18
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
„b. in art. 45tusschen de le en 2e alinea te roegen de vol
gende bepaling:
wBij toepassing der 2e alinea van art. 38 wordt door den di
recteur geene afzonderlijke belooning genoten."
De heer Duparc merkt opdat het thans aangeboden voor
stel een uitvloeisel is van een in de vorige vergadering gevallen
besluit. Hij moet echter bekennendat hetgeen bij dat voorstel
den raad ter vaststelling wordt voorgedragen bij hemwat den
vorm betreftbezwaar oplevert. Art. 38 van de verordening op
het gebruik van de algemeene begraafplaats is pertinent. Vat
spr. de zaak goeddan wil men den tegenwoordigen toestand
bestendigenmet andere woordenmen wil de gelegenheid
scheppen om in plaats van eene benoeming van een directeur
op eene aanbeveling van drie personende directie der begraaf
plaats te kunnen opdragen aan een ambtenaar ter secretarieop
voordragt van burgemeester en wethouders. Thans echter, merkt
spr. op is een ambtenaar ter secretarie ook niet van de benoe
ming tot directeur der begraafplaats uitgesloten. De raad is in
die benoeming volkomen vrij. Doch nu is er bij spr. twijfel ge
rezen opzigtens de bedoeling der door burgemeester en wethou
ders voorgedragen nieuwe bepaling. Zal de voordragtdoor
burgemeester en wethouders te doenslechts uit een persoon
bestaandan wordt de raad geroepen tot de vervulling eener
formaliteitvooral met het oog op de vastgestelde organisatie
der secretarie. De raad zal dan krijgen, ja, eene voordragt,
maar het staat reeds vast wie benoemd moet worden. Spr. komt
de redactie vara de aan art. 38 toe te voegen nieuwe alinea
minder gelukkig voor. 'tZou, dunkt hem, beter zijn die alinea
dus te doen luidendat de raad de betrekking aan een der
secretarie-beambten kan opdragen.
Wat de bepalingen omtrent de openbaarmaking van 's raads
handelingen betreft in 1865 heeft men besloten, de hande
lingen van den raad publiek te maken en bepalingen deswege
vast te stellen die de wijze en den termijn van opmaking rege
len en waarbij den leden van den raad de beoordeeling van
't opgemaakt verslag is vrijgelaten. Nu stellen burgemeester en
wethouders voordie bepalingen in te trekkenmaarzegt
spr.daarmede vervalt het voorschriftregelende de wijze van
uitvoeringalles wordt dan aan burgemeester en wethouders
overgelaten. Men denke nu nietdat spr. tegen 't dagelijksch
bestuur wantrouwen koestert; doch hij moet er wel op indach
tig makendat de leden nu in 't vervolg bij wijze van gunst
zullen krijgen datgenewat thans hun regt isde leden van
den raad zullen in 'tVervolg niet den minsten invloed op de
vaststelling van 't verslag kunnen doen gelden. Dit bezwaar
weegt bij spr. veel. Hij acht de door het collegie voorgedragen
wijziging wel wat radicaalmaar zalalvorens voorstellen te
doennadere inlichtingen afwachten.
De Voorzitter wil gaarne toestemmendat de bijvoeging
aan art. 38 wel wat vreemd schijnt, doch hij vertrouwt, dat de
vorige spreker hem zal willen toestemmendatwanneer men
iets in eene bestaande verordening moet inlasschenmen dan
veelal eene gedwongene houding moet aannemen. De zaak is
reeds uitgemaaktde raad wil den tegenwoordigen toestand be
stendigen. Nu willen burgemeester en wethouders de bestaande
verordening in haar geheel laten en als norma aannemen eene
voordragt van drie kandidaten. Ze hebben echter de toevoeging
aan art. 38 noodig geoordeeldom daarop te kunnen doen slaan
de nieuwe alinea aan art. 45 toe te voegendat namelijk bij
benoeming van een secretarie-ambtenaar tot directeur deze als-
zoodanig geene afzonderlijke belooning zal genieten. Die bepa
ling heeft men noodig, dewijl anders de te benoemen titularis
ook op het bij de verordening bepaald tractement aanspraak
zoude hebben. De bepalingaan art. 38 toe te voegenis trou
wens facultatief. Immers het luidt daarin //Tot deze betrek
king kan ook worden benoemd" enz. Spr. kan dus niet zien
dat er zoo'n groot onderscheid bestaat tusschen de redactie van
burgemeester en wethouders en die door den heer Duparc bedoeld.
Opzigtens het tweede punt, dat spr. van meer gewigt acht,
verschilt hij mede van de opinie van den vorigen spreker. Bur
gemeester en wethouders zijn uitgegaan van 't beginseldat het
opmaken van 't verslag van 's raads handelingen uitsluitend be
hoort tot de secretarie-werkzaamheden. Spr. kan zich voorstel
len dat men In 1865 het voornemen heeft gehadom het ver
slag te doen opmaken door iemand geheel van het personeel
ter secretarie afgescheidendoch dit voornemen is vervallen
nu men de functie heeft opgedragen aan een der secretarie
ambtenaren. En terwijl nu de zaak tegenwoordig goed mar
cheert terwijl op 't opmaken van 't verslag geene aanmerkingen
zijn te maken zoo kwam het aan burgemeester en wethou
ders geraden vooreenvoudig de tegenwoordige wijze van han
delen te bestendigen. Ze wenschen thans geene motie van ver
trouwenmaar slechtsdat de in 1865 vastgestelde bepalingen
vervallenals wanneer de zaak op dezelfde wijze als thans zal
voortgaan.
De heer Rengers zich aansluitende bij 't door den voorzit
ter gesprokenemoet den heer Duparc opmerkendat de thans
door hem geopperde bedenkingen reeds hadden moeten zijn ge
maakt in de vorige vergadering bij de vaststelling van de ver
ordening regelende het getal en de bezoldiging van de ambte
naren ter secretarie. Toen reeds is te kennen gegeven dat bur
gemeester en wethouders den tegenwoordigen toestand wenschen
te bestendigen. Nu de raad zich daarmede eenmaal vereenigd
heeft gaat het niet wel op om op die zaak terug te komen, en
te zeggendat de raad de openbaarmaking zijner handelingen
moet regelen, want deze tak van werkzaamheden is geworden
een deel van het secretarie-werk, met welks regeling burgemees-
en wethouders zijn belast. Leest men de bestaande bepalingen
dan ontwaart mendat men het oog had op een afzonderlijk
persoonniet tot de secretarie behoorendedoch de raison d'être
van die bepalingen is thans vervallen. Het eenig bezwaar tegen
de intrekking dier bepalingen zoude zijndat de leden van den
raad bij het nagaan van 't verslag zich kunnen bepalen bij het
door ieder hunner gesprokene. Doch spr. dunktdat van de
kieschheid der leden wel mag verwacht worden dat zij niet op
het door anderen gesprokene aanmerkingen zullen maken. Voor
't overigewat betreft de bepaling van aen tijdwaarop de ver
slaggever gereed moet zijndat hij de drukproeven moet corri
geren en dat het verslag ter inzage moet liggen al die bepa
lingen kunnen gerust aan het dagelijksch bestuur worden over
gelaten.
De heer Duparc moet den voorzitter en ook den laatsten
geachten spreker tegenspreken ten aanzien hunner opvatting van
de bedoelingdie men bij het vaststellen der bepalingen had.
Toen de zaak in 1865 in behandeling kwam, was men er zoover
van verwijderd om het verslag aan een ander persoon dan een
secