166
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1871.
het oogmerk gehadom te beweren dat het bezoek der armen
niet tot zijne roeping behoort. Men heeft daarbij in aanmer
king genomendat tot dat einde hem een bode ten dienste staat.
Spr. wil erkennen dat de uitdrukking in het rapport wel eeniger-
mate tot de gemaakte gevolgtrekking grond geeftdoch men
heeft dat er niet mede bedoeld, 't Was meer de bedoeling om
te doen uitkomen dat hij verder gingdan hij geroepen is
nietdat hij in het geheel niet gehouden is de bedeelden te be
zoeken. Naar aanleiding van dat een en anderspeciaal met
het oog op de belangrijke vermindering van werkzaamheden
achtte het collegie zich geregtigd tot het voorstelom de bezol
diging te verlagen.
Punt 1 der conclusie wordt hierop venrorpen met 11 tegen 4
stemmen, die van de heeren Oosterhofif, Bloembergen, Dirks en
Bruin8ma.
De Voorzitter merkt op dat met dezen uitslag punt 2 van
het voorstel vervalt.
De heer Buma vraagt, of 'tnu ook nog noodig is een voor
stel te doen, om het tractement op ƒ800 te behouden?
De Voorzitter antwoordt, dat, aangezien het voorstel ver
worpen is, het tractement blijft zooals 't bij hetreglement be
paald is.
8. Voorstel van burgemeester en weUioudei's tot het aanleggen eener
Jdinkertbestrating langs het Kalverdijkje. Zie bijlage no. 30).
De heer van Sloterdijck zou gaarne eenige inlichting ont
vangen ten aanzien van de uitvoering van het werk. Het voor
stel namelijk wordt aan de orde gesteld nu de maand Novem
ber bijna halverwege verstreken is. Nu wenscht spr. te verne
men of het werk nog dit jaar zal worden tot stand gebragt.
Mogt dit niet het geval zijn dan zou hij het wenschelijk achten,
dat op de begrooting voor de dienst 1872 een post terzake werd
in uitgaaf gesteld.
De Voorzitter antwoordt, dat de verbetering van het Kal
verdijkje in dadelijk verband staat met den aanleg eener schiet
baan. Daaromtrent kan hij mededeelen, dat bereids de noodige
schikkingen zijn getroffen met de huurdersche van het land
waarop die baan zal worden gemaakt. De details van de baan
die reeds gedeeltelijk door den architect zijn opgemaakt en ge
deeltelijk nog in bewerking zijn moeten eerst nog worden
goedgekeurd door de militaire autoriteit. Zijn deze goedgekeurd
dan zal onmiddelijk de baan in gereedheid worden gebragt en
dan zal tevens de hand worden gelegd aan de verbetering van
het Kalverdijkjeten einde te voorkomen dat ditwanneer de
baan gereed is, niet passabel zij. De bedoeling is dus èn aanleg
van de schietbaan èn verbetering van 't Kalverdijkje te doen te
zamen gaan; doch nu is het moeijelijk te zeggen, wauueer dat
geschieden zalomdat het afhangt van de goedkeuring der mili
taire autoriteit.
De conclusie van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming aangenomenals gevolg waarvan is besloten
10. Langs het Kalverdijkje van den Groninger straatweg af
tot den toegang der te maken schietbaan op het kadastrale per
ceel sectie Fno. 236 eene klinkertbestrating aan te leggen
met een zijtak tot het Cambuursterpadeen en ander ter breedte
van 21/2 meter.
20. Burgemeester en wethouders uit te noodigenom te zij
ner tijd den raad de vereischte voorstellen aan te biedentér
aanwijzing van de fondsen, waaruit de kosten, verhonden aan de
uitvoering van het sub 10 vermeld besluit, zullen worden bestreden.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de
pachters der marktgelden en der water-kaai- en walgeldenom ver
mindering van de door hen over 1871 verschuldigde pachtsommen.
De vergadering, zich vereenigende met de conclusie van het
voorstelBesluit met algemeene stemmen
Aan Hermanus Kuilenberg en Heerc van der Werff gedeelte
lijke kwijtschelding te verleenen van de door hen verschuldigde
pachtsommen over 1871
a. van de opbrengst der marktgelden tot een bedrag van 700;
b. van de opbrengst der water-kaai- eq walgelden tot een
bedrag van 50.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van G.
