1
138
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
III. aan de tusschenscholen der le klasse
voor het onderwijs op de dagschool- 3.60
IV. aan de tusschenscholen der 2de klasse
voor het onderwijs op de dagschool- 1.20.
Art. 3.
Het schoolgeld is verschuldigd door de oudersvoogden of an
deren die de leerlingen ter school zenden
wegens de scholen in artikel 1 aangeduid sub no. I, II en III
bij den aanvang van elk kwartaaltelkens een vierde gedeelte
en wegens de scholen in art, 1 aangeduidsub no. IVV en
VIop den eersten schooldag van elke maandtelkens een
twaalfde gedeelte
van het bedrag, dat volgens artikel 1 in verband met het be
paalde bij artikel 2 over een geheel jaar wordt geheven.
Voor de na den aanvang van elk kwartaalop een der in art.
1 sub III en III vermelde scholen aankomende leerlingen is
verschuldigd het schoolgeld over het volle kwartaalindien zij
in de eerste helft en over het halveindien zij in de laatste
helft aankomen.
Voor de leerlingen, die op een der tusschen- of bewaarscholen
worden geplaatst in den loop der maandis steeds het school
geld over de volle maand verschuldigd.
Art, 4.
In geen geval heeft geheele of gedeeltelijke teruggave van
eens betaalde schoolgelden plaats.
Art. 5.
Dit besluit treedt in werkingvoor de scholen vermeld in art.
1 sub I, II en III, met den aanvang van het kwartaal, en voor
dieaangeduid in art. 1sub no. IVV en VImet den eer
sten dag der maandna het tijdstip waarop de op dit besluit
vereischte koninklijke goedkeuring is verkregen.
Tegelijk met dat in werking treden vervallen de bepalingen
thans bestaande ten opzigte der heffing van de schoolgelden bij
dit besluit geregeld.
2. VERORDENING op de invordering der school
gelden geheven wordende voor onderwijs
aan de openbare scholen voor lager en
meer uitgebreid lager onderwijs en aan de
openbare bewaarscholen in de gemeente
Leeuwarden.
Art. i.
De scholenwaarop deze verordening betrekking heeftzijn
de volgende
1. de Fransche school voor jonge jufvrouwen
2. de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs;
3. de burgerschool voor meisjes
4. de tusschenschool der le klasse
5. de tusschenscholen der 2e klasse
6. de bewaarscholen voor minvermogenden.
Art. 2.
De hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen der in art. 1
genoemde scholen zenden wat betreft die aangeduid onder nos.
1, 2 en 3, binnen acht dagen na den aanvang van elk kwartaal,
en wat aangaat die vermeld onder nos. 45 en 6binnen vijf
dagen na den aanvang van elke maand aan burgemeester en
wethouders lijsten bevattende de namen en voornamen der als
dan tot de respective scholen behoorende leerlingen, benevens
de namen en woonplaatsen van hen, die ze ter school zenden en
het bedrag van het voor iederen leerling over het aangewezen
tijdvak (per kwartaal of per maand) verschuldigd schoolgeld.
De lijsten der leerlingen, die de avondschool bedoeld in art. 1
sub 11 d van het heffing-besluit, bezoeken, worden ofzonderlijk
opgemaakt door den eersten hulp-onderwijzer met het onderwijs
belasten door den hoofd-ondervvijzer nagezien en gewaarmerkt.
Indien op de scholen, wegens welke het schoolgeld per kwar
taal wordt ingevorderd, in den loop van een vorig kwartaal en
op diewaarvoor de invordering der schoolgelden maandelijks
plaats heeftin den loop der vorige maand leerlingen zijn toe
gelaten, wordt het schoolgeld voor zoodanig tijdvak te gelijk
met dat voor het aangevangene op de in te zenden lijst uitge
trokken met vermelding tevens van eene ten dezen noodzake
lijke aanwijzing.
Art, 3.
De in art, 2 bedoelde lijstenmet inachtneming van het bij
dat art. bepaalde en overeenkomstig ten dezen door burgemees
ter en wethouders zooveel noodig nader te geven voorschriften
door de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen opgemaakt
en deugdelijk verklaard worden door burgemeester en wethou
ders zoo spoedig doenlijk vastgesteld en aan den gemeente-ont
vanger ter invordering toegezonden.
Art. 4.
Tegelijk met de toezending van de lijsten der schoolgelden
aan den gemeente-ontvangerdoen burgemeester en wethouders
van die toezending openbare kennisgeving. Deze openbare ken
nisgeving strekt tot invorderbaar verklaring der schoolgelden.
Art. 5.
De schoolgelden moeten zijn betaald
a. wegens de scholen genoemd in art. 1 sub no. 12 en 3
voor het einde der eerste maand van elk kwartaalen
b. wegens die vermeld in art. 1sub no. 45 en 6 vóór den
21 van elke maand
waarover ze verschuldigd of waarin ze op de in art. 2 bedoelde
lijsten vermeld zijn.
Hij nalatigheid of weigering van betalinggeschiedt de invor
dering overeenkomstig de voorschriftenvervat in de artikelen
258 tot 262 der gemeentewet.
Art, 6.
De gemeente-ontvanger geeft, ten minste veertien dagen vóór
het einde van elk kwaartaal wegens de scholen bij art. 5 lett. a
bedoelden minstens vijf dagen vóór het einde van elke maand
wegens de overige scholen, aan burgemeester en wethouders be-
rigt omtrent den stand der invordering van de schoolgelden over
het alsdan bijna afgeloopen tijdvak (kwartaal of maand).
De leerlingen voor welke de verschuldigde schoolgelden dan
nog niet zijn voldaan worden niet toegelaten tot de lessen in
het volgend tijdvak (kwartaal of maand)vóór die voldoening
heeft plaats gevonden.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking tegelijk met het besluit
van hedenwaarbij de heffing der in dezen bedoelde schoolgel
den is geregeldals wanneer zijn vervallen de wegens de invor
dering dier schoolgelden thans bestaande verordeningen.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van G. A.
de Koehuurder van het huis Bellevueom ontbinding van de huur
overeenkomst met 1 October a.s. en kwijtschelding der huur sedert 12
Mei
De conclusie van dit voorstel luidt:
i,l. Met Gosse Alberts de Koekoffijhuishouder alhiervoor
en ten behoeve der gemeente aan te gaan eene overeenkomst
tot ontbinding met den 1 October 1871 van het contract, waarbij
hij van 12 Mei 1869 tot 12 Mei 1872 van de gemeente in huur
heeft bekomen het huis Bellevue genaamdgekwoteerd lett. L
no. 277.
2. Aan G. A. de Koe voornoemd kwijtschelding te verleenen,
voor de helft, van de huur, die hij, over het tijdvak van 12
Mei tot 1 October 1871 als huurder van het huis Bellevue schul
dig is, volgens huurcontract van 24 April 1869."
De heer van Sloterdijck zal zich met dit voorstel vereeni
gen. Maar ofschoon dit op het oogenblik niet aan de orde is
hangt toch eene door spr. gewenschte inlichting zoodanig met
deze zaak zamendat hij vrijheid meent te vinden ter zake eene
vraag te doen namelijk deze, of er ook stappen worden gedaan
tot vaststelling van de plannen tot het in exploitatie brengen van
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
139
de terreinen aan de zuidzijde der gracht 't Is mogelijkdat
spr. met deze vraag vooruitloopt op de binnen kort te behande
len begrooting voor 1872; maar hij gelooft, dat het welligt meer
leden der vergadering zal gaan gel ij k hemdat ze namelijk her
haalde malen worden lastig gevallen met de vraag hoe het toch
met die exploitatie gelegen is. Bij gelegenheid van een ander
onderwerpmerkt spr. op heeft de raad de verzekering ontvan
gen dat de plannen een punt van behandeling bij 't collegie uit
maken maar men hoort er verder niets van. Daarom zou hij
thans wenschen te vernemen hoever de zaak gevorderd is.
