2
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
dier huizen zijn ook ingezetenendie ook hun aandeel betalen
tot de kosten van de verlichting in de stad zelvezonder er
echter eenig genot van te hebben. Willen ze dat genot smaken
dan zullen zich eerst door het duister naar de stad moeten be
geven. Bij spr. staat het rastdat het wenschelijk is deze in
woners licht te verschaffen. Hij herinnert zich nogdat voor
eenige weken bij de behandeling van de gemeentebegrooting het
onderwerp der verlichting zeer breed is besproken't geen er
toen toe geleid heeftom de som van j 2000.- op de begrooting
te brengen grootendeels met het doel tot uitbreiding der ver
lichting. Bij die discussie is er zelfs sprake van geweestom
op sommige plaatsen driearmige lantaarns aan te brengen. Wan
neer men zoo ver gaat zegt spr. dan mag men waarlijk
deze buurt ook wel eens in de gelegenheid stellen om van de
verlichting iets te genieten. Dit een en ander brengt hem er toe,
niet zoo onvoorwaardelijk afwijzend op het verzoek te beschikken.
Hij zou het gaarne ziendat het dagelijksch bestuur het tegen
woordig advies terug nam en het adres renvoijeerde aan de
gascommissieten einde van deze eenig licht te ontvangenom
trent de kostendie het aanbrengen van gasverlichting ter
plaatse medebrengt. De menschen leven daar in het duister
zij haken naar verlichting zegt spr. Bij iedere plekdoor
de gemeente ter uitbreiding aangewezen is men dadelijk op het
aanbrengen van verlichting bedacht. Deze buurt daarentegen
die zich op eigen grond gevestigd heeftwordt in zake de ver
lichting stiefmoederlijk bedeeld. Spr. wenscht, dat er in den
toestand verbetering kome.
De heer Westenberg zal zich ook niet met de conclusie
vereenigen. Hij wil niet herhalen het aangevoerde door den
heer Brunger, met wiens argumenten hij zich in hoofdzaak
vereenigtmaar hij wenscht er de aandacht op te vestigendat
er behalve de gasverlichting nog wel eene andere verlichting is,
waarmede de adressanten gebaat zouden zijnnamelijk die met
petroleum. Is de verlichting met gas te duur, laat men dan
eene petroleumverlichting aanbrengen, waarmede ook reeds sedert
eenige jaren de gemeente Menaldumadeel en nu ook onlangs de
gemeente Leeuwarderadeel is verlicht. Het heeft dunkt spr.
weinig verhoudingdat men van uit die plattelandsgemeenten
het stedelijk grondgebied betredende, van het licht in de duis
ternis komt, Spr. vindt overigens veel waars in de bewering,
datterwijl bij de tegenwoordige manier van belasting heffen
alle ingezeten gelijkelijk in de lasten bijdragenook alle de
zelfde regten hebben, waar dit namelijk blijkt uitvoerbaar te zijn.
De heer Dirks moet ook nog zeggen zich bezwaarlijk met
het advies te kunnen vereenigen. Hij beschouwt de niet-verlich-
ting van den weg als een gevolg van een vroegeren toestand
een toestand die vroeger algemeen was. In zijne jeugd o. a.
vond men op het Vliet in het geheel geene verlichting. Waar
men echter met het vroeger stelsel gebroken heeftdaar hebben
ook de bewoners van panden aan den straatweg naar de Bonte
koe aanspraak op verlichting. Spr. wenscht daarom niet onvoor
waardelijk afwijzend op 't adres te beschikkenmaar het aan te
houden tot dat men eene opgave van kosten zal hebbenen als
dan tot eene verlichting, hetzij met gas, hetzij met petroleum
te besluiten.
De heer Bloembergen meent te mogen opmerken dat het
voorstel van burgemeester en wethouders niet zoo bepaald be
oogt om den straatweg naar de Bontekoe op geenerlei wijze te
verlichten. Men is overal bij het aanbrengen van verlichting uit
gegaan van het denkbeeld dat ze ten doel heeft de vrijheid en
veiligheid in het verkeer te bevorderenoveral waar om deze
oorzaken verlichting noodig is, wordt ze aangebragt. Maar om
dat denkbeeld nu zoover uit te strekkenom als het ware alle
padenwegen en gangen te verlichten en wel zoodat men daar
even als in de stad in 't licht kan wandelen dit, gelooft spr.