Rokerom de thans bij hem in gebruik zijnde woning op nieuw in
huur te mogen erlangen.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt zonder
hoofdelijke stemming besloten
Aan G. Rokerhoofdonderwijzer aan de tusschenschool lste
klasse alhier, naar aanleiding van zijn daartoe gedaan verzoek
en voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
van den 12 Mei 1872 af, voor den tijd van vijfjaren, onder
hands in huur af te staan de woning boven de tusschenschool
lste klasse in deze gemeentegekwoteerd lelt. Ino. 243tegen
betaling eener jaarlijksche huursom van een honderd vijf en ze
ventig gulden en overigens op de voorwaardenomschreven in
het tusschen de gemeente en den adressant den 20 Februarij 1867
gesloten huurcontract.
De heer Wiersma verlaat de vergadering.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
R. J. Dijkstraom op nieuw huurder te mogen worden van de herberg
„de Klanderij".
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
„a. Afwijzend te beschikken op het adres van R. J. Dijkstra
bovenvermeld.
„b. Burgemeester en wethouders te magtigenom zoodra mo
gelijk over te gaan tot het verhuren bij gesloten briefjesvan
de herberg „de Klanderij" c a. en het daarbij behoorend perceel
land voor den tijd van 5 jarenop voorwaarden door hen vast
te stellen voorbehoudens voor zoover noodignadere goedkeu
ring van heeren gedeputeerde staten.
De heer Gorter merkt opdat in het voorstel als argument
is gebezigddat in eene vorige vergadering ook besloten is
om twee aan de gemeente toebehoorende boereplaatsen publiek
te verhuren. Hij kan zich in het algemeen met. het beginsel van
publieke verhuring vereenigen maar dit belet hem nietom
waar de omstandigheden dit medebrengenop dat beginsel eene
uitzondering toe te laten. Zoodanige uitzondering gelooft hij
dat in dezeu aanwezig is. De gemeente toch heeft er een niet
te ontkennen belang bijdat zij een goeden huurder hebbeen
wanneer spr. dan ziet op de som van ƒ1157, die door Dijkstra
aangeboden wordtdan gelooft hij te mogen zeggendat die
som wel zóó belangrijk isdat hij ongaarne tot eene publieke
verhuring zou willen overgaan. Zijns bedunkens is de aangebo
den som in meer dan billijke verhouding met het verhuurdeen
van daardat hij tegen het voorstel zal stemmen.
De heer Bloembergen merkt opdat de door den vorigen
spr. gemaakte gevolgtrekking niet geheel juist isin zooverre
namelijk niet, als zoude het collegie publieke verhuring wen
schelijk achtenomdat ten opzigte van andere gemeente-eigen
dommen in eene vorige vergadering daartoe besloten is. In te
gendeel bij het collegie bestond destijds een tegenovergesteld
denkbeeld. Van daar dat het heeft voorgesteld bedoelde eigen
dommen niet publiek, maar onder de hand op tauxatie te ver
huren. Ditzelfde zou het collegie welligt ook in betrekking tot
de herberg „de Klanderij" hebben voorgesteld ware het niet
dat hetmet het oog op het genomen besluitmeende in den
geest des raads te handelendoor ook hier voor te stellen den
zelfden weg in te slaan. Spr. gelooft overigens gerust er te kun
nen bijvoegen, dat het collegie niet zou hebben voorgesteld de
herberg zoo voetstoots weder aan Dijkstra in huur af te staan
maar dan wel vooraf tauxatie zou hebben bewerkstelligd.
