176
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
bare werken over 't algemeen zeer tardief worden uitgevoerd
't welk hij meende te mogen toeschrijven vooral hieraan dat
des architects taak zoo veel omvattend is. Met bedoelde tar
dive uitvoering heeft spr. vooral op het oog het riool ii> de Prins
Hendrikstraat. De heer Bloembergen zeidedat het eeue werk
met het ander in verband moet worden gebragtdoch 't zij spr.
veroorloofd op te merken dat dan dit riool zeer gevoeglijk had
kunnen worden gelegd ten tijde de Prins Hendrikbrug versterkt
werd, toen toch de passage door de bedoelde straat gestremd
was. Ook had spr. met die tardive uitvoering de stichting van
een schoolgebouw op de Olde-Galileën op het oogwaaromtrent
hij door de overgelegde correspondentie niet tevreden is gesteld.
Wel heeft hij gemerkt, dat de vertraging een gevolg is vaneen
wensch der schoolcommissie, om de school op een koud steed
te stichten en dan van grooter omvang, maar het is hem niet
duidelijk hoe men na 24 Februarij 1871 de dagteekening der
laatste missive, daarvoor nog geen gelegenheid heeft gehad ter
rein te krijgen. Hij wil toestemmen dat daarmede tijd gemoeid
isdoch hij kan het zich niet verklaren, hoe men nu nog in
't onzekere kan verkeeren. Een en ander bragt spr. tot zijn
straks genoemd voorstel. De architect heeft in eeue ampele
missive, waarin spr. zich niet mag ontveizen wel een eeuigzins
anderen toon had gewenscht, als reden voor vertraging opge
geven den enornien omvang zijner werkzaamheden. Eene zaak is
hem echter niet duidelijk namelijk dezewaarom de architect
bij die groote drukte dan alles zelfs moet doen en niets aan
zijne ondergeschikten kr.n overlaten zooals b. v. het aanwijzen
van rooijing. Deed hij ditdan zouden zijne werkzaamheden
zeker belangrijk verminderd kunnen worden.' Hoe het intusschen
ook zij spreker is door het antwoord van den architect in zoo
ver niet tevreden gesteldomdat op den voorgrond staat dat de
werken tijdig moeten uitgevoerd worden en wanneer de archi
tect verklaart geen tijd daarvoor te hebben en de gemeente aan
het einde van het jaar voor onuitgevoerde werken moet staan
dan is het hoogst noodig verandering en vermeerdering in het
personeel der architectuur aan te brengen. Spr. wenscht echter
zijn in de sectie gedaan voorstel dat bij rapporteurs geen diree-
ten bijval heeft gevonden hier nu niet te herhalen omdat hij
naar aanleiding van het daaromtrent in de memorie van beant
woording uitgedrukte eerst wil afwachten de voorstellen, die bur
gemeester ter zake zullen.
De heer Jongsma moet opkomen tegen het door den heer
Bruinsma gesprokene. Hij acht het een gevaarlijk autecedent
in eene openbare vergadering de stelling te verkondigendat
het van den architect goed gehandeld iste trachten den raad
van een genomen besluit terug te brengen. Dit zou spr. slechts
dan alleen kunnen toelaten wanneer de raad ook bevoegd en
bij ma«te ware om op sommige werken van dien architect te
rug te komen. Dit is echter eene zaak van onmogelijkheiden
gelijk het eene onmogelijk iszoo is 't andere ongeoorloofd.
Spr. moet er voorts nog op wijzen dat door "de tardive uit
voering der werken de gemeente schade lijdt. Om slechts een
voorbeeld aan te halen noemt hij de veemarkt. De gemeente heeft
ter vergrooting dier markt voor een enormen prijs een pand aange
kocht; die prijs steunde op eene verhooging van marktveld. Sedert
Mei is er van een kapitaal van 25,000 rente betaald, zonder dat
daarvoor iets is kunnen worden teruggenoten eenvoudigom
dat de uitbreiding der veemarkt nog niet is tot stand gekomen.
Waar zoodanige voorbeelden spreken eindigt spr. daar is
het noodig den architect een collega ter zijde te stellen.
De heer Bloembergen meende aanvankelijk uit het door
den heer van Valkenburg gesprokene te moeten opmaken, dat
hij het oog had op het in de Zuiderstraat aan te leggen spuit-
riool. Hij gelooft bij nader inzien grond te hebben dat die spr.
doelde op een riool, dat voorlangs het erf naast diens huis in
de Zuiderkade zal worden aangelegd. Ook dit kon echter niet
wel eerder worden aangebragt dan nu de aanbouw aldaar zoo
ver gevorderd is.
