174 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1871. het in de vergadering van rapporteurs overgebragtdoch daar vond het geen steun, t ls hem uit het rapport niet gebleken dat daarvoor gronden bestaan waarom hij bij het voorstel der 2e sectie blijft persisterenen dat te eerder, omdat hij van oordeel is dat dit werk eigenlijk ligt op den weg van den se cretaris. Ook is deze daartoe beter dan de archivarius in staat, omdat de laatste de notulenboeken eerst na afloop van een jaar ontvangt. Hij stelt derhalve voor in den geest der 2e sectie een besluit te nemen. De heer Rengers zegtdat het collegie van dagelijksch be stuur thans beter in de gelegenheid is inlichtingen te verstrek ken dan bij de opmaking der begrootingomdat het sedert een over een jaargang bewerkt register ontvangen heeft. Nu het gebleken is van welken omvang 'thier bedoelde werk is is spr. verstrekt in zijne zienswijzedat de aanhouding van dit register behoort tot de bemoeijingen van den secretaris. Hij ver- eenigt zich dus geheel met de opinie van den heer van Valken burg terwijl hij gelooftdat nu er eenmaal een legger bestaat, het" aanhouden van het register zeer eenvoudig zal zijn indien de beambte met het inschrijven der notulen belasttelkens het nummer van de bladzijde achter de verschillende rubrieken van den legger aanbrengt. Maar ofschoon spr. met den heer van Valkenburg instemt, geeft hij dezen toch in overweging thans geen voorstel te doen. De regeling der werkzaamheden ter se cretarie behoort tot de bemoeijingen van 't dagelijksch bestuur. Het eenigste wat de raad dus zou hebben te doen, is het aan brengen eener wijziging in de instructie van den archivarius. De heer Duparc vindt het ook eigenaardig, dat een werk als dit worde opgedragen aan de secretariemaar om er speci aal den secretaris mede te belasten vindt hij minder goed Wel zou hij er voor zijn aan dezen de zorg voor de uitvoeringniet de uitvoering zelve op te dragen. Ook bij andere besturen ge schiedt dit zoo. Daar heeft het hooid van de secretarie de zorg voor de uitvoeringdoch daarin ligt niet opgesloten dat hij het zelf moet doen. Bovendien de 'secretarisdie zóóveel bezig heden heeftzou er ook moeijelijk den tijd voor kunnen vinden; terwijl verder het werk op zich zelf ook even goed aan een se cretarie-beambte kan worden overgelaten. Hoofdzakelijk is het hier machinaal werker behoort slechts eenige tact toe om de verschillende onderwerpen op de juiste rubrieken te brengen en dit, zegt spr., kan een secretarie-beambtemits bij eenigzins goed ontwikkelde zijzeer wel doen. De heer Jongsma is met den heer Rengers van oordeeldat het hier niet de piaats is om in dezen een definitief besluit te nemen. Alleen heeft men hier te bediscussiëren de aangevraagde som van f 300. Spr. wil niettemin gaarne verklaren dat hij het lid der 2e sectie is, die het door den heer van Valkenburg genoemd voorstel heeft gedaan. Men zal echter kunnen volstaan met uit de instructie van den archivarius de bewuste bepaling weg te nemen. Wat den post zeiven betreft wenscht spr. te verklarendat hij dezen met ingenomenheid heeft begroet en dat een met er tijd te doen voorstel tot verhooging van 't uit getrokken bedrag hen bijzonder welkom zal zijn. Een register als 't hier bedoelde is een volstrekt vereischte. Spr. kan 't zich te naauwernood begrijpen hoe burgemeester en wethouders zon der zoodanig register hebben kunnen besturen. Voor 't overige acht hij 'tonnoodig de instructie van den secretaris te wijzigen. De heer van Valkenburg trekt na 't gehoorde zijn voor stel in. Alleen wil hij den heer Duparc doen opmerken dat 't niet in zijne bedoeling lag den secretaris persoonlijk met het werk te belasten. De heer van Sloterdijck wil als algemeen rapporteur den grond van de meerderheid van rapporteurs mededeelen. Haar stilzwijgen grondde zich niet hierop dat zij den archivaris min der als den regten persoon voor het opmaken van het register beschouwde maar zij had een