Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. ligtvindt spr. genoegzamen grondom het ter vaststelling aan geboden besluit niet aan te nemen. De heer van Eijsillga kan ook de ontwerp-besluiten zoo- z®.l!ggenuict aannemen en even als de heer Dupareziet ook hij de noodzakelijkheid de stukken ter nadere overweging aan burgemeester en wethouders terug te zenden. Spr. wil °den heer Dupare niet volgen in de beoordeeling van formaliteiten li met in a(:,lt zouden zijn genomen maar toch acht hij volkomen juist de bewering, dat in de ontwerpbesluiten eene begripsverwarring is ingeslopendat namelijk het onderscheid tusschen school en schoolgebouw schijnt te zijn uit het oog ver loren. Oorspronkelijk stond in de ontwerpen //school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens," Wat is in tusschen geschied? Men heeft besloten om in het gebouw dier inrigting een avondcursus te openen, toegankelijk voor leerlin gen hoofdzakelijk der tusschenscholen waaronder ook meisjes. Door dat besluit is het collcgie er zeker toe gebragt om het woord „jongens" weg te hemen als ware hetdat de school door dat besluit van karakter veranderd zoude zijniets wat naar spr. oordeel geenszins het geval is. De in 't leven geroe pen cursus is niets anders dan eene „tussehenschool" voor uit gebreid lager onderwijs. Daaromzegt spr.moet het woord „jongensblijven bestaan, want, wat toch heeft men hier Men heeft hier tusschenscholenwaaraan nu bij het besluit van 25 Mei 1 onderwijs in de Fransehe taal is toegevoegd. Spr. wenscht de zaak op een zuiver standpunt te hebben gebragt,in de ge geven omstandigheden acht hij verdaging der Dehandeling nood zakelijk waartoe ook de omstandigheiddat een der leden van het collegie afwezig is in dit bijzondere geval te meer aanleiding geeft. Maar behalve dit alles heeft spr. nog eene andere reden, waarom hij verdaging wenschelijk acht. 't Is hem namelijk uit ue stukken niet kunnen blijkendat de districtsschoolopziener ter zake een advies heeft uifgebragt. Hij vindt wel is waar het advies der .plaatselijke schoolcommissie; maar een schrijven van den schoolopziener heeft hij niet aangetroffen. Spr. zou het wenschelijk voorkomen dat die autoriteit intusschen nog werd gehoord en het aan de orde zijnd punt tot een onderwerp van nadere behandeling werd gemaakt. De heer Bloembergen begint met de laatste opmerking van den vorigen spr. kort te beantwoorden. Volgens dien spr. zou het uit de stukken niet blijkendat de schoolopziener ter zake is gehoord. Het spijt spr. den heer van Eijsinga de op merking te moeten maken dathad hij de stukken goed ge legen het hem dan zou zijn duidelijk geworden dat. ook de schoolopziener met de zaak bekend is. Immers hij had dan in de missive van de schoolcommissie deze woorden kunnen lezen „In onze vergadering van gisterenwaarin de heer schoolopzie ner van het le district tegenwoordig was." Spr. gelooftdat men daaruit genoegzaam afleiden kandat de schoolopziener met de zaak bekend is. Bovendien meent hij de verzekering <e kunnen geven dat de heer Rengers opzigtens de zaak met den schoolopziener een mondeling onderhoud heeft gehad. Wat nu de hoofdzaak betreftgelooft spr. te mogen volhouden dat het voorstel van 11. Mei eene avondschool aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs beoogde. Dit blijkt zeer duidelijk uit de volgende bewoordingen van dat voorstel„Reeds //vroeger is men er dus op bedacht geweestom aan de school //Voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs de gelegenheid //te verschaffenom alleen in de avonduren onderwijs in liet z/Fransch en in andere vakken van meer uitgebreid lager onder- //wijs te genieten. Daar echter van die gelegenheid gedurende //ruim drie jaren slechts van een leerling en dat nog wel voor „korten tijd gebruik is gemaakt, heeft men bij de nieuwe rege- „ling der lesuren geen lx zwaar gevonden om dien afzonderlijken //Cursus Ie doen vervallen. Intus-.chen zouden wij het met liet uoog op de verschillende bezwaren door de schoolcommissie te lgen eene uitbreiding der leervakken aan de tussehenschool le „klasse aangevoerdgeschikt Achtendat althans bij wijze van „proefneming op nieuv een avondcursus aan de school voor //lager- en meer uitgebreid lager onderwijsspeciaal voor het //Onderwijs in de Fransehe laai werd geopend. Waar inderdaad z/de behoefte aan het onderwijs in die taal bestaatgelooven „wijdat, eene dergelijke gelegenheid tegen een schoolgeld ge- „cvenredigd aan den maatschappelijken stand der adressanten //geheel voldoende zal zijn. In overeenstemming met, het aan gehaald advies der schoolcommissie geven wij alzoo in over- /weging, om tot het onderwijs in de Fransehe taal aan leerlin gen van de tussehenschoolte bestemmen eene avondschool „die viermalen in de week van 68 ure aan de school van „lager- en meer uitgebreid lager onderwijs zal worden gehouden". Spr. gelooftdat het hieruit voldoende kan blijken dat men werkelijk niets anders heeft beoogd dan eene avondschool aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs. Zijns inziens komt, dit in het aangehaalde zoo duidelijk uitdat hij riict weten zouhoe er eene andere opvatting aan te ontleeuen. De heer van Eijsinga wenschte de zaken goed uit elkander te houden. Spr. gelooft, dat het collegie dien wensch deelt; maar hij kan toch niet nalaten er op te wijzendat de discussie van heden het bewijs levert van 't onpraktische, om alle schoolgeld - verordeningen in eene verordening zamen te vatten waartoe de raad in zijne vergadering van 23 Februarijgeheel tegen de opinie van het collegie inheeft besloten. Juist daardoor on dervindt men vertraging en geraakt, men in moeijelijklicden. Anders toch had men waar overigens het schoolgeld voor de school van den lieer Strumpel reeds geregeld was ten opzigte van het onderwijs gedurende de avond-urendat is aan de avondschool afzonderlijk het schoolgeld kunnen regelen men had daarin gemakkelijk bij een suppletoir besluit kunnen voor zien. In allen geval gelooft hijdat bij de leden van den raad, toen deze ter vergadering van 25 Mei deze zaak regeldede overtuiging zal hebnen vastgestaandat de avondschool niets anders zou zijn dan de vroegere avondschool aan de school van den heer Strumpelen in dien geest is ook het in behandeling gebragt ontwerp gesteld. Meent men echter, dat het beter is de zaak aan te houden, spr. zal er zich niet tegen verzetten, maar hij wenscht in dat gevaldat vooraf worde uitgemaaktwat men wil hoe men de avondschool wenscht beschouwd te hebben. Zooals reeds gezegd, spr. houdt haar voor niets anders dan eene avond school aan de school voor uitgebreid lager onderwijs. Is de op vatting van den raad ook zoo dan ziet hij niet in dat het aan geboden ontwerp niet zou kunnen worden vastgesteld behou dens dat misschien hier of daar eeue kleine wijziging zal moe ten worden aangebragt, waarin bij wijze van amendement, is te voorzien. Meent echter de raad in 't idee van de heeren Du pare en v. Eijsinga, dat er eene nieuwe, eene afzonderlijke school is gevestigddan zal eerst op het besluit van 25 Mei moeten worden teruggekomenten einde dit in dien zin in overeen stemming met de wet te brengen en zal ook het nu aanhangig ontwerp meer belangrijke wijziging- behoeven. De heer Dupare wenscht aan te vangen met de beantwoor ding der door den laatsten spreker gedane vraag, namelijk te weten wat de raad wil Spr. moet opmerkendat, welke ook de bedoelingen van burgemeester en wethouders mogen zijn ge weest, de raad de zaak duidelijk heeft uitgemaakt. Volgens litt. a van zijn besluit van 25 Mei wil hij „dat eene avondschool „uitsluitend voor het onderwijs in de Fransehe taal zal gehou- „den worden in het lokaal der school voor lager en meer uitge breid lager onderwijs" en volgens lilt. b van dat besluit is liet zijn wil „dat die school toegankelijk zal zijn voor leerlingen „daartoe geschikt bevonden van de tusschenscholen en hen, die „eene lagere school hebben doorloopen." Ware het 's raads be doeling geweestdie avondschool te maken tot eene af'deeling van de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs hij hadop het voorbeeld van vroegermoeten beginnen met. bepalingen ter zake in de verordening op die inrigting op te w .Jm,.jpt.mL vwi in "iliil Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. 105 nemen. Dit is niet geschied. Men heeft de avondschool ge maakt tot eene op zich zelf staande inrigtingdie niets met de school van uitgebreid lager onderwijs gemeens heeftdan dat ze in een en hetzelfde lokaal wordt gehouden Ging de leer van den heer Bloembergen opdan zou spr. moeten vragen waarom dan een specialen hulponderwijzer voor het onderwijs aan te stellen Men zou in dat geval niet buiten den hoofdonderwij zer kunnen omgaan want de raad benoemt wel de hulponder wijzers maar de aanwijzing der klassewaarin de hulponder wijzers werkzaam zullen zijn, behoort niet bij hem zij ligt op den wég der schoolcommissie in. overleg met den hoofdonderwijzer. Spr. verklaart verder ongaarne eene speciale school van de avondschool te willen hebben gemaakt. Door het voorstel van burgemeester en wethouders is hij op het onuitvoerbare van 't besluit van 25 Mei gestuit. Wil men de zaak op de door 't collegie bedoelde wijze inrigtenmen dient dan vooraf de verordening te wijzigen maar in dat geval moet spr. opmerken is de strekking van de op te rigten avondschool op verre na niet gelijk aan de school voor lager en meer uitgeweid lager onderwijs. De heer van Eijsinga moet den heer Bloembergen opmer ken dat hij zich vergistwanneer hij meentdat hij (spr.) een nieuw gebouw zou verlangen. Spr. heeft dit niet beweerd en dit zal ook wel niemand beweren. Maar wat hij alleen heeft beweert en dit is het verschil van opvatting is, dat het door den hulponderwijzer Bakker te geven onderwijs aan de avondschool in hoegenaamd geen verband staat met het onder wijs aan de school voor uitgebreid lager onderwijs, dat het eerste onderwijs geen integrerend deel van het laatste uitmaakt, dat beide niets met elkander gemeen hebben dan dat ze in een en hetzelfde lokaal gegeven worden. Het is in zekeren zin meer uitgebreid lager onderwijs aan de tusschenscholen. Spr. gelooft dat men zien de zaak zoo moet voorstellen en moet er bepaal delijk tegen op komen, dat, men die inrigting beschouwtals een avondcursus aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens niet alleen zijn het andere leerlingen welke van die inrigting gebruik makenmaar bovendien staat liet vast dat aan de school van den heer Strumpel het uitge breid lager onderwijs reeds wordt gegeven. Daarom komt hij er op terugdat het collegie meenende eene verbetering in de ontwerp-besluiten aan te brengen door namelijk daarin het woord „jongens" te roijeren integendeel die ontwerpen minder en al- zoo onaannemelijk gemaakt heeft. Met het oog daarop kan spr. het voorstel van den heer Dupare ondersteunen. De heer Bloembergen vervolgt spr.zeide verderdat het niet wel was gezienom alle besluiten betreffende de school geldheffing in eene verordening zamen te vatten. Spr. integen deel is van oordeeldatwanneer niet intusschen de moeijeïijk- lieid met de avondschool was opgerezendie combinatie niet liet minste bezwaar zou hebben opgeleverd. Het oorspronkelijke ontwerp voldeed hem zeer goed en nog bestaat er volstrekt geene moeijelijkheid indien slechts de besproken inrigting goed wordt opgevat en de betrokken bepaling in de schoolgelaveror- dening op de juiste plaats wordt ingelascht. Het laatstewat spr. den heer Bloembergen nog wenschte te zeggen, is dit,dat hij niet heeft beweerd dat de schoolopziener niet van de zaak was gesaisisseerd maar alleen, dat hij van dien ambtenaar geen advies bij de stukken vond overgelegd. Aan diens advies zou hij hier in hooge mate gehecht hebben. De heer Jongsma merkt op, dat de heer Dupare bezwaren tegen het voorstel heeft geopperd. Onder die bezwaren treft spr. er sommigen van groot gewigt aan van zoodanig ge- wigt zelfs, dat hij voor zich niet in staat is zijne opinie daar over dadelijk uit te spreken. Hij rekentdat meer leden dei- vergadering in hetzelfde geval verkeeren. Van den wethouder Bloembergen heeft spr. het gehoord dat het collegie niet ge heel ongenegen is, om de zaak op nieuw in overweging te ne men. Dit is alzoo één weg, die men