118 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. dit geheel verkeerd vinden. Hij wil lieverdat men gebruike wat men op het oogenblik zelve nog heeft. De heer Gorter antwoordtdat hij den heer Bloembergen zou kunnen gelijk geven wanneer de bestrating bij het zieken huis in zoo'n onvoldoenden toestand verkeerde. Maar er zijn andere gedeelten in de stad waar de bestrating veel slechter is o. a. in het Kuitenkwartier. Moet men veldkeijen hebben dat men ze dan daar wegneme. Spr. echter ontkentdat de be strating bij 't ziekenhuis zoo slecht isdat ze niet langer kan liggen. De heer van Sloterdijck is het na de gevoerde discussie nog niet duidelijk gewordenwat de raad eigenlijk voor zich heeft. Hebben wevraagt spr.hebben we eene proefneming voor het vast te stellen algemeen plan of hebben we de vol doening aan een gebleken behoefte tot bestrating op het aschland Is de voldoening aan die behoefte als hoofdzaak te beschouwen of is dit nevenzaak Alle deze gevoelens zijn verdedigd. Spr. voor zich helt over naar het gevoelendat het voorstel eene proefneming voor het algemeen plan van bestratinggelijk door den raad is gewensehtbeoogt, 't Kan mogelijk wezendat men bij zoo'n algemeen plan de voorkeur geeft hetzij aan Quenast hetzij aan veldkeijen doch in ieder geval als men het voorstel als eene proefneming voor 't algemeen plan wil opvatten dan moet ze in alle opzigten volledig zijn dan behoort ze zich niet enkel te bepalen bij het kiezen eener steensoortmaar dan zal ze zich ook moeten uitstrekken tot het zoeken der beste wijze van bestrating. Zoo straks reeds heeft spr. daaromtrent inlichting gevraagd. Tot nog toe heeft hij slechts ontvangen de erkentenis, dat welligt de werklieden van-den straatmaker niet voor hunne taak berekend zijn. Dit is spr. niet genoeg. Hij is van oordeeldat het verkrijgen eener goede of slechte bestra ting van het leggen er van afhangt en daarom moet hij nog maals de vrijheid nemen om van burgemeester en wethouders te vragen wat plan er bij hen bestaat ten opzigte van de wijze van bestraling, ingeval het voorstel door den raad mogt w"or den aangenomen. De Voorzitter geeft te kennen, dat dit punt niet bepaald bij 't collegie besproken is. Misschien dat het werk zal worden aanbesteed en in dat geval hangt de uitvoering af aan de pru dentie van den architect of een' ander daarvoor aan te wijzen deskundige. Wil men het opgedragen hebben aan bepaalde ar beiders dan zal de raad het collegie ook vrijheid moeten la ten om die arbeiders te beloonen. Geschiedt het werk bij aan- nemiugdan heeft men niet over de arbeiders te beschikken. De heer Bloembergen voegt aan 't gesprokene toedat men zal mogen verwachtendat burgemeester en wethouders zooveel mogelijk zullen zorgen geschikte werklieden te treffen. Bij aanbesteding heeft het collegie 't ook altijd nog in de hand de uitvoering van het werk aan den laagsten inschrijver te wei geren. De ervaring heeft het trouwens wel geleerddatals men geschikte steenen heeftmen dan ook wel eene goede be vloering kan bekomen. Het spreekt echter van zelf, dat het collegie zich de gemaakte wenken zal te nutte maken en er voor zal waken bij aanbestedinghet werk goed te omschrijven. De heer van Valkenburg heeft er van hooren gewagen dat veldkeijen weinig geschikt zijn om zware lasten te torschen. Nu is het hem voorgekomen dat de bestrating op het aschland nog al vrij wat zal hebben te lijden; dagelijks toch zullen zware karren er over moeten rijden. Maar wanneer nu de veldkeijen niet op de gewone straten bestand zijn vraagt spr. mag men dan aannemen, dat ze dit op het aschland wel zullen zijn? De heer Bloembergen deelt geheel de