184
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871
school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jon
gens tijdelijk voor leerlingen van andere scholen opengesteld
is. Heeft zegt spr. de vrijgevigheid omtrent de burger
dag- en avondschool niet in alle opzigten een gewenscht resul
taat gehad hier is dit geheel anders. Terwijl de vroegere
berekeningen altijd steunden op een getal van 20 i 40 leerlingen,
hebben zichvolgens schrijven der plaatselijke schoolcommissie
op den eersten avond reeds over ae honderd leerlingen aange
boden. Een gevolg daarvan isdat een hulponderwijzer niet in
staat is de lessen na te komen het personeel moet derhalve ver
sterkt worden. Of groote vrijgevigheid in het toelaten der leer
lingen op den duur wenschelijk is betwijfelt spr.daar menigeen
die zich voor deze lessen aanmeldt beter zou doen met de bur
geravondschool te bezoeken. Intusschen is er op 't oogenblik
geen kanshet getal leerlingen meer te beperken dan reeds
door de schoolcommissie is geschieddie sommigen heeft aange
raden zich-elders te vervoegen. De benoeming van een tweede
hulponderwijzer zal dus noodzakelijk zijn.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De verdere onderdeden van art 4 en de artt. 513 worden
met algemeene stemmen aangenomen.
Alle artt. van de afd. IllVII worden met algemeene stem
men aangenomen.
Hoofdstuk VIII.
Afd. I.
De artt. 1 en 2 worden met algemeene stemmen aangenomen.
Art. 3.
Lit. a.
Door de commissie is voorgesteld dezen post met 1000 te
verlagenterwijl door burgemeester en wethouders eene verhoo
ging van j 1000 is voorgedragen.
De heer van Sloterdijk meende bij het stellen van 't rap
port wel te weten dat op de door bufgemeester en wethouders
voorgedragen wijze veelal gehandeld wordt. Maar toch is hij
door 't aangevoerde niet tot de zienswijze gebragtdat de ver-
pligte aflossing van 2000 behoort voor te komen op de begroo
ting voor 1872. De leening, waarop de bedoelde aflossing zou
plaats hebbenis aangegaan voor de verbeterde inrigting van
het aschland. In het plan dier leening is de bepaling opgeno
men dat in 1873 met ae aflossing zal worden aangevangen. Nu
is, wel is waar, 1873 niet het jaar waarin de uitloting plaats
heeftmaar het jaar waarop de aflossing drukt. Immers de ver-
pligting tot aflossing ontstaat eerst met den datum waarop de
schuld vorderbaar is. Dit een en ander geeft spr. voldoenden
grond te persisteren bij het voorstelom den post voor verpligte
aflossing van schuld op f 7000 uit te trekken.
De heer Bloembergen zegtdat zoo als door 't collegie is
opgemerkt het voorstel geschiedt in overeenstemming .met het
gebruik tot dus verre gevolgd. En voor dat gebruik is ook veel
te zeggen. In werkelijkheid wordt de schuld met het begin van
't volgend jaar verminderd. Met den aanvang van dat jaar be
hoeft men minder rente te betalen. Nu heeft men het 't meest
rationeel geacht de som te brengen ten Jaste van het verstreken
dienstjaarvooral ook omdat de uitloting in dat jaar en voor de
vaststelling der begrooting voor 't volgend jaar plaats heeft. Spr.
wil het erkennendat er voor een tegenovergestelde wijze van
handelen veel te zeggen valt, doch moet bezwaar maken nu in
dit geval van de gewone wijze af te wijken.
De heer Duparc sluit zich geheel aan bij de opinie van den
heer van Sloterdijck. Het door den laatsten spr. aangevoerd ar
gument kan hij niet deelen. De uitloting toch is slechts een
maatregel van ordede aflossing daarentegen is bij 't plan van
leening bepaald. Ging de zienswijze van den heer Bloembergen
door, dan zou men bij de provincie in eene vreemdsoortige po
sitie geraken; want bij deze wordt niet ieder jaar tot de uitloting
overgegaanmaar dadelijk bij het sluiten der leening. Volgens
den regel door den heer Bloembergen bedoeld zou de provincie
dan ook het geheele bedrag in eens op de begrooting van 't jaar
van uitloting moeten brengen.
De lieer Suringar heeft na 't. gesprokene door den heer Du
parc eigenlijk niets meer te zeggen. Ook hij is van oordeeldat
redenering van den heer Bloembergen niet opgaat. De post be
hoort, zijns inziens, te komen op de begrooting van het jaar
waarin de aflossing plaats heeft.
De Voorzitter gelooft, dat de opinie van burgemeester en
wethouders zeer goed verdedigbaar is. Als men over 1871 geld
negotieert om met den aanvang van 1872 af te lossen, dan be
hoort dit toch tot de dienst 1871, gelijk ook de r> ntedie wel
1 Januarij open valtmaar dan toch strekt voor 't gebruik van
het kapitaal in 't vorige jaar. Spr. vraagtof de commissie bij
haar voorstel blijft.
De heer van Sloterdijck geeft als algemeen rapporteur te
kennen, dat de commissie bij haar voorstel persisteert Hij ver
oorlooft zich nog deze opmerkingdat men volgens de redenering
van burgemeester en wethouders tot effect zal krijgen dat bij
aflossing van schuld het afgelost bedrag en de renté daarvan op
dezelfde dienst worden betaald. Dit is iets zegt spr. waar
van de onregelmatigheid in 't oog springt.
Het voorstel der commissie wordt hierna aangenomen met 15
tegen 3 stemmendie van de heeren BloembergenBrninsma en
Brunger. De heer Hommes had voor de stemming de vergadering
verlaten.
Lit. b van art. 3 en art. 4 worden met algemeene stemmen
aangenomen.
Afd. III.
De a. tt. 13 worden met algemeene stemmen aangenomen.
Art. 4 wordt op voorstel der commissie geroijeerd en art. 5
met algemeene stemmen aangenomen.
De onderdeden van hoofdstuk IX worden alle met algemeene
stemmen aangenomen.
Hoofdstuk XI wordt aangehouden tot dat omtrent de verdere
posten zal zijn beslist.
De vergadering gaat daarna uiteenom heden avond 6 uur
weder te zamen te komen.
Voortzetting der vergadering van Donderdag den
23 November 1871, 's avonds te 6 uur.
Tegenwoordig 18 leden. Afwezig de heeren van Eijsinga
Oosterhoff en Hommes.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. Wordt ter tafel gebragt:
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handsche verhuring van een gedeelte van den Harlingerstal.
2. Alsboven van eene plek gronds in de St. Anthonijstraat,
3. Als boven van het huis in de Groote Hoogstraat, gekwo-
teerd lett. H no. 121.
4. Als boven omtrent de verpachting van de veemarktgelden.
5. Als boven op het verzoek van den pachter der opkomsten
van de Irnsumerzijlom onderhandsche verlenging van den
pachttijd.
6. Als boven in zake den afkoop van het onderhoud van een
gedeelte van den Ilarlinger trekweg.
7. Als boven in betrekking tot de inning van de bruggelden,
geheven wordende aan de Vlietster- en Boomsbruggen.
8. Alsboven van diegeheven wordende aan de Noorderbrug
de Vrouwenpoortbrug en de Harlingervaartbrug.
9. Als boven op een verzoek van F. W. Meijer c. s.omtrent
het maken van een riool bijlangs hunne huizen in het Zaailand.
*10. Als boven tot regeling der belooning van den portier aan
de burger dag- en avondschool.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871
185
11. Als boven op een verzoek van L. van der Zaag, om kwijt
schelding van door hem beloopen boete wegens te late opleve
ring van aangenomen werken.
12. Aanbevelingen tot benoeming van twee leden der com
missie van toezigt op het stads werkhuis waarvoor worden aan
bevolen
a. voor de eerste vacature
door de commissie de heeren S. ter Horst en J. S. van der
Goot en door burgemeester en wethouders de heeren R. Reijn-
ders en P. Fabrij de Jonge; en
b. voor de tweede vacature
door de commissie de heeren J. Feenstra Rzn. en H. Borg
rink en door burgemeester en wethouders de heeren R. W. H.
Suringar en H. Taconis.
Al deze stukken zijn ter inzage gelegd, om in eene volgende
vergadering te worden afgedaan.
13. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het aan
gaan eener overeenkomst met de Wed. R. G. Wartena en kin
aeren over den huurafstand van een gedeelte landsbenoodigd
voor den aanleg eener schietbaan.
Op voorstel van den Voorzitter dit voorstel in behandeling
genomen zijnde vraagt de heer Wiersma hoe groot het af te-
staan gedeelte is.
De Voorzitter zegtiets grooter dan twee pondemaat. In
aanmerking genomen dat voor land in de nabijheid 60 per
pondemaat huur wordt betaaldhebben burgemeester en wet
houders gemeend zoo voor huur als winstderving aan de huur
ders ƒ80 per pondemaat te moeten toeleggen.
De heer Wiersma vraagt of de vergoeding dus 160 per
jaar zal bedragen.
De Voorzitter antwoordt toestemmend.
De heer Wijbrandi vindt het vreemd dat aan de huurders
ook over 't aanstaand winterhalfjaar schadevergoeding zal wor
den verstrekt. In den winter toch kunnen zij niets van het
land trekken.
De Voorzitter zegtdat men het even vreemd zou kunnen
noemen dat de huur van Petri tot Petri en niet van Petri tot
Martini loopt. De huur wordt ook altijd over een geheel jaar
berekendofschoon ook de huurder gedurende het winterhalf
jaar van het gehuurde geen ander genot heeftdan dat hij eenige
schapen kan weiden.