De Voorzittör geeft, te kennen dat het zijn streven zal ziju
zooveel mogelijk te voorkomendat werken' worden onderno
men in een tijdperk, dat daarvoor ongunstig is. Er is dooreen
der leden gezegddat de plannen in het voorjaar moeten wor
den gemaakt. Spr. is van een ander gevoelen de plannen moe
ten in het voorjaar gereed zijn en in den winter gemaakt wor
den. In 't voorjaar moet de hand aan het werk geslagen wor
den. De architect zegt spr. is in deze vergadering hard ge
vallen hij is niet aanwezig en alzoo ook niet in staat zich te
verdedigen. Voorzooverre spr. hem ran vroeger kent en nu in
den laatsten tijd meer van nabij heeft leeren kennen kan hij
de verzekering geven dat liet iemand isdie veel werkt en ook
naar liet schijnt veel kenni6 heeft. Of zijn wijze van werken goed
is durft spr. niet te beslissen. Welligt dat daarin wel eenige
verbetering is aan te brengen. Spr. zal intusschen poogen liet
daarheen te leiden dat speciaal voor den aanleg van riolen het
goede saizoen worde benuttigd. Blijkt het hem, dat het personeel
der architectuur onvoldoende is, daii zal hij met de wethouders
niet schroomen voorstellen tot versterking van dat personeel
te doen.
I)e heer Roosoboom heeft zich zoo straks óf verkeerd uit
gedrukt óf is niet goed begrepen; want hij deelt geheel de opinie
des voorzitters omtrent het opmaken en de uitvoering van plan
nen terwijl 't hem voorkwam dat de voorzitter zijne bedoeling
anders had opgevat.
Litt. a d van art. 1 worden hierop met algemeene stem
men aangenomen.
Lit e.
De Voorzitter zegtdat het hem gebleken is dat de vergade
ring prijs stelt op een algemeen plan van bestrating. Dit zegt
spr. is een billijke wensch want eene wandeling in de gemeente
kan de overtuiging gevendat de bestrating over 't geheel ge
nomen slecht is. Om echter tot zoodanig plan te gerakenge
looft spr. dat het 't best zal zijn aan de vergadering op te ge
ven de hoofdstraten in de gemeente, met vermelding wat er aan
ontbreekt en wat de kosten van herstelling zullen bedragen.
Door de bijstraten er dadelijk in op te nemen zou men de zaak
vertragen en bovendien ze zijn een gevolg van de hoofdstraten
en kunnen op de leest van deze geschoeid worden. Is nu de
vergadering van dit plan gesaisiseerddan kan ze besluiten met
welk gedeelte het eerst zal worden aangevangen.
Spr. meent voorts bij deze gelegenheid de aandacht van de
commissie voor de gasfabriek er op te moeten vestigenom
mogt men tot verbetering der straten overgaan, de gemeente niet
bloot te stellen aan het telkens opbreken der straten ter ver
nieuwing der gasleidingen. Spr. is daarvan niet genoegzaam in
gelicht maar heeft hij liet goeddan zijn de gasleidingen op
sommige punten niet voldoende. Is dit werkelijk zoo dan be
veelt hij der commissie aan om bij de vernieuwing der bestra
ting tevens ook de gasleidingen op bedoelde punten in overeen
stemming met de behoefte te brengen.
De heer BlO0mb0rg0n moet naar aanleiding van 't laatst
gesprokene opmerkendat het telkens opbreken der straten voor
de vernieuwing der gasleidingen hoofdzakelijk een gevolg is van
de ongemeene vlugt, die de exploitatie der gasfabriek genomen
heeft. Hij herinnert zich nogdat hij met zijn medelid in 't da-
gelijk8ch bestuurden heer Bruinsmain dezen is werkzaam ge
weest en dat indertijd het collegie van dagelijksch bestuur op
hun advies de meening uitsprak dat er spoedig sprake zou kun
nen zijn van het verbruik van eenige honderdduizendeja van
een millioen stóres gas. Doch bij vele leden van den raad vond
destijds deze onderstelling geen bijval en werd door deze het
opgegeven cijfer als zeer overdreven aangemerkt. De uitkomst
heeft het. tegendeel doen zien en het gevolg daarvan is geweest
dat hier en daar de gasleidingen noodzakelijk moesten worden
vergroot. Intusschen erkent spr. de gegrondheid van de door
den voorzitter gemaakte opmerking en gelooft hij te mogen ver
Verslag der handelingen van den gemeenteraad" te Leeuwarden, 1871.