opmerking van den vorigen spr. in zooverredat ook hij voor de bestrating van het aschland geen veldkeijen zou willen bezigenjuist om het be zwaar dat de bestrating aldaar door die zware vrachtwagens veel aan beschadiging zal blootstaan. Evenwel dient niet uit het oog te verliezen dat het aschland alleen voor het aldaar wer kend personeel toegankelijk is en niet voor het publiek. In zoo ver zal hier eene bestrating van veldkeijen minder bezwaar voor het publiek opleveren en verdient het aanbeveling die uit an dere straten op te nemen en herwaarts over te brengen. Nog zij er bijgevoegddat men op het oog heeftom voor den op reed naar het aschland van eene betere steensoort gebruik te maken, namelijk van die uit de Weerdt, de zoogenaamde As- sclie keijen. Hierna stelt de voorzitter de conclusie aan de orde. De heer Westenberg stelt bij amendement voor in punt a te roijeren de woorden ,/Cn van die langs den Nieuwtnweg van de Blokhuissteeg tot de Huizumerbrug.' Tot toelichting van dit amendement voert hij aandat hij de vervloering van de Weerdt noodzakelijk achtmaar niet verder wenscht hij te gaan voor dat er een algemeen plan van bestrating is vastgesteld. Bij stemming over dit amendement staken de stemmen als verklarende zich zeven leden daarvoor en gelijk getal zich daartegen. Voor stemden de heeren Attemade With van Valkenburg Rooseboom WestenbergGorter en Suringar. Tegen de heeren DuparcBruinsmavan SloterdijckRen- gers Oosterhoff, Dirks en Bloembergen. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der ge- meentebegrootingdienst 1871. De Voorzitter deelt mede, dat het ontwerp-besluit niet te gen de vergadering van heden is kunnen worden afgedrukt hij stelt daarom voor het voorstel in eene volgende vergadering in behandeling te nemen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot den aanmaak van nog tivee overdekte bergplaatsen op het aschland. De conclusie van dit voorstel luidt t Burgemeester en wethouders te magtigen tot den aanbouw van twee overdekte mestplaatsen op de verzamelplaats van asch vuilnis enz.benevens het maken van 400 centiare keibestrating en het teeren der overdekking van drie reeds bestaande mest plaatsen aldaar," De Voorzitter merkt op, dat tengevolge van het staken der stemmen over het amendement van den heer Westenberg op het voorstel tot vernieuwing van sommige straten het onderdeel over het maken van 400 centiare bestrating uit de conclusie moet worden geligt. De heer Gorter vraagtof voor het bouwen der hier be doelde mestplaatsen een post op de begrooting voorkomt? De Voorzitter geeft te kennen, dat bij het voorstel tot wij ziging der begrooting de vereischte gelden worden aangevraagd. De heer van Sloterdijck vraagtof aan de conclusie nog niet een punt moet worden verbonden om namelijk burgemees ter en wethouders te verzoeken tot het doen van voorstellen ter bestrijding der aan de stichting verbonden kosten? Heeft spr. het wel dan is deze zaak met opzet op den oproepingbrief aan- gebragt na het voorstel tot wijziging der begrooting. De lieer Bloembergen zegtdat de onderstelling van den heer van Sloterdijck juist is. Namens burgemeester en wethou ders stelt hij voor het volgende punt aan de conclusie toe te voegen „b. Burgemeester en wethouders uit te noodigen den raad de vereischte voordragt te doen tot aanwijzing der fondsen die tot verevening kunnen strekken van de uitgaven uit het sub a ver meld besluit voortvloeiende." De aldns gewijzigde conclusie wordt met algemeene stemmen aangenomen. V. De voorzitter doet de vergadering in eene met gesloten deuren overgaan. Na afloop der beslotene wordt de openbare heropend, doch ver mits niets meer aan de orde was onmiddellijk daarna gesloten. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. 119 Vergadering van Donderdag ?A Augustus 1871. Tegenwoordig 15 leden. Afwezig, met kennisgeving, de hee ren Bruinsma en de With, zonder kennisgeving, de heeren Wiersma, JongsmaRengers en Oosterhoff. Voorzitter de heer wethouder E. Bloembergen. I. De Voorzitter na de vergadering te hebben geopend en te hebben medegedeeld dat de lieer Bruinsma door afwezig heid verhinderd is het voorzitterschap waar te nemen geeft te kennen dat volgens den oproepingDrief het eerste punt zoude zijn de lezing der notulen van de vorige vergaderingdoch aangezien het nieuw gekozen lid de heer C. Tigler Wijbrandi is opgekomen om te worden geïnstalleerd geeft hij in overwe ging dit aan de lezing der notulen te doen voorafgaan. Ilij doet vervolgens den secretaris lecture geven van eene resolutie van heeren gedeputeerde staten houdende mededeelingdat bij hen tegen de toelating van den heer Wijbrandi geene bezwaren be staan en verzoekt verder üe heeren Buma en van Valkenburg den heer Wijbrandi ter vergadering binnen te leiden. Hieraan door gemelde heeren voldaan zijndeherneemt de Voorzitter het woord en zich tot den heer Wijbrandi wen dende zegt hij Tengevolge der keuze van de kiezers dezer gemeente zijt gij benoemd tot lid van den gemeenteraad. Ge hebt reeds te kennen gegeven die benoeming te aanvaarden de raad heeft uwe geloofsbrieven onderzocht en noch van zijne zijde noch van die van gedeputeeide staten zijn er bezwaren ge opperd u als zoodanig toe te laten. Het oogenblik is nu daar waarop gij deze betrekking kunt aanvaarden. Vooraf echter zult ge de gevorderde eeden of beloften op de wijze uwer godsdien stige gezindheid hebben af te leggen. Ik vertrouw dat ge daartoe gezind zijt en verzoek den secretaris de betrekkelijke formulie ren voor te lezen. Hierna legt de heer Wijbrandi achtereenvolgens de bij de grond- en gemeentewet voorgeschreven verklaring en beloften af. De Voorzitter, andermaal het woord genomen hebbende, rigt tot, den heer Wijbrandi de volgende woorden Waar zoo danige belofte door u is afgelegd daar geloof ik mij ontslagen te mogen achten u in het breede de belangen der gemeente aan te bevelen. Toch is het mij behoefte een kort woord tot u te rigten om u geluk te wenschen met de aanvaarding dezer be trekking die u de gelegenheid aanbiedt ten nutte der gemeente werkzaam te zijn. Rijst daarbij onwillekeurig de herinnering bij mij op aan den man dien gij hier vervangtaan het tal van jaren, dat hij in het bestuur der gemeente werkzaam was, - her nieuwt zich daarbij het besef hoeveel de raad aan hem verloor, hoeveel aan den anderen kant verblijdt het mij en zeker ook mijne mede raad sled en met mij u hier als lid dezer vergadering te mogen begroeten, omdat wij ook van u goede verwachting hebben en het vertrouwen mogen dat ook gij in overeenstem ming met de belofte daar even door u afgelegd de belangen der gemeente met al uw vermogen zult voorstaan en bevorderen. Moge het u gegeven zijn die belofte met getrouwheid te vervul len en de gemeente rijke vruchten genieten van uwen arbeid ten haren nutte. Ik verzoek u thans den voor u bestemden zetel in te nemen. De heer Wijbrandi neemt hierop zitting. II. De notulen der vergadering van 19 Augustus jl. worden gelezen en goedgekeurd. III. Wordt ter tafel gebragt 1. Eene resolutie van heeren gedeputeerde staten, houdende goedkeuring van 't raadshesluit tot. ruiling met den staat der Nederlanden van gronden in de nabijheid van 't aschland gelegen. Aangenomen voor notificatie. 