Hierna wordt in overeenstemming met de conclusie besloten:
Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
van Friesland den heer burgemeester dezer gemeente te mag-
tigenmet Renske Gerbens Sienemawed. Ruurd Gerbens War
tena, landbouwerscheen Jouke Wartena, landbouwer, beide
wonende te Leeuwarden gezamenlijk zoo voor zich zelf als in
kwaliteit van voogdes en toeziend voogd over de minderjarigen
Jan en Catharinus Wartenahuurders van de aan de gemeente
Leeuwarden behoorende zathe en landen achter Cambuur in die
gemeente aan te gaan de navolgende overeenkomst
De ondergeteekenden mr. Jan Bieruma Oostingburgemees
ter der gemeente Leeuwarden en als zoodanig ten dezen han
delende voor en ten behoeve van die gemeente krachtens raads
besluit van den goedgekeurd door heeren gede
puteerde staten van Frieslandbij resolutie van den
contractant ter eene en
Renske Gerbens Sienema, weduwe van Ruurd Gerbens War
tena, landbouwersche, en Jouke Wartena, landbouwer, beide
wonende te Leeuwardenzoo voor zich zelf als in kwaliteit van
voogdes en toeziend voogd over de minderjarigen Jan en Catha
rinus Wartenagezamenlijk huurders der aan de gemeente Leeu
warden behoorende zathe en landen achter Cambuur, contrac
tanten ter andere zijde
Verklaren met elkander te zijn overeengekomen als volgt:
De contractanten ter andere zijde doen bij deze, ten behoeve
der gemeente Leeuwardenafstand van het huurregt op het zui
delijkst gedeelte van het perceel land gelegen ten noorden van
en langs het Kalverdijkjeten kadaster bekend in genoemde ge
meente sectie F no. 236over eene lengtein de rigting oost
en west, van 289.50 meter en ter breedte van 26 meter, alzoo
in het geheel over eene oppervlakte van 76 are en 27 centiare.
Tegenover dien afstand van huurregt verzekert de contract ter
eene aan de contractanten ter andere zijde eene schadeloosstel
ling deswege ten bedrage van een honderd zestig gulden per
jaar gedurende hunne huurjaren te rekenen van den 12 Novem
ber 1800 een en zeventig tot den 12 Mei 1800 vijf en zeventig,
uitmakende alzoo over drie eeutweede huurjaren een bedrag
van 560
een en ander op de volgende voorwaarden
1 De contractanten ter andere zijde zullen de hun aanko
mende vergoeding ontvangen in voege als volgt
Bij de verteekening dezer overeenkomst tachtig gulden en
voorts op den 12 Mei van de jaren 1872, 1873 en 1874 telkens
een honderd zestig guldenwaarvoor hun bevelschriften op den
gemeente-ontvanger zullen worden afgegeven.
2. Het gedeelte van genoemd perceel land waarvan bij deze
door de contractanten ter andere zijde het huurregt is afgestaan,
bestemd zijnde tot het maken daarop ran eene schietbaanzul
len die contractanten moeten gedoogen dat de daaraan verbon
den werkzaamheden worden uitgevoerddes noods en zoover
zulks onvermijdelijk is met gebruik maken van het overig ge
deelte van het landmet dien verstande evenwel dat daarvan
geene af- of uitgravingen mogen plaats hebben en dat gedeelte
niet mag worden gebezigd tot opslag en berging van aarde of
materialen van welken aard ook.
3. Van wege en ten koste der gemeente zal aan den oost
kant van het kadastrale perceelsectie F no. 236een dam wor
den verlegd ten genoegen en op aanwijzing van contractanten
ten anderen zijdeten einde van dat perceel af- en toegang
worde verschaft tot het perceel sectie F no. 237.
4. Ten koste der gemeente zullen worden hersteld alle be
schadigingen welketengevolge der uitvoering van de werken
voor het maken der schietbaan vereischtworden toegebragt aan
hekken dammenleggers enz. behoorende tot de zathe en lan
den bij de contractanten ter andere zijde in gebruik.
5. De kosten van dit contract komen ten laste van den con
tractant ter eene zijde.
14. Een adres van A. Coopmanshoudende verzoek begun
stigd te mogen worden met de leverantie aan de gemeente van
bouwmaterialen die niet worden aanbesteed.
Gesteld in handen van burgemeester en wethouders ten fine
van beschikking.
15. Eene resolutie van gedeputeerde statenhoudende goed
keuring van het raadsbesluit tot het aangaan eener geldleening
groot ƒ46,000.
16. Eene missive van de beambten aan de stads bank van
leeninghoudende dankbetuiging voor de verhooging hunner
jaarwedden.
17. Een schrijven van mr. H. Wiersma, houdende berigt
dat hij de op hem uitgebragte benoeming tot voogd der stads
armenkamer aanneemt.
18 Een schrijven >ran den waagmeester, houdende dankbe-
tuigi ïg voor de verhooging zijner bezoldiging.
19. Een berigt van burgemeester en wethouders, dat:
a. voogden van hec St. Anthonij gasthuis alhier aan de ge
meente hebben verstrekt eene som van ƒ2,500 als bijdrage inde
verplegingskosten van behoeftige krankzinnigen, over 1871;
b. de marktmeester H. Pater overleden is.
De stukken sub 1519 vermeld, zijn voor notificatie aange
nomen.