De heer Dirks gelooft, dat beide zaken verhuur van de
■H)
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
167
boereplaatsen en van de herberg „de Klanderij" niet gelijk
staan. In opzigt tot de boereplaatsen kon men gevoegelijk voor
stellen verhuur op tauxatie omdat het gemakkelijk is na te gaan,
wat de landerijen kunnen opbrengen. Maar bij de herberg „de
Klanderij" mist men die gegevens hier zou men moeijelijk ie
mand kunnen vinden die eene eenigermate vertrouwbare tauxa
tie kan opmaken. Let men voorts op de omstandigheid dat de
herberg is gelegen nabij het spoorweg-station dat het daar
in den laatsten tijd veel veranderd en de toevoer van vreemde
lingen aanmerkelijk toegenomen isdan is hetdunkt spr.in
alle opzigten zaak nu eens te beproeven wat de herberg in pu
blieke verhuring opbrengen kan. Hij is op grond hiervan zeer
vóór het voorstel.
De heer van Sloterdijck is het eens met den eersten spr.
den lieer Gorter. Voor hem is ook de gevolgtrekking van de
publieke verhuring der boereplaatsen tot die van de herberg „de
Klanderij" niet juist. Beide gevallen zijn niet gelijk,niet zoo
als de heer Dirks opmerkte bij gebreke van eene tauxatie want
dit pleit nog meer voor onderhantl6che verhuring: maar juist om
dat het bedoelde raadsbesluit een gevolg was van gebleken min
der goede behandeling der landerijen en de aangeboden huurprijs
niet in overeenstemming was met dien van andere in de nabij
heid gelegen plaatsen. De raad heeft bij dat besluit ook niet als
algemeen beginsel publieke verhuring aangenomen zelfs niet voor
't vervolg voor die plaatsen maar slechts voor dezen keer wilde
hij daartoe overgaan. In dezen heeft de gemeente te veel be
lang bij een goeden huurderdan dat spr. ter wille van eene
hoogere opbrengst dit zou wenschen voorbij te zien.
Punt a der conclusie wordt hierop aangenomen met 12 tegen 2
stemmen die van de heeren van Sloterdijck en Gorter.
Punt b.
De Voorzitter geeft te kennen dat burgemeester en wet
houdersbij nadere overweging, zijn tot het denkbeeld gekomen,
om de verhuring niet bij gesloten briefjesmaar geheel publick
en bij opbod te doen plaats hebben. Dikwijls toch gebeurt het
dat een gegadigdewiens inschrijving met slechts eene geringe
som overtroffen wordtnaderhand berouw heeft niet hoogcr te
hebben geschreven. Daarom wenschen burgemeester en wethou
ders de gelegenheid open te houden dat zoodanig gegadigde
alsnog zijn bod kunne verhoogen. Zij stellen dientengevolge voor
punt b te lezen .- „Burgemeester en wethouders te magtigen om
„zoodra mogelijk over te gaan tot publieke verhuring van de herberg
„„de Klanderij" c. a. en het daarbij behoorend perceel landvoor
„den tijd van 5 jaren op voorwaarden door hen vast te stellen."
De heer van Sloterdijck vraagtof men bij zoodanige ver
huring niet gebonden is aan den hoogsten bieder
De heer Bruinsma merkt op, dat dit evenzoo'is bij verhu
ring met gesloten briefjes, indien namelijk de hoogste bieder goed
is voor de huur.
De heer Duparc is van oordeeldat het antwoord op de
vraag van den heer van Sloterdijck opgesloten ligt. in de wijze
waarop de verhuring gehouden wordt. Men kan daarbijéven
als bij eene aanbestedingzich voorbehouden op een opvolgenden
bieder terugtasten in omgekeerde rede namelijk, want, terwijl
men bij aanbesteding een hoogeren bieder neemt, zou men hier
tot een lageren bieder moeten komen.
De heer Rooseboom kan zich met de voorgestelde wijziging
niet vereenigen. Op die wijze toch zalnaar hij meentde prijs
te veel worden opgedreven en de tegenwoordige huurder genoopt
zijn meer te doen dan hij kan. Dit komt hem niet gewenscht
voor. Die gading maakt zal den prijs bepalendien hij meent
te kunnen geven en dezen in zijn briefje vermelden. Ook zou
van den anderen kant beschouwd die wijze van verhuring wel
eens ten nadeele der gemeente kunnen uitloopcn. Bij gesloten
briefjes zal ieder zoo hoog inschrijven als hij kan, want men
weet niet wat een ander schrijft. Gaat het integendeel bij op
bod dan zal men aanvangen met zeer laag te schrijven om het
eens te kunnen aanzien of er en wie de gegadigden ziin. Daar
naar wordt dan natuurlijk opgeboden. Spr. gelooft derhalve
dat verhuring bij gesloten briefjes werkelijk veel voor heeft.
De Voorzitter repliceert op het gesprokene door den heer
Rooseboom dat de waarde van eene herberg gewoonlijk niet
zoo juist bekend is. De belanghebbende verzwijgt dit, omdat
hij er te veel belang bij heeft het geheim te houden. Ook wor
den er weinigen aangetroffen die in staat zijn te berekenen wat
in eene herberg te maken is. Alleen de bewoner is daartoe in
staat: hij maakt de markt, ja hij is de thermometer, waarnaar
men zich moet regelen. Naar hetgeen hij biedtzal door ande
ren geboden worden en zoodoende komt men tot de wetenschap
wat de herberg werkelijk kan opbrengen.
De heer de With verschilt met den Voorzitter in gevoelen.
De persoondie de herberg op 't oogenblik in huur heeftzal
niet persoonlijk biedenmaar daarvoor een ander kiezen. Hoe
vraagt spr. hoe weet nu het publiekdat deze handelt als
gemagtigde van den huurder? Spr. is het eens met den heer
Rooseboom. Ook hij acht de verhuring bij gesloten briefjes het
meest doeltreffend.
De heer Bloembergen gelooftdatwaar sprake is van
publieke verhuring deze dan zoodanig moet zijn als nu wordt
voorgesteld. Men heeft er zelfs aan getwijfeld of men bij ver
huring bij gesloten briefjes het verhuurde wel zou kunnen gun
nen zonder autorisatie van gedeputeerde staten of zooda
nige verhuring eigenlijk niet is eene onderhandscheomdat daar
bij niet de publieke concurrentie plaats vindt in die mate als
geschiedt bij opbod. Immersdie zijn briefje invult weet wel
wat hij zelf wil geven niet wat een ander biedtwist hij
ditwelligt dat hij dan zijne inschrijving verhoogde. Daar staat
voorts nog tegenoverdathoe hoog men ook schrijvemen al
tijd nog beneden een ander kan zijn. Spr. dunktdat er wer
kelijk veel voor pleitom de verhuiing geheel publiek te doen zijn.
De heer Dirks herinnert er aandat erbehalve bij opbod
nog eene andere wijze van verhuring bestaatnamelijk bij af
slag. In dat geval wordt het verhuurde ingezet op b. v. ƒ3000.
Wie dan maar het heetst gebakend is zal het eerst „mijn" roepen.
De Voorzitter geeft bij het gebleven verschil van gevoelen
in overweging, om, mogt men prijs stellen op verhuring bij ge
sloten briefjeseen amendement op het voorstel in te dienen.
De heer Rooseboom stelt hierop voor tusschen de woorden
„verhuring van" in te voegen de woorden bij besloten briefjes.
In omvraag gebragtwordt dit amendement verworpen met 8
tegen 6 stemmendie van de heeren SuringarBrungervan
SloterdijckRooseboom Gorter en de With.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt vervolgens
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
12. Benoeming van een lid der commissie van administratie der stads
bank van leening.
De heer R. F. Kutsch Lojengaaftredend lidalle 11
stemmen op zich vereenigd hebbendeis alzoo tot lid der com
missie herkozen geworden.
13. Benoeming van twee voogden der stads armenkamer.
Bij de stemming voor de eerste vacature constateert het bureau
van stemopneming, dat er 15 briefjes zijn ingeleverd, alzoo 1
meer dan het getal der aanwezige leden.
Van deze 15 stemmen bekomt de heer mr. H. Wiersma 13 en
de heeren I). Tigler Wijbrandi en dr. J. Winkler ieder 1.
De Voorzitter zegt, dat alzoo het meerder getal stemmen
op den uitslag der stemming geen invloed heeft. Hij stelt mits
dien voor den heer Wiersma te beschouwen als benoemd.
Hiertoe wordt bij acclamatie besloten.
-