De Voorzitter zegtdat toen onlangs een voorstel van bur
gemeester en wethouders tot verkoop van de bouwterreinen 615
werd behandeld daarbij door het collegie tevens is herinnerd, dat
nu ook spoedig tot de exploitatie van de terreinen aan de buitenzi jde
der gracht zou kunnen worden overgegaan. Als gevolg daarvan heeft
het dan ook aan den architect opgedragen 1°. de voorwaarden te
ontwerpen voor den verkoop der genoemde bouwterreinen 615,
29 de plannen voor de verdere exploitatie in gereedheid te bren
gen. Aan eerstgemelde opdragt heeft de architect bereids vol
daan de voorwaarden zijn reeds bij de bouwcommissie in be
handeling doch omtrent de tweede opdragt zijn nog geene stuk
ken ontvangen. Niettemin de aandacht van het collegie is
reeds sedert lang op de zaak gevestigd geweesten spr. stelt
zich voordat het tengevolge van de gedane vraag op spoed
zal aandringen.
De heer Westenberg gelooftdat het antwoord van den
voorzitter de zaak niet veel verder brengt. De tijd gaat zijn
gang. Is ervraagt spr.aan den architect opgedragen de plan
nen te ontwerpen? en is hem daarvoor een termijn gesteld?
De Voorzitter is van oordeeldat het moeijelijk is een vas
ten termijn te stellen.
De heer Dirks bevestigt het door den voorzitter gesprokene
dat de voorwaarden voor den verkoop der bouwterreinen 615
bij de bouwcommissie in behandeling zijn. Zijn deze vastgesteld,
wat spoedig geschieden kan en zijn die bouwterreinen verkocht,
dan gelooft spr. zal men tot ecu vast plan kunnen komen
voor de exploitatie der terreinen aan de overzijde der gracht.
Men kan toch moeijelijk in twee slooten te gelijk springen. Eerst
toch overeenkomstig een raadsbesluit zullen de perceelen aan de
binnenzijde moeten zijn verkocht. Spr. wenscht echter ookdat
met het vaststellen der plannen niet langer worde gewacht en
en dat onmiddellijk na den verkoop der terreinen 615 den
architect voor de indiening daarvan een termijn worde gesteld.
De heer Westenberg moet verklaren, dat hij het verband
tusschen de beide zaken verkoop der terreinen 615 binnen-
en het opmaken der plannen voor de exploitatie aan de buiten
zijde van de gracht niet regt begrijpt. Wanneer het waar
wasdat zoodra de verkoop der terreinen 615 is afgeloopen
ook de plannen voor de exploitatie der terreinen aan de buiten
zijde gereed waren dan zou spr. er zich bij kunnen neerleggen;
maar wanneer het 't geval mogt zijndat na dien verkoop eerst
met de plannen een aanvang zal worden gemaaktdan zullen
er nog maanden kunnen verloopen, eer ze bij den raad in be
handeling komen. Hij zou dus wel wenschendat de raad een
termijn bepaalde.
De Voorzitter gelooft te mogen aannemendat burgemees
ter en wethoudersna het gesprokene redenen zullen vinden
om zorg te dragendat de plannen spoedig inkomen.
De heer Westenberg zou wenschen bepaald te ziendat
de plannen voor 1 November moeten worden ingediend. Dan
weet men althans iets. Spr. durft nogtans geen bepaalden ter
mijn voor te slaan doch wel durft hij het dagelijkseh bestuur ver
zoeken om in eene volgende vergadering inlichtingen te ver
strekken wanneer de plannen kunnen worden verwacht.
De Voorzittor is bereid aan dit verzoek te voldoen.
De heer Gorter zegtdat er een besluit bestaat 't welk be
paalt dat eerst de terreinen aan de binnenzijde moeten zijn in
exploitatie gebragt, voor en aleer met die aan de buitenzijde
mag worden aangevangen. Dit heeft bij hem altijd op den voor
grond gestaan. Nu zooals de heer Dirks zeide de voor
waarden bij de commissie voor de bouwzaken reeds in behande
ling zijngelooft spr.dat ook weldra de verkoop kan worden
gehouden. Heeft deze plaats gehaddan ook zal men gelegen
heid hebben plannen te beramen voor de exploitatie der terrei
nen aan de buitenzijde. Voor 't oogenblik acht spr. dit ontijdig.
De heer Wiersma is de meening toegedaan dat de vraag
van den heer van Sloterdijck zich hiertoe bepaaltof de exploi
tatie van de terreinen aan de buitenzijde der gracht met zooda-
nigen spoed wordt voorbereid dat in het begin van 1872 nog
met het bouwen zal kunnen worden aangevangen. Zoodanig op
gevat, heeft spr. de vraag genoegen gedaan, want, zal de exploi
tatie in den goeden tijd, d. i. in het voorjaar, een aanvang ne
men dan heeft men geen tijd meer te verliezen dan is het
noodig met gepasten spoed de voorbereidende maatregelen te
beramen. Niemand toch zal het tegenspreken dat de verkoop
van de terreinen 615 op een zóó ongelegen mogelijk tijdstip
invalt. Het najaar is voor het bouwen ongeschikt, dewijl men
dan den geheelen winter op handen heeft. Spr. moet derhalve
het verzoek van den heer Westenberg appuijeren. Ook hij wenscht
dat de raad de plannen zóó tijdig outvangedat er voor hem
nog gelegenheid bestaatom ze van alle kanten te bezien.
Omtrent het door den heer Gorter gesprokene moet spr. op
merken dat omtrent het bedoelde raadsbesluit verschillende
meeningen heerschen. De een legt het uit op de wijze van den
heer Gortereen ander in tegenovergestelden zin. Doch hoe dit
ook zij spr. gelooft nietdat gedacht besluit belet om althans
de voorbereidende maatregelen te nemen. Het moge aan de uit
voering in den weg staan nimmer echter is het een hinder
paal voor het beramen der conservatoire maatregelen.
De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders zul
len trachten in de volgende vergadering meer bepaalde inlich
tingen te geven. Hij is van oordeel, dat de perceelen 615
nog wel in October zuljpn kunnen worden verkocht.
Hierna wordt de conclusie van het voorstel met algemeene
men aangenomen.
3. Benoeming van een ambtenaar van den burgerlijken standten
gevolge aftreding als lid van den raad van den heer mr. E. Attema.
De heer Attema wordt met 17 van de 18 stemmen de heer
Dirks verkreeg 1 stem als ambtenaar van den burgerlijken
stand herkozen.
4. Benoeming van leden der commissie voor het ontwerpen van de
verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd.
De heeren Attema, Jongsma, van Sloterdijck en Duparc wor
den ieder met 17 stemmen als leden der commissie herkozen.
Verder waren uitgebragt op den burgemeester en den heer
Bruinsma ieder 6 stemmen op den heer Buma 3 stemmen op
de heeren Dirks en Wiersma ieder 2 stemmen en op den heer
Westenberg 1 stem.
De Voorzitter zegt, dat er alzoo eene nieuwe vrije stem
ming ter benoeming van nog een lid zal moeten plaats hebben.
De heer Rengers acht dit niet noodzakelijk de commissie
immers bestaat uit 5 ledenterwijl de burgemeester er voorzit
ter van is.
De heer Wiersma meentdat het vroeger is uitgemaakt, dat
ingeval de burgemeester niet bepaald wordt benoemd hij ook
geen lid der commissie is.
De heer Bloembergen acht het van belang na te gaan hoe
primitief de verordening-commissie is ingesteld. De raad zal
toch wel een besluit hebben genomen ten aanzien van het getal
ledenwaaruit de commissie zal bestaan. Voor deze com
missie bestaat echter geene speciale verordening. Spr. geeft