is overdrijving. Spreekt men er van dat de verlichting in de
gemeente uitbreiding heeft ondergaanzoo als op het Vliet en
in andere buurtendan is dit merkt spr. op omdat daar
aanbouw heeft plaats gevonden. Wanneer eventueel de weg
naar de Bontekoe geheel bebouwd isdat hij als ware het eene
straat is gewordendan ook bestaat er met regt noodzakelijk
heid tot het aanbrengen van verlichtingwant in verband met
den aanbouw neemt ook het verkeer toe en wordt alzoo de be
hoefte aan verlichting grooter. Men spreekt er van dat de inge
zetenen dezer buurt, als gelijkelijk bijdragende in delasten, ook
deeleu in de kosten van de verlichting van 't bebouwde gedeelte,
en evenzeer als dit op verlichting aanspraak zouden hebben. Die
redenering is in spr.'s oog minder juist. Hij beschouwt de ge
meente als één geheelen wanneer nu het bebouwd gedeelte
der gemeente verlicht wordtdan hebben ook de bewoners der
andere deelen daarvan genot, wanneer zij zich daér bevinden,
en omgekeerd missen de bewoners van 't bebouwde gedeelte de
verlichtingwanneer ze in de niet-verlichte buitenbuurten moeten
wezen. Spr. gelooft werkelijkdat de toepassing van de leer
dat overal in de gemeente de ingezetenen alle lusten behooren
te hebbente ver gedreven wordtvooral als men let op de
uitgestrektheid van het onbebouwd gedeelte. Legt men den plat
ten grond voor zich, dan zal men kunnen ontwaren, dat er vele
wegen zijndie evenzeer in 't duister verkeerenomtrent deze
zal men met denzelfden grond kunnen bewerendat er gasver
lichting moet worden aangebragt. Spr. wijst o. a. op den Lek-
kumerweghet Kalverdijkje en meer dergelijke wegen. De be
woners daar zouden met evenveel regt als die aan den straatweg
naar de Bontekoe kunnen zeggen„we betalen in de lasten der
gemeente we vorderen ook gasverlichting." Gaf men aan dus
danige eischen toedan zou de verlichting een exorbitant cijfer
vorderen. Iets anders is het echterof daarwaar eene buurt
ontstaatwaar de huizen als ware hetworden aaneenge-
bouwder ook redenen bestaan tot verlichting in welk geval
het overweging verdient van eene andere verlichting hoofdzake
lijk in de wintermaandengebruik te maken. Maar juist de
groote uitgestrektheid van den straatweg naar de Bontekoe
het tal lantaarns tot verlichting van dien weg benoodigd dit een
en ander maakt de kosten zeer aanzienlijk. Spr. merkt verder
op dat wanneer men bij avond uitrijdt, dan ook altijd lichten aan
de rijtuigen worden bevestigd. Het gaat zijns inziens niet op alle
wegén te verlichten't geen ook niet in de gemeente Menaldu
madeel geschiedtevenmin als in de gemeente Leeuwarderadeel.
In die gemeenten worden alleen de wegen verlicht tot zoover ze
bebouwd zijnoverigens verkeeren ze ook in het duister. En
als men nu in aanmerking neemt het geringe getal huizen langs
den weg naar de Bontekoe, dan dunkt hem zal men wel
tot de overtuiging komendat het aanbrengen van gasverlichting,
zooals die door adressanten gevraagd wordtte ver gaat,
Overigens merkt spr. opdat er in dezen geene aanleiding be
stond om het adres te stellen in handen der gascommissie. In
't algemeen bemoeit die commissie zich volstrekt niet met de
verlichtingde zorg daarvoor is aan burgemeester en wethouders
voorbehouden. Alleen voor zooverwanneer men wenscht inge
licht te worden omtrent de kosten van het aanbrengen van'nieuwe
leidingenwordt de commissie gehoord. Het uitspreken van de
meerdere of mindere wenschelijkheid van het aanbrengen van
lantaarns behoort minder tot de attributen der commissie.
Spr. gelooft ten slottedat de conclusiezooals die luidtaan
nemelijk isdaarmede wordt het verzoekzooals het ligtafge
wezen. Burgemeester en wethouders zullen misschien in over
weging kunnen nemenomafgescheiden van het adresin dat
gedeeltewaar huizen staan door petroleum in de verlichting te
voorzienindien de opinie van den raad hieromtrent blijke.
