóór het voorstel van burgemeester en wethoudersom niet met van der Wielen in onderhandeling te treden gezind deed zijnen die hem thans tegen het nu gedaan voorstel van tegenovergestelde strekking zal doen stemmen. Hij beschouwt het dan nog wenschelijker den tegenwoordigen on voldoenden toestand stil te bestendigen dan zich gedurende eene lange reeks van jaren te verbinden. Ilij moet vragenwat pleit vóór het aangaan eener verbindtenis. De bezoekers immers wen- sehen zoodanig contract niet, want de adressanten, die op het niet-stichten eener nieuwe beurs aandrongenvoerden daarvoor hoofdzakelijk als motief aandat de tegen de lokaliteit van van der Wielen aangeheven klagten van geen overwegend belang zijn. Zij wenschen dus ongestoord het status quo. Is dit zoodan ook verlangen die adressanten althans niet naar verandering. De eenige dusdie verandering in den voorgestelden zin wenscht is van der Wielen zelf. En naar het spr. voorkomt, heeft ook van der Wielen alléén bij de door hem gewenschte verandering belang. Tegenover dat belang stelt hij «liet gemeentebelang", en ditzegt spr.is in strijd met dat van van der Wielen. Spr. vraagt verderof het geoorloofd is eene verbindtenis aan te gaandie zelfs zou voortduren tot tijd en wijle de tegenwoor dige leden in den raad geene zitting meer hebben? of zoodanige verbindtenis niet welligt zal uitloopen op eene grootc schade loosstelling uit te keeren door de gemeente Immerswaar de gemeente zich tegenover van der Wielen tot het niet bouwen eener beurs verbindt, daar is ze civiliter in r eg ten aansprakelijk tot vergoeding der schadedie zij later door liet eventueel stichten eener beurs, aan van der Wielen zou kunnen toebrengen. En daaraan zou men zich blootstellen zonder dat daartoe eenige grond bestaatwant geen enkel handelaar heeft het verzoek ge daan tot verbetering der lokaliteit van van der Wieleninte gendeel allendie de adressen teekendenom de beurs bij hem te laten verklaren dat ze tevreden zijn. Dus enkel het belang van van der Wielen is heteene verbindtenis aan te gaan maar voegt spr. er bijwil van der Wielen de beurs houden wil hij zijne lokalen verbeteren het staat aan hemde ge meente gaat dit niet aan. Overigens is spr. van oordeeldat de aan te gane verbindtenis eene weinig voorkomende zaak regardeertwant de gemeente verbindt zich terwijl niemand anders gebonden isiederdie het in 't. hoofd mogt krijgen eene beurs te stichtenzal dit vol komen vrij staan. Al nam spr. voor een oogenblik aandat zoo danig eene verbindtenis niet strijdig is met eene gezonde opvat ting van het belang der gemeentedan nog gelooft iiijdat die verbindtenis voor de verantwoording van de tegenwoordige raadsleden te groot is. Nog een ander punt moet spr. onder de aandacht der verga dering brengenhet betreft namelijk dat er onlangs een adres is ingekomen van den logementhouder Jonker die zich ook ge negen verklaart zijne lokalen voor 't houden van beurs in te rigten. En nu moet hij vragen of men aan van der Wielen geen monopolie zoude gevendoor alleen met hem te onderhandelen terwijl het blijkt, dat ook anderen genegen zijn de beurs ten hunnent te houden? Is zoo iets wel aan den raad geoorloofd? Volgens spr. zou menwil men onderhandelendaartoe niet eerder overgaandan na de publieke concurrentie te hebben uitgelokt. Waar ook Jonker aanbiedt zijne lokalen tot het hou den van beurs in te rigten daar blijkt het dat dit eene goede speculatie isen in dat geval mag de raad zich niet uitsluitend bij een persoon bepalen. Het is alzooomdat hij zich met het voorstel niet verantwoord rekent, dat hij gemeend heeft nog maals zijne bezwaren daartegen in 't midden te brengen. De heer Hommes merkt opdat den 26 Maart 1868 door dezen raad met 13 tegen 4 stemmen werd beslotenom aan van der Wielen te kennen te gevengeen termen te kunnen vinden, om met hem over de verbouwing zijner lokalen in overleg te treden. Dat besluit is in de toepassing thans nog meer gewet tigd. Toen ter tijd stond men nog voor de groote vraagof de voorgenomen verbouwingen den handelaren zou bevallen of niet. Thans weet men het resultaatde meest geachte-de grootste handelaren in verschillende takken maakten hunne bezwaren in de onlangs ter tafel gebragte adressen aan den raad kenbaar. Hunne zienswijze stelt spr. op hoogen prijs. Welke veranderin gen van der Wielen ook daarstelle er zal altijd blijven ont breken de ruimteom alle handelaren in verschillende takken naar eisch ten zijnent te kunnen ontvangen. Deze zienswijze is ook die van spr. Maar bovendien rekent hij het buiten 's raads bevoegdheid deze zaakdie eene eigene instelling isdaar ter plaatse te regelen. Integendeelde tijd tot stichting eener beurs is overrijp het besluit van April 1867, met 11 tegen 7 stemmen genomen, dringt tot uitvoering. De handel neemt in omvang in deze gemeente toegetuige daarvan het onlangs verschenen ver- slag der Nederlandsche bankwaarin Leeuwarden van alle agentschappen een hoofdrol speelten met die uitbreiding doet zich ook de behoefte aan eene geschikte verzamelplaatsaan eene flinke beurs hoe langer zoo meer gevoelen. Om de aan gevoerde redenen zal spr. stemmen tegen elke onderhandeling, die men met van der Wielen zou willen aangaan. De lieer de Witll geeft te kennendat hij ook tegen het voorstel zal stemmen. In de gegeven omstandigheden zou hij nog liever den tegenwoordigen toestand bestendigenzooals be reids eenigen tijd geschied is dan eene verbindtenis aan te gaan, te meer nog, omdat die verbindtenis zich over een tal van jaren zou uitstrekken. Dit acht spr. ongeraden dewijl bij de lokali teit van van der Wielen ongeschikt acht voor het houden van beurs.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 2