meer deugdelijken grondeen gronddie dadelijk in het oog springtals men er op letdat bij zijne instructie het werk aan den archivarius is opgedragen, 't Is dus een raadsbesluit waarop de meerderheid zich gronddeen vervolgt spr. bestaat er zoodanig besluitdan behoeft men zijn gevoelen niet nader te adstrueren dan naar dat besluit te verwijzen. Zoo is het hier het gevalzoolang in de instructie van den archivarius staatdat hij met het opmaken van het register belast isbehoeven rapporteurs geene nadere motiven aan te voeren. Art. 5 wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen. Alle artt. van de afd. IllX worden zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Hoofdstuk IIIafd. 1. De heer Jongsma acht het hier de plaats te zijn voor het maken van algemeene opmerkingen betreffende de oouwzaken. Burgemeester en wethouders hebben naar aanleiding van eene opmerking in het rapport ingezonden eene door hen met den architect gevoerde correspondentie. In deze treft spr. het punt aan omtrent het aanbrengen van afsluitingen bij de beweegbare bruggen. Er was gevraagd waarom aan het ten dezen bij de begrooting van het vorige jaar genomen besluit nog geene uit voering is gegeven. De lecture van de stukken geeft daarom trent lichtspr. althans heeft daaruit gezien dat de gemeente architect met bezigheden overladen is. Dit versterkt hem in zijne opiniedat in het personeel der architectuur verandering moet worden gebragtmaar tevens wordt hij er door geleid tot het denkbeelddat de architect zich niet altijd plaatst op het standpunt, waarop hij als zoodanig moet staan. «Wanneer toch de raad besluit dat er afsluitingen zullen worden gemaakt en wanneer burgemeester en wethouders aan dat besluit uitvoering willen geven dan geeft hetzijns inziensvoor den gemeente architect geen pas als nog eene ellenlage memorie over het al of niet wenschelijke der sluithoornen in te dienen. Verder blijkt het spr.dat de architect zich niet op het regte standpunt heeft geplaatst in opzigt tot de bouwing eener huizinge op den hoek der Prins Hendrikstraat. Spr. heeft in der tijd tot de leden behoord die zich tegen deze stichting verklaard heb ben maar toen de raad besloten haddat er zoodanige woning zou worden gestichttoen had de architect geenszins noodig aan burgemeester en wethouders een brief te schrijvenwaarbij het niet noodzakelijke dezer huizinge werd betoogd. De commissie voor openbare werken heeft naar het spr. voorkomt zeer te regt geadviseerd dat deze brief niet geschikt was om in den raad ter tafel te worden gebragt. Spr. wenscht ten slotte te kennen te geven, dat, wanneer het ambt van gemeente-architect zoodanig wordt opgevatde werk zaamheden dan zoo omvangrijk worden, dat in verhouding daar mede geen personeel is aan te stellen. De heer Dirks gelooft, dat er ook nog andere oorzaken be staan waardoor de uitvoering van voorgenomen werken dit jaar is belemmerd. Hoofdzakelijk bestaan ze hierin dat de architect somwijlen niet te weinig maar te veel doet. Spr. behoeft slechts in 't geheugen te roepen de geschiedenis met de Poppebrug. Voor de vernieuwing dezer brug namelijk zijn bij de bouwcommissie zijns inziens meer plannen ingekomen dan noodig was. Er was tóch bij den raad aanhangig een verzoekom de Poppebrug tot een rijbrug te maken. Zonder dat nog op dit verzoek was be slist zijn door den architect reeds drie plannen bij de bouwcom missie ingezonden. Op deze wijze voortgaande, gelooft spr.dat de architect in dezen te ver ging in de volvoering van 't geen wat hem opgedragen werd, en dit nog wel terwijl hij zijn tijd zeer wel zou kunnen hebben gebruiktb.v. voor de andere nu nog niet vastgestelde plannen van de Booms- en Tuinsterbruggen, die even dringend vernieuwing behoeven als de Poppebrug. De heer van Valkenburg zegt, dat er in alle sectiën om trent de gemeentelijke architectuur vele op- en aanmerkingen zijn gemaakt. De raad heeft als gevolg daarvan eene correspon Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871 175 werk zich naar het andere moet regelen. Wanneer o. a. ver leden jaar het riool langs de Zuiderkade in den winter is aan gelegd dan is dit hoofdzakelijk toe te schrijven hieraan dat daarmede niet eerder is kunnen worden aangevangenzoo in in verband met andere gemeentelijke werken als met den aan bouw van huizen die destijds daar plaats vond. Dat het ook nu weder schijntdat dezen winter zoodanig werk in de Zui derstraat zal worden verrigt hierop dienedat men geleerd door ervaringdat dikwijls nabij het spaarbankgebouw zich wa ter ophooptaan dit water eene afleiding wil geven door het door een spuitriooltje in het hoofdriool te doen uitloopen. Men zal kunnen zeggen dat dit evengoed in Jul ij had kunnen ge schieden maar merkt spr. op men had dan toen ook moe ten hebben kunnen voorzien dat de toestand dadr zoo zou wor den als hij nu blijkt te zijn. De heer Bruinsma stemt het den heer van Valkenburg toe dat voor de fabricage ƒ3100 is uitgetrokken doch moet er dezen opwijzen dat er ten behoeve daarvan ook nog andere posten op de begrooting voorkomen. Zoo vindt men onder art. 5 en 6 afd. X van hoofdstuk II voor de schrijfloonen en bureaube hoeften 530 uitgetrokken. Ook zou men er nog kunnen bij voegen de bezoldiging van een vasten opzigterdie op de lijst der werklieden voorkomt terwijl er voor dit jaar nog bijkomt de belooning van een ingenieur, wiens advies omtrent de brug gen is gevraagd. Wat de heer Jongsma aanvoerde kan spr. in 't algemeen toe stemmen maar van den anderen kant acht hij het toch even zeer goeddat de architect omtrent sommige besluiten zijne opinie mededeeleomdat men bij nader inzien alligt tot een an der besluit kan komen en het in elk geval beter is //half ge keerddan geheel gedwaald." De heer Rooseboom kan het zich niet ontveinzendat de door burgemeester en wethouders overgelegde correspondentie hem weinig bevredigt en dat hij daardoor veeleer is versterkt in de meeningdat de architect eene verkeerde opvatting van zijne betrekking schijnt te hebben. Immersten opzigte van de werken voorkomende op de begrooting van 1871 legt. de archi tect een staat over van die werkenen de stand waarin de plannen thans zijn. Het is spreker niet voldoendedaar uit te knnnen opmaken, dat thans de meeste plannen zijn inge diend. Wanneer een werk op de begrooting van een dienstjaar is aangebragtdan dient in het voorjaar van dat dienstjaar het plan voor dat werk te zijn ingediend. Men kan wel zeggen dat er dit jaar buitengewone omstandigheden zijn geweestdie dit verhinderden maar dan merkt spr. op moet het tweede gedeelte van des architects stuk nog minder bevredigenwant op de vraagof er voor 't vervolg vrees voor dergelijke stagna tie bestaatantwoord hij ontwijkend. Zoodanige toestand is echter onhoudbaar. Wanneer de raad eenmaal een werk op de begrooting heeft gebragtdan moet de uitvoering daarvan niet van een ambtenaar afhangen. Met den meesten aandrang moet spr. derhalve burgemeester en wethouders aanbevelen een voor stel tot reorganisatie in te dienen. dentie tusschen burgemeester en wethouders en den architect ontvangen De architect beweert daarin dagelijks 14 uur per dag werkzaam te zijn. Spr. kan die bewering als waarheid aanne men. Hoewel spr. het nu ook betreurtdat er werken zijn ach terwege gebleven die noodwendig hadden moeten tot stand ge bragt zijn (hij noemt slechts de vernieuwing van de Vlietster- en Boomsbruggen wier toestand uitstel ongeraden maakt) zoo moet hij toch ook van den anderen kant erkennen dat het personeel van de architectunr niet in verhouding staat met de werken, die hier worden uitgevoerden eveneens niet met dat van andere plaatsen. Hij heeft voor zich liggen eene opgave van de gemeente Utrecht, waar de kosten van de architectuur 10,816 bedragen, terwijl ze hier naauwelijks ƒ3000 beloopen. Nu is 't waar, dat Utrecht en Leeuwarden niet op eene lijn staanmaar toch meent spr.dat beide gemeenten in enkele opzigten wel met elkander vergeleken kunnen worden. De vele werken toch die de uitbreiding der gemeente medebrengtgeven alligt aan leidingdat de architect niet alles naar behooren kan nako men. Het heeft hem daarom genoegen gedaan, dat burgemeester en wethouders een onderzoek ter zake zullen instellen. Een enkel punt wenscht hij nog ter sprake te brengen het betreft de tardive uitvoering van sommige werkenspeciaal van 't maken van riolen. Verleden jaar immers is er langs de Zui derkade een riool gemaakt in het wintergetij hetgeen door in vallenden vorst gedurende geruimen tijd groot ongerief aan de bewoners heeft veroorzaakt Het komt spr. voor dat voor zoo danig werk de winter een slecht gekozen tijd is. Wanneer spr. acht slaat op de partij steendie daar nu weer gereed staat en vertrouwen mag schenken aan de ingewonnene informatica dan vermeent hij dat niettegenstaande het vergevorderde jaarge tijde meu voornemens is nog met de daarstelling van nieuwe riolen een aanvang te maken. Er wordt zeker niet ten onregte over den slechten toestand der riolen geklaagd want als men het tijdstipwaarop ze zijn gelegd in aanmerking neemtdan moet men wel tot de over tuiging komen dat ze niet beter kunnen zijn. Eindelijk wenscht spr. er de aandacht op te vestigen, dat er telkens, na het leggen van riolen, in de bestrating eene verzak king is waar te nemen, waardoor de goten beneden de monding der ijzeren kolken komen. Daardoor ontstaan in den regel wa terplassen en verzamelingen van onreinheden. Het verhelpen van dit kwaad mag van weinig beteekenis geacht worden en bepaalt zich hoofdzakelijk tot het ophoogen der goten. De heer Bloembergen voelt zich niet geroepen hier als verdediger van den architect op te treden. Een punt echter kan hij niet onbeantwoord latennamelijk ditwaarbij er op gewe zen isdat de architect te veel doet door b. v. drie plannen in te dienen terwijl het nog niet is uitgemaakt hoedanig men het werk wenscht aan te leggen. Men moetzegt spr. niet voorbij zien datwaar de architect geroepen wordt advies te verstrek ken het een vereischte is zooveel mogelijk de zaak duidelijk te maken en de leden van den raad in de gelegenheid te stellen eene keus te doen tusschen de verschillende wijzen waarop een werk kan worden uitgevoerd met inachtneming tevens der daar aan verbonden kosten. Bij de beoordeeling b. v. der vraag, of eene rij- of eene voetbrugeene houten- of eene ijzerenbrug zal worden gemaakt moet men het cijfer kennendat voor ieder der genoemde bruggen vereischt wordt; en de wijze waarop zij zal kunnen worden aangebragt en dan acht spr. liet in vele ge vallen goed dat de architect dadelijk zoodanige voorlichting ver- strekke die de gelegenheid geeft'tot eene juiste beoordeeling. Spr. gelooft, dat men zoodanige handeling mag prijzen, behou dens echter dat de architect zich niet aan overdrijving schul dig make, 't geen mogelijk nu en dan doch zeker'niet dan in enkele gevallen liem kan worden ten laste gelegd. Wat betreft de opmerking van den heer -van Valkenburg om trent den tardiven aanleg van riolen daaromtrent diene, dat men in aanmerking moet nemen, dat de uitvoering van het eene De heer van Valkenburg geeft in antwoord op het aan gevoerde door den heer Bloembergen te kennen dat, had hij geweten dat in de Zuiderstraat slechts een spuitriool zal wor den gemaakthij alsdan zijne opmerking zou hebben achterwege gelaten hij meende echter wel te weten dat er ook een riool zal worden aangelegd. Den heer Bruinsma moet spr. opmerken dat onder de kosten van de architectuur te Utrecht geene administratiekosten alleen de bezoldiging van het personeel opgenomen is. De heer Wiersma heeft bij de behandeling in de eerste sectie voorgesteld om in plaats van een twee architect-inge nieurs aan te stellenwaarvan de eene speciaal belast met de waterwerken d. w. z. wallen bruggen riolen enz. Hij werd tot dit denkbeeld geleid door de omstandigheid dat de open-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 3