De heer BrungöP heeft met het laatst door den heer Bloem
bergen gesprokene geheel vrede. Hij gelooft echter niet zich zoo
straks zooaanig tc hebben uitgedruktalsof de gascommissie om
trent de wenschelijkheid van 't aanbrengen van verlichting uit
spraak zoude hebben te doen. Hij bedoelde dit althans niet
maar had meer bepaald op het oogdat óf de commissie óf de
Verslag der handelingen van den
gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
directeur zou worden gevraagd naar de kosten van de aan te
brengen verlichting. Spr. blijft het intusschen wenschelijk achten,
dat burgemeester en wethouders het tegenwoordig advies terug
nemen en den raad ter gelegener tijd mededeeling te doen van
de kosten ter voorziening in de werkelijke behoefte't zij door
verlichting met gas't zij met petroleum.
De Voorzitter merkt opdat burgemeester en wethouders
zich hebben beperkt tot het door adressanten gedaan verzoek.
Dit verzoek luidt aldus„Op grond van dit een en ander ver-
„zoeken adressanten vriendelijkdat door de zorg van UWEds.
//bestuur ook aan den straatweg naar Stiens eenig gaslicht worde
//aangebragt." Als er in gestaan had eenige verlichting't zij
door gas of op andere wijzedan zegt spr. zou het adres
ook tot eene andere behandeling aanleiding hebben gegeven
maar er nu bepaald gasverlichting wordt gevraagdmoeten bur
gemeester en wethouders wel afwijzend adviserenen dit te eer
der nu men iets hooger in het adres kan lezen„dat het den
„adressanten daarom dikwerf moeite geeft, om de brugjes of
„dammen naar hunne woonhuizen te vinden." Daaruit toch moet
men opmaken dat zij niet met eene kleinigheid tevreden zijn
maar liefst bij ieder brugje of dam een licht zou wenschen ge
plaatst te zien. Dit was naar het oordeel van burgemeester en
wethouders een overdreven eisch en daarom hebben ze zich dan
ook geheel tot het verzoek bepaald. Wanneer de ingezetenen
met andere meer billijke verzoeken komendan ook kunnen ze
andere meer gunstige voorstellen verwachten.
Het wordt eene buurt is er naar spr.'s inzien trregt gezegd
'tis nog geene buurt, die aanspraak kan maken op alle regten
gelijk de buurten in de kom der gemeente. Dat de adressanten
ook wel degelijk genot van de verlichting in de kom der ge
meente hebben, blijkt uit het ahres zelf; want ze zeggen: „dat
„zij zich des avonds in Leeuwarden vertoevendezoo om de
„godsdienstoefeningen als om andere vergaderingen bij te wonen,
verlustigen in het vele lichtdat zij aldaar allerwegezoo door
„de vele gaslantaarnsals de verlichte winkelsontmoeten."
Spr. geeft overigens de verzekeringdat het niet de bedoeling
isom niet aan der adressanten bezwaren tegemoet te komen
wanneer ze zich slechts met een ander verzoek tot het collegie
wendendan ook hebben zij kans op eene gunstige beschikking.
De heer Wiersma zal ook tegen de conclusie stemmenom
dat op de eene of andere wijze wel aan adressantens verzoek is
te voldoen. Hij kan niet aannemen dat zij juist op gasverlich
ting gesteld zijn. Zij zullen zeker deze verlichting verzocht heb
ben omdat dusdanige verlichting overal in de gemeente is. Nu
gelooft spr. echter niet, dat men uit deze uitdrukkingen in 't adres
een overdreven eisch kan afleidenhet verzoek is eenvoudig het
evolg van het algemeen bestaan der gasverlichting. Spr. is het
eginsel toegedaandat iederdie in de gemeente woontook
gebruik mag maken van de lustendoor de gemeente verstrekt',
tenzij daartegen overwegende bezwaren mogten bestaan. Het
adres heeftzijns inziensals uitgangspunt„behoefte aan ver
lichting." Door dat adres is gebleken dat die behoefte bestaat.
Daarvoor heeft men dus geen nader adres noodig. Spr. zal zich
mitsdien niet naet het nemen eener afwijzende beschikking ver
eenigen. Ook hij zou wenschendat het voorstel werd terugge
nomen en later een ander voorstel gedaan waarin des nooas
zou kunnen worden uitgedruktdat niet het verzoek, zoo als het
gedaan is wordt ingewilligdmaar op andere wijze in de ver
lichting zal worden voorzien.