2. Een verzoek van jhr. mr. S. W. II. A. van Beijtna thoe Kingma en vijf andere ingezetenen om voorzieningen ie treffen ter wegneming van den slank dien de in de buitengracht bij de Prins Hendrikbrug uitloozende riolen verspreiden. Gesteld in handen van burgemeester en wethoudersten fine van beschikking. IV. De vergadering gaat over tot de behandeling van de op den oproepingbrief «aangebragte punten 1. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de vernieuwing van de bevloering van sommige straten. De Voorzitter herinnert er aan dat in de vorige vergade ring de stemmen hebben gestaakt over een amendement van den heer Westenberg om in sub a van punt 1 der conclusie van het voorstelluidende „tot den aankoop van straatkeijen voor eene //nieuwe bevloering van de bestrating langs de Weerdt en van «die langs den Nieuwen wegvan de Blokhuissteeg tot de Hui- //Zumer brug" te roijeren de woorden „en van die langs den Nieu wen wegvan de Blokhuissteeg tot de Huizumer brug\ De raad zal thans over gedacht amendement eene nieuwe stemming moeten hpuden. Geen der leden het woord verlangende wordt tot de stemming overgegaan en daarbij het amendement aangenomen met 9 tegen 4 stemmen die van de heeren Duparc BloembergenDirks en van Sloterdijck. De heer Attema was bij deze stemming nog niet ter vergade ring tegenwoordig; terwijl de heer Wijbrandi er zich van excu seerde op grond dat hij eerst heden geïnstalleerd de ge legenheid had gemist van de betrekkelijke stukken inzage te nemen. De Voorzitter brengt, hierna 't gewijzigd punt a in behandeling. De heer Hommes geeft te kennen in de vorige vergadering niet te zijn tegenwoordig geweest. Hij zal thans tegen het ge wijzigd punt a stemmen. Hij wil volstrekt geen steenen aan- koopen. Dezen morgen nog heeft hij eene locale inspectie door de gemeente gehouden waarbij hij heeft opgemerktdat er ver schillende straten worden aangetroffen, waar nimmer een rijtuig passeert en veldkeijen liggen deze veldkeijen zou hij door an dere steenen willen doen vervangen. Hij heeft eenige straten aangeteekend die hiervoor zouden in aanmerking komen als 't. Hoekster kerkhof, de Heerestraat't Zwitzerswaltje de Eewal, de Turfmarkthet gedeelte straat tusschen de Koningstraat en de Mcelbrug enz.enz. De Voorzitter observeert, dat het onderwerpelijk punt van conclusie thans luidtB. en W. te magtigen „tot den aankoop van straatkeijen voor eene nieuwe bevloering van de bestrating langs de Weerdt". Bij stemming wordt het aangenomen met 10 tegen 3 stemmen die van de heeren HommesRooseboom en Brunger. Ook bij deze stemming excuseerde zich de heer Wijbrandi en was de heer Attema nog niet ter vergadering tegenwoordig. Punt b. De Voorzitter gelooft, dat, na aanneming van 'tamendement van den heer Westenberg, ook hier hei voorgestelde omtrent den Nieuwen weg zal dienen te vervallen. Hij stelt daarom voor te roijeren de woorden »en voor den Nieuwen weg Quenastkeijen. Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De Voorzitter merkt vervolgens op dat bij het dagelijksch bestuur het idee heeft bestaan dat liet des architects bedoeling was de steenen, komende uit de bestrating in de Weerdt, te bezigen voor den opreed naar het aschland. Bij nadere bespre king met den architect is het echter gebleken dat ten dezen een misverstand bestaat, althans, de architect is thans van nor- deel dat bedoelde steenen niet voor 't aschland geschikt zijn maar dat ze moeten worden gebruikt in andere straten om daarmede de daar liggende veldkeijen te vervangen. Spr. geeft daarom in overweging om de laatste woorden van punt b „en „de uitkomende keijen te bezigen voor den aanleg eener bestra-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 1