177
zekerendat voor en aleer tot vernieuwing der bestrating wordt
overgegaan het bij de commissie voor de gasfabriek een punt
van ernstig onderzoek zal uitmakenof en in hoeverre gelijk
tijdig de gasleidingen behooren te worden verbeterd.
De heer Dirks wenschtnu de bestrating toch ter sprake is
eene opmerking te maken. We hebben hier zegt spr. - on
langs eene uitvoerige discussie over de bestrating gehad. Uit de
bij het betrekkelijk voorstel overgelegde stukken is 'them toen
gebleken, dat het onderzoek naar eene doelmatige bestrating
zich alleen tot ons eigen land heeft uitgestrekt en tevens dat
men zich enkel heeft bepaald bij de bestrating met buitenland-
sche keijen. Spr. is onlangs in het buitenland in de gelegenheid
geweest andere bestratingen te zien die den vorm hebben na-
genoog als de bestrating van de Peperstraat. Men heeft daar
echter twee reijen steenplaten waarover de wagens loopen en
die de trekkracht besparen, en tusschen deze iets wat spr. zeer
heelt getroffen eene gewone bestrating met kleine vloerkeijen.
M«»n zou dus voor een gedeelte van de bestrating hier onze heide
keijen kunnen bezigen en niet uit den vreemde dure keijen be
hoeven te laten komen. Spr. wenscht dit slechts onder de aan
dacht te brengen opdat het denkbeeld niet verloren ga.
Lett. van art. 1 wordt hierop met algemeene stemmen aan
genomen.
Nadat de lieer van Valkenburg bij lit. bij vernieuwing
de aandacht van burgemeester en wethouders op de riolering
had gevestigdis dit onderdeel en insgelijks onderdeel g van
art.» 1 met algemeene stemmen aangenomen.
Lit. h.
De heer Bloembergen kan er zich niet mede vereenigen
om, gelijk rapporteurs voorstellen, den Lekkumerweg uit dezen
post te roijeren. Die weg toch bestaaten zoolang Tm een pu
blieke weg is, moet de gemeente ook voor zijn onderhoud zor
gen. De weg geeft toegang tot de daar nevens liggende lande
rijen moge men al meenen hem te kunnen missen als publieke
wegdit ontheft toch nog geenszins van het onderhoud, zoolang
hijhet eigendom der gemeente is. Bovendienwaar de ge
meente indertijd het onderhoud van den weg op zich genomen
heeftdaar gaat het niet op zoo op ééns er zich van te ont
trekken en hem in een onvoldoenden toestand te laten verkee
ren zonder dat zelfs de naastliggenden zich geregtigd te kunnen
achten in het onderhoud te voorzien. Dit zou het gevolg zijn
wanneer het voorstel der commissie werd aangenomen.
De heer Attema herinnert zich thansdat er ook vroeger
reeds sprake van is geweest den Lekkumerweg aan de publieke
dienst te onttrekken en hem daarua te verkoopen. Dit denk
beeld geeft spr. nogmaals aan 't collegie in overweging. De weg
toch is van hoegenaamd geen belang voor de communicatie
hij wordt alleen voor landreed gebruikter rust geen servituut
van erfdienstbaarheid opzoodat er niet het minste bezwaar be
staat het bedoelde denkbeeld te verwezenlijken. De weg is bui
tendien zeer laag en 's winters bij hoogen waterstand niet te
passeren. Waar hij vroeger strekte tot onderhoud der commu
nicatie met het gehucht Snakkerburen daar heeft hij ook thans
opgehouden dit te zijn omdat ten behoeve van dat gehucht een
kunstweg naar den grooten Lekkumerweg is aangelegd. De weg
is dus eigenlijk, niets anders dan een lastpost voor de gemeente;
er is trouwens in den laatsten tijd ook zoo weinig' aan gedaan
dat de gemeente zich als 't ware reeds feitelijk van 't onderhoud
heeft onttrokken. Spr. gelooft dus, dat er alles voor pleit zich
zoo spoedig mogelijk van den weg te ontdoen. De eigenaren
der aangrenzende landerijen zullen wel een middel weten te vin
den om tot. den publieken weg te kunnen geraken.