De heer Suringar moet een enkel woord inbrengen tegen
het door sommigen voorgestaan beginselals zouden alle ge
meentenaren regt op hetzelfde genot en gerief hebben. De con
sequente toepassing daarvan zou tengevolge hebben, dat op al
de verwijderde plaatsen ook brandspuiten zouden moeten wor
den gesteld dat bij verkiezingen ook daar een bureau van
stemopneming zou moeten aanwezig zijn enz. enz.en dit zegt
sPr- kan toch niet opgaan. De ingezetenen, die op zoo verren
afstand van de kom der gemeente hunne woning hebben geves
tigdkenden de bezwaren, die aandien afstand verbonden waren
en kunnen niet vergendat het ongerief daaruit voortspruitende
dadelijk worde weggenomen. Dat men de buurtendie langza
merhand ontstaannaarmate zij in volkrijkheid toenemenin liet
genot van een en ander brengt daarmede kan spr. zich best
vereenigen maar hij moet zijne stem verheffen tegen het begin
sel dat iederwaar hij ook woonthetzelfde gemak en genot
kan pretenderen.
De heer Duparc zou eene vraag wenschen (e doen omtrent
de competentienamelijkof dit verzoek wel bij den raad be
hoort? In art. 179 der gemeentewet is opgenoemd wat tot dat
dagelijksch bestuuraan burgemeester en wethouders opge
dragen behoortlit. h van dat art. brengt daaronder„de zorg
„zoover van hen afhangtvoor de instandhoudingbruikbaar
heidvrijheid en veiligheid der publieke wegen, enz." Onder vei
ligheid verstaat spr. de zorg voor eene behoorlijke verlichting,
waarin mitsdien alleen burgemeester en wethouders bevoegd zijn
tè voorzien. Dit behoeft echter geenszins te belettendat de
raad omtrent adressantens verzoek zijne meening uitspreke en
als ware het aan burgemeester en wethouders vingerwijzing doe;
maar het aanbrengen der verlichting zelve is een onderwerp dat,
althans naar spr.'s beschouwingzou behooren bij burgemeester
en wethouderszoodat de raad niet bevoegd is op een adres
dienaangaande't zij toe- 't zij afwijzend te beslissen.
De Voorzitter zegt, dat de vorige spreker juist heeft gere-
dineerd het woord bestuur geeft tot verschillende opvatting aan
leiding de adressanten wendden zich tot het gemeentebestuur
volgens de gemenntewet bestaat dit èn uit den raad èn uit burge
meester en wethoudersburgemeester en wethouders hadden
dus ook wel alléén op het adres kunnen beschikken, In den
boezem van dat collegie was men algemeen tot afwijzing gezind
men voorzag echter, dat in dat geval de adressanten zelve zich
tot den raad zoude wenden en daarom heeft men gemeend de
zaak maar dadelijk door deze vergadering te doen uitmaken.
De heer Westenberg zegtdatwanneer hij de zaak goed
begrijpt, bij niet-aanneming der conclusie, het verzoek van
adressanten zal worden ingewilligd. Dit echter gaat hem te
ver. Hij wil het verzoek niet onvoorwaardelijk toestaan zonder
voorafgaande raming van kosten en zonder dat a priori is uit
gemaaktof en, zoo ja, welke voorlichting noodig is. Daarom
stelt hij bij amendement voor aan de conclusie de volgende zin
snede toe te voegen„maar dat nader in overweging zal wor-
„den genomen in hoeverre de bezwarenin het adres vermeld
„kunnen worden opgeheven."
De heer Wiersma gelooft niet, dat door de aanneming van
dit amendement aan de bezwaren van adressanten wordt tege
moet gekomen. Er zal dan jaeen weg openstaan om op het
besluit terug te komenmaar men begint dan toch reeds nu
met het nemen eener afwijzende beschikking. Dit is niet de
meening van spr. en evenmin van andere sprekers die zich in
dezen hebben doen hooren. Hij geeft daarom den heer Westen
berg in overweging zijn amendement in te trekken en te ver
vangen door een verzoek aan burgemeester en wethoudersom
het tegenwoordig advies terug te nemen en later een ander ad
vies in te dienen.
De Voorzitter zegt, dat het collegie van burgemeester en
wethouders zich met het amendement kan vereenigenomdat
het in de bedoeling lagom wanneer het de overtuiging had
van de behoefte aan verlichtingdaarin te voorzienechter niet
op de wijze zooals in 't adres wordt verzocht. Spr. geeft echter
den voorsteller in bedenking zijn amendement aldus te doen lui
den „maar burgemeester en wethouders uit te noodigennader
#in overweging te nemen in hoeverre de bezwarenin het adres
„vermeld, kunnen worden opgeheven." In dat geval althans
heeft het collegie de zekerheid dat ook de raad het verzoek om