kan inslaan. Er is nog een andere wegnamelijk om de behandeling der zaak tot eene volgende vergadering uit te stellen. Maar wanneer spr. uit die twee wegen moet kiezen dan wenscht hij de beste namelijk renvooi aan burgemeester en wethouders ter nadere overweging, waartoe dat collegie te beter in staat wordt gesteld doordien de discussie van heden morgen in druk verschijnt. Wel verliest men op die wijze eenigen tijdmaar spr. acht zoo iets dan toch nog oneindig veel beterdan overhaast een met de wet strijdig besluit te nemen. Hij kan zich dus zeer wel met het voorstel van den heer Dupare vereenigen. De heer Bloombergon zegtdat, hij in al het reeds gespro kene nog geen antwoord heeft kunnen vinden op zijne vraag wat de raad wenschtten minste het is hem nog niet duidelijk geworden. De voorlaatste spreker heeft gezegd dat hij geen nieuw gebouw wenscht maar dit is de vraag niet. Spr. ge voelt het zeer, dat men wel twee schoolinrigtiiigen kan hebben zonder twee gebouwen maar met. dat al is 't hem nog niet dui delijk of men het onderwijs der avondschool wil hebben aange merkt als onderdeel van de school voor uitgebreid lager onder wijs dan wel of men meentdat zoo iets onbestaanbaar is. Het besluit is dat er onderwijs zal worden gegeven in de lokaliteit dier school gedurende de avonduren en nu meent spr.dat het door vorige sprekers is uitgesproken, dat zij in dat onderwijs eene nieuwe inrigtingeene nieuwe school zien geheel afgescheiden van die des heeren Strumpel. Is dit de opinie dan moet spr. zeggendat dit strijdt met het besluit van 25 Mei. Men heeft er op gewezen, dat het niet kan opgaan, dat het onderwijs worde gegeven door een hulponderwijzer en daarin meende men het be wijs te vinden dat de avondschool zou zijn eene afzonderlijke school, Spr gelooftdat dit eene verkeerde gevolgtrekking is. Een der hulponderwijzers van den heer Strumpel zal als zooda nig speciaal met het onderwijs gedurende de avondlessen wor den belast.en daarvoor eene toelage boven zijne tegenwoordige bezoldiging genieten. Spr. ziet niet in, dat dit onbestaanbaar zou zijn met de wet en moet nogmaals zijne verwondering te kennen gevendat bij eene vorige gelegenheid daarover geheel het stil zwijgen is bewaard. Wat er voor de organisatie Cener nieuwe school vereischt wordtwijst de wet zóó duidelijk aan dat het wel aan geen twijfel onderhevig isdathad men zoo iets op het oogwel één der leden op het, idéé zou gekomen zijndat daartoe meer dan het den 25 Mei genomen besluit noodig was. Juist uit het feit, dat niemand daarvan heeft gewaagd meent spr. te mogen opmakendat algemeen bij de leden de opinie heeft vastgestaan dat men organiseerde het onderwijs aan de school voor uitgebreid lager onderwijs voor leerlingen van andere scho len. Hij is ten slotte van oordeeldat liet, collegie. niet zal we ten hoe te handelen wanneer er op de straks gedane vraag geen bepaald antwoord volgt. De lieer Dllparc bad zich gevleiddat het zoo straks den vorigen spr. gegeven antwoord voldoende zoude zijn geweest. Hij bemerkt echtèrdat dit niet het geval schijnt te zijnen hij vindt zich daardoor genoodzaakt, zich zoo veel mogelijk nog dui delijker uit te drukken. De lieer Bloembergen heeft nu erkend, dat de raad wil hebben eene avondschool aan de school voor uit gebreid lager onderwijs. Spr. evenwel beweert met het raads besluit van 25 Mei voor zich dat men wenscht eene avondschool in H gebouw der bedoelde schoolinrigting. Waarom echter, vroeg de heer Bloembergenzijn de heden geopperde bezwaren niet in de vergadering van 25 Mei te berde gebragt Spr. herinnert er aan, dat hij in zijne eerste rede heeft erkenddat hij toen de zaak minder uit het oogpunt van vorm heeft beschouwd, even als de an dere leden. In dit opzigt heeft hij reeds zijn aandeel in de schuld beleden. De opvatting van spr. van deze zaak is intusschen als volgt De leerlingen van de tussehenschool 1ste klasse wenschen 's avonds onderwijs te ontvangen in de Fransehe taaldat onderwijs kan niet in het lokaal dier school gegeven wordenomdat het dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 4