m H.
8
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
De Voorzitter acht het beter het voorstel te doen luiden
//Burgemeester en wethouders uit te noodigen in eene volgende
//vergadering aan den raad voorstellen te doen tot den publie-
z/ken verkoop van den aan de gemeente toebehoorenden grond
z/aan de Oosterkade."
De heer Hommes vereenigt zich met deze redactie.
De heer Westenberg verondersteltdatnu het voorstel
van den heer Hommes als tweede punt aan de conclusie is toe
gevoegd daarop ook dadelijk eene beslissing zal vallen. In die
onderstelling vindt hij zich genooptomtrent dat voorstel eenige
nadere inlichting te vragen. Wordt hij aanneming daarvan uit
gemaakt dat het terrein aan de publieke concurrentie zal wor
den overgegeven of wordt daarmede aan burgemeester en wet
houders opgedragen te rapporteren over het wenschelijke van
den verkoop Als het laatste het geval isdan heeft spr. geen
bezwaar om over het voorstel te beslissen maar wanneer het
eerste het geval mogt zijn dan moet hij zich daartegen verzet
ten. Het is toch te voorzien dat de gemeente spoedig terrein
zal noodig hebben. Spr. behoeft slechts te wijzen op het besluit
tot stichting eener gvmnastiekschool terwijl het niet onwaar
schijnlijk is, dat ook uit het zoo straks uitgebragt rapport over
de stichting eener middelbare school voor meisjes de behoefte
aan terrein voortvloeiten om nu zoo voetstoots te bepalen
dat het terrein zal worden verkocht daarin ziet spr. bezwaar.
Hij moet dus pertinent vragenof het voorstel de strekking
heeftom dadelijk tot den verkoop te besluiten dan wel om
deswege het advies van burgemeester en wethouders in te winnen
De heer Attema heeft soortgelijk bezwaar als de heer Wes
tenberg. Zoo nu het voorstel geformuleerd is, is het niet juist.
Hier wordt reeds aan burgemeester en wethouders opgedragen
een voorstel tot verkoop te doenen dit komt ten slotte op het
zelfde neer als hetgeen de heer Hommes aanvankelijk beoogde.
Welligt is het de bedoeling van dat geëerde lid om van bur
gemeester en wethouders een rapport te ontvangen over het al
of niet wenschelijke van den verkoop. In 't algemeen hebben
burgemeester en wethouders bij het tegenwoordig voorstel ge
wezen op het wenschelijke om den grond te behouden, zonder
echter daarover in bijzonderheden te treden. Nu gaat hetdunkt
spr., niet op zoo voetstoots tot den verkoop te besluiten. Men
zal beter doen door van burgemeester *n wethouders oen speciaal
rapport daaromtrent te vragen opdat men kunne zien of er be
zwaren tegen den verkoop bestaan. Spr. zou daarom den heer
Hommes in overweging willen geven niet zoodanige beperkende
opdragt te doenmaar liever te vragen of er ook overwegende
bezwaren tegen den verkoop bestaan. Wordt het voorstel in
dien zin gewijz'gddan zal spr. er zich wel mede kunnen ver
eenigen.
De heer Dirks heeft ook soortgelijk bezwaar als de beide vorige
sprekers. Hij wenscht echter eenige nadere opheldering te ver
strekken waarom het terrein daar renteloos ligt. Het is name
lijk gekocht met het bepaalde doel om er eene beurs op te
stichten. Bij spr. behoort het altijd nog tot de vroome wenschen
dat op die plaats een beursgebouw verrijze. Hij houdt nog al
tijd staandedat het niet zoo dwaas zoude zijn daar eene beurs
te stichten en hij kan nog maar niet inzien dat onze voorva
deren als spr. althans de leden van het jaar 1847 met dien
naam mag betitelen zoo mis hebben gezien om deze plaats
voor de stichting eener beurs uit te kiezen. Hij zal dit punt
voor 'toogenblik echter niet verder ontwikkelen: maar moet er
slechts nog bijvoegen, dat hij alleen op dien grond niet tot den
verkoop van het terrein wil medewerken. Overigens wan
neer de raad mogt besluiten daar ter plaatse geen beursgebouw
te stichten dan nog acht spr. het terrein zeer geschikt voor an
dere doeleinden. Het zou b. v. zeer geschikt zijn voor eene over
dekte groentehal. Tegenwoordig zijn de mcnschen, die de groen- 1
ten ter markt brengen en te koop aanbiedendoor de stad
verspreidzij zitten langs de kanten van grachten uren lang ge-
heel aan wéér en wind bloot gesteld. Het terrein hier bedoeld
biedtnaar spr.'s inzien eene uitstekende gelegenheid aan om
daarop eene groentehal te stichten zooals b. v. te Utrecht reeds
bestaat. Reeds tweemalen bij het vaststellen der jaarlijksche
begrooting heeft spr. hierover willen spreken, maar de finantiele
bezwaren weerhielden hem daarvan
De heer Bloembergen deelt geheel de opinie van die le
den welke het ondoelmatig achten zoo voetstoots een besluit
te nemen als door den heer Hommes is voorgesteld. Spr. heeft
echter meer speciaal het woord gevraagd, om er op te wijzen dat
het, volgens den heer Hommes, te loor gaan van zooveel duizende
guldens noodwendig zamenhangt met de plannen die men in
der tijd met den aankoop der huizen had gelijk trouwens ook
reeds door den heer Dirks is opgemerkt. Zooals dat geachte
lid teregt zeideis de aankoop geschied met het plan om het
terrein te benuttigen voor de stichting eener beursdoch het
stond tevens ook in verband met den aanleg van den wal. Dat
dit een' en ander niet dadelijk heeft plaats gehad is een gevolg
geweest van het ter plaatse aanwezig bolwerk en ook van de
omstandigheid dat men het over de stichting van het beursge
bouw niet eens was.
Overigens moet spr. opm rken dat de aangekochte perccelen
niet geheel nutteloos hebben geweest. Ze bragten wel is waar
geen huur op; maar, behalve dat ze een tijdlang zijn gebruikt
voor bergplaatshebben ze ook gediend als ziekestal voor de
kavallerie en laterbij het heerschen der choleravoor desin
fectie en zoo zegt spr. zijn ze bij onderscheidene gele
genheden gebruikt. Spr. merkt dit alleen op om den indruk
weg te nemen als waren die duizende guldens geheel nutteloos
weggegooid. Hij neemt aan dat het doel waarmede de panden
^ijn aangekochtis te loor gegaan maar dat men heeft begre-
f>en dat er nog behoefte aan terrein zou komenen gelijk de
leer Westenberg opmerkte bestaat er nog op dit '«ogenblik be
hoefte. Hij gelooftdat de vraagof het terrein zal verkocht
worden wel degelijke overweging ei eht en zou daarom gaarne
zien dat de heer Hommes zijn voorstel in den aangegeven zin
wijzigde.
De lieer Duparc geeft te kennen dat toen hij bemerkte
dat er geen ander lid opstond om het voorstel yan den heer
Hommes te ondersteunen, hij dit gedaan heeft, om te voorkomen
dat de zaak zou worden doodgezwegen. Hij was echter al da
delijk van planden voorsteller in overweging te geven zijn
voorstel eenigzins te wijzigen, omdat ook hij niet wilde, dat
aan burgemeester en wethouders zou worden opgedragen per
tinent een voorstel tot verkoop te doen.
De heer Hommes kan zich na de verschillende sprekers te
hebben gehoord er wel mede rereenigen om zijn voorstel in
dien zin te wijzigen dat aan burgemeester en wethouders worde
opgedragen den raad te dienen van advies of het ook wenschelijk
is den bedoelden grond te verkoopen. Ongaarne zoude hij het
ziendatingeval de gemeente binnen kort behoefte aan den
grond had deze verkocht werd maar wanneer die behoefte in
een ver verwijderden tijd ligtdan wil hij liever tot den ver
koop overgaan.
De heer Wiersma moet vragen of de wijziging van het
voorstel niet nutteloos is. Als hij het voorstel van burgemees
ter en wethouders goed heeft, gevatdan bestaat er bij deze
volstrekt geene geneigdheid om zich van den grond te ontdoen.
Wel gelooft spr.dat het gewijzigde voorstel beter dan het pri
mitive is maar hij kan het niet aannemen dat burgemeester en
wethoudersin de eene vergadering adviserende om den grond
met te verkoopenin eene volgende vergadering zullen aanra
den dit wel te doen. Het advies 't. is te voorzien zal weer
luiden om den grond te behouden. Nog te meer acht spr. dit
aannemelijk nu hij daarvoor in het tegenwoordig voorstel een
argument vindt aangevoerd. Wanneer hij toch in dat voorstel
leest//dat het wenschelijk isom voor de gemeente eenig ter
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
9
rein dat zij bezit te behouden" dan dunkt hem is het even
ongeraden den grond publiekdan wel onderhand te verkoopen.
Spr. moet derhalve bij de vergadering op de verwerping van het
voorstel van den heer Hommes aandringen.
Wat de door den heer Hommes gemaakte becijfering be
treft spr. gelooft niet dat deze opgaat. Men zou op zooda
nige wijze wel van vele pleinen iri de gemeentedie eigenlijk
weinig of niet gebruikt worden eene becijfering kunnen maken.
Waarlijk er zijn vele pleinen in de gemeente te vinden waar
van men op grond dat zij geld gekost hebben en niet meer
benoodigd zijn de noodzakelijkheid van verkoop kan betoogen.
Spr. gelooft, dat, wanneer het terrein benoodigd wordt en
dit kan spoedig zoo zijn want er zijn wel vijfentwintigerlei van
inrigtingen waarvoor het kan benuttigd w orden zooals o. a.
voor een ijklokaaleene schooleene groentehal enz. enz. en de
gemeente er zich van had ontdaanmen zich dan al zeer zou
hebben te beklagen. Verkoopt de gemeente terrein, dan, ja,
krijgt zij er zilver voormaar heeft zij naderhand terrein noodig
dan moet zij het als waie het met goud beleggen. l)e onder
vinding heeft dit laatste trouwens maar al te zeer geleerd en
juist die ervaring moet het gemeentebestuur angstvallig maken
om zich van terreinen te ontdoen. Spr. kan overigens het be
lang van den verkoop niet inzien alleen finantieel zou hij aan
bevelingswaardig zijn. De heer Hommes heeft wel gezegd, dat
het terrein zeer geschikt is voor pakhuizen maar merkt spr.
op in dat gedeelte der gemeente bestaat weinig behoefte aan
pakhuisruimteen mogt er in het algemeen gebrek aan pak
huizen bestaandan biedt het door dc gemeente in exploita
tie te brengen terrein bij het station daartoe eene zeer goede
gelegenheid aan. Zoo ergens, dan heeft men in dat gedeelte
behoefte aan pakhuizen. In 'tkort, spr. acht den verkoop
van den grond aan de Oosterkade ongeraden en wenscht mits
dien nogmaals op de verwerping van 't voorstel van den heer
Hommes aan te dringen.
De Voorzitter geeft lecture van 't gewijzigd /voorstel van
den heer Hommes, 'twelk aldus luidt:
//Burgemeester en wethouders uit te noodigen den raad hunne
//zienswijze mede te deelen in hoeverre het wenschelijk wordt
//geacht tot den publiek en verkoop over te gaan van den aan
//de gemeente in eigendom toebehoorenden grond aan de Oos-
//terkadeen daaromtrent in eene volgende vergadering voor
dstellen te doen."
De beraadslaging hierop gesloten zijnde wordt de conclusie van
t voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen zonder hoof
delijke stemming en het laatstelijk gewijzigd voorstel van den heer
Hommes met 11 tegen 8 stemmen, die van de heeren Bruinsma
van Eijsinga, Dirks, Wijbrandi, Gorter, Wiersma, Buma en
van SJoterdijck.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
A. de Waal en 40 andere ingezetenenom de grachten langs den
Eewal en het FTeprenwalletje te dempen of te nverkruinen.
De conclusie van het voorstel luidt, als volgt:
//Aan de adressanten A. dc Waal en anderen in antwoord
«op hun verzoekschrift van 30 November 1871, te kennen te
//geven dat hun daarbij gedaan verzoek tot demping of over-
//kruining van de grachten langs den Eewal en het Heerenwal-
//lettetje in deze gemeente, niet voor inwilliging vatbaar is ge
wacht en mitsdien wordt gewezen van de hand."
De heer Attema verzoekt der vergadering nota te willen
nemen van zijne verklaring, dat hij als bewoner van den Eewal
geene oratio pro domo zal houden. Hij kan zich met de beschou
wingen door burgemeester en wethouders in hun voor tel neer
gelegd wel vereenigen. Die beschouwingen toch komen hierop
neer, dat bij de gemeente nog zoovele belangrijke werken in
uitvoering en beraadslaging zijn dat het ongeraden mag wor
den geacht reeds nu tot een zoo belangrijk werkals door de
adressanten wordt gevraagd te besluiten. Spr. gelooft echter
dat de voorgedragen conclusie wol wat kras isin verhouding
tot de daarvoor aangevoerde motiven. Immers tegen de
zaak zelve worden door burgemeester en wethouders geene be
zwaren geopperd maar zij hebben er wel bezwaar tegen met
het oog op de thans in uitvoering of bespreking zijnde werken.
Daarom zou hij wenschen dat in de conclusie werden ingelascht
de woorden voor het oogenbliktot welke inlassching hij het
voorstel doet. Hij zou meenendat op die wijze de conclusie
zich beter aan de beschouwingen van het voorstel aansluit.
Overigens wil hij gaarne de verklaring afleggen dat men in op-
zigt tot de asciiverzameling enz. in den laatsten tijd aan den
Eewal eene belangrijke verbetering heeft ondervonden waarom
hij van deze gelegenheid gebruik maaktom burgemeester en
wethoudersaan wie de bewoners van den Eewal dien verbe
terden toestand te danken hebben dank te zeggen voor het ge
not en het gerijf hen daarmede bewezen.
De heer Duparc verkeertook als bewoner van den Eewal
in hetzelfde geval als de eerste spreker. Men zou ook hem dus
kunnen toevoegendat hij spreekt voor eigen huis en haard.
Maar juist de bewoner van den Eewal is het beste in staat te
oordeelen over den toestand van het vaarwater indien het
dien naam mag dragen. Spr. kan de door adressanten aange
voerde bedenkingen geheel ondersteunen jahij gelooft zelfs
dat zij in de opsomming daarvan al zeer matig zijn geweest en
nog menig punt hebben over het hoofd gezien. Als spr. het rapport
van den architect inziet op welk rapport dat van burgemeester
en wethouders steunt dan ontwaart hij dat het voornamelijk
de geldkwestie isdie de zaak beheerschtm a. w. dat andere
in uitvoering en bespreking zijnde werken verhinderen dit werk
aan te vatten. Spr. merkt op dat onder die //andere werken
vele met name worden genoemd o. a. de verbetering der
veemarkt, de uitbreiding van het bebouwd gedeelte der ge
meente, de aanleg van een tweeden verschwatervijver en de
stichting van een beursgebouwdie echter nog op lange
na niet in staat van wijzen, laat staan in uitvoering zijn en
daarom nu een werk uit te stellendat dringend voorziening
eischt en waarvan de wensehelijkheid geenszins ontkend wordt
gaat zijns inziens niet op. Burgemeester en wethouders erken
nen dat de bewoners van den Eewal reden tot klagen hebben
doch spr. gelooftdatwaar men zoodanig open riool heeft als
deze gracht, dit niet alleen schadelijk is voor de naastbij wonen
den maar eveneens nadeelig op de gezondheid van alle ingeze-
tenen terugwerkt. Niet in de eerste plaats de bewoners van den
Eewal hebben last van de uitwasemingen van het water ze ver
spreiden zich over geheel de stad. Spr. erkentdat er door ge
durig leiken verbetering is aangebragtmaarwanneer dit ge
schiedt in het zomersaizoen, dan heeft hij nog liever, dat het in
het geheel niet plaats heeft, omdat dit de. zaak nog veel erger
maaktzoo zelfsdat bij het roeren in het water er eene ver
pestende uitwaseming ontstaat, die tot in d<' huizen doordringt.
Spr. kan het door den heer Attema gedaan voorstel oudersteu-
nen. Bij aanneming daarvan heeft men althans in het verschiet,
dat burgemeester en wethouders de besproken aangelegenheid bij
de hand zullen nemen.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethouders
geen bezwaar zien om de door de heer Attema beoogde toe
voeging aan de conclusie over te nemen. In geeneh deele wil
len zij ontkennen dat het van belang is het werk tot stand te
brengen; het hoofdbezwaar is slechts, dat er op 'toogenblik te
veel werken onderhanden zijn.
De lieer Dirks zou na de door den voorzitter afgelegde ver
klaring wel van het. woord kunnen afzien. Ook hij had het plan
het voorstel van den heer Attema te ondersteunen. Alleen
wenschte hij nog daarbij er de aandacht op te vestigen dat do
adressanten eene tweeledige aanvraag doen demping of over krui"
ning. Hij is van oordeeldat.wanneer dé grachten overkruind