De heer van Sloterdijck erkentdat de weg in de ge
meente ligt en door haar behoort te worden onderhonden. Hij
moet echter opmerkendat er wel een post voor onderhoud op
de begrooting voorkomtmaar dat er nooit iets aan dat onder
houd gedaan wordt, waarvoor trouwens ook allezins redenen
bestaanomdat er bij den weg geen publiek belang bestaat.
Het kan ook moeijelijk opgaan om de gemeente te belasten
met het onderhoud van een wegdie alleen strekt in het belang
van enkele particulieren. Wilde men hem voor het publiek ge
bruik geschikt maken dan zoude men er veel meer aan te koste
moeten leggendan de somdie voor 't onderhoud op de he-
grooting is uitgetrokken.
De heer Bruinsma moet opmerkendat er wel degelijk
wat aan den weg gedaan wordt. Het moge niet veel wezen
maar men zal dan ook willen toestemmen, dat er voor 50
niet veel geschieden kan. Toen de kunstweg nog niet bestond
werd er veel meer aan gedaan.
Kan en mag men echter den weg verkoopendan zal spr. er
zich niet tegen verklaren, 't Is maar de vraagof er geen ser
vituut op rustde heer Attema zeide wel is waar van neen
doch spr. durft hem dit niet zoo gaaf toe te stemmen.
Hierop wordt het voorstel der commissie, om dc woorden
„Lekkumerweg ea" uit de onderhavige postomschrijving te doen
wegvallen, aangenomen met 13 tegen 6 stemmen, die van de
heeren BruinsmaSuringarRengersBloembergen Dirks en
Jongsma.
De heer Rengers zou na de gehouden stemming wel wen-
schen te worden ingelichtof het schrappen van den weg moet
worden beschouwd als eene opdragt aan burgemeester en wet
houders tot liet doen van voorstellenom den Lekkumerweg als
publieke vieg op te heffen en hem daarna te verkoopen.
De heer Attema wil gaarne verklaren dat zijne stem zich
gebaseerd heeft hierop dat er alsnu zal komen een voorstel van
het dagelijksch bestuur dat leiden zal tot het besluitom den
Lekkumerweg aan de publieke dienst te onttrekken. Wordt dat
besluit aan gedeputeerae staten medegedeelddan zal men later
tot den verkoop kunnen overgaan.
De Voorzitter geeft in overweging de opdragt aan het col
legie niet zoo beperkend te maken. Het heeftdunkt hem
aanbeveling aan het collegie op te dragen een onderzoek in te
stellen of er ook bezwaren bestaan om den Lekkumerweg aan
de publieke dienst te onttrekken en naar aanleiding van dat
onderzoek voorstellen te doen.
Nadat de heer Attema had verklaard zich zeer wel met het
denkbeeld van den voorzitter te kunnen vereenigen wordt de
door dezen bedoelde opdragt aan 't collegie verstrekt.
Lit. h van art. 1 wordt na wijziging als bedoeld met alge
meene stemmen aangenomen.
De onderdeelen van art. 2 worden achtereenvolgend met alge
meene stemmen aangenomen.
Art. 3 lit. a.
De heer van Sloterdijck wenscht als aanvulling van 't geen
in het rapport ter zake is aangevoerd te constaterendat de
twijfelof de planting van boomen aan de zuidzijde der gracht
wei met zoodanig oordeel zou zijn gedaan, dat op liet. behoud
dier boomen staat kon worden gemaakt thans is gebleken ge
grond te zijn aangezien het meerendeel dier boomen dezer dagen
als dood is weggedragen - dat dus de opmerkingen in het rap
port dubbele kracht hebben.
De heer Dirks heeft aan het sectie-onderzoek geen deel kun
nen nemen hij zou anders hebben aangevoerddat de hovenier
reeds voor de planting door een deskundige is gewaarschuwd in
de boven de gaspijpen gemaakte gaten geene boomen te zetten.
De heer Bruinsma zegt dat het aan 't collegie bij naauw-
keurig onderzoek is geblekendat er thans onder de ieperen
boomen veel sterfte voorkomtzonder dat men de oorzaak daar
van weet op te geven. Men schreef de oorzaak eerst, toe aan
een schadelijk insectmaar bij onderzoek is 't geblekendat
verreweg de meesten niet door dit insect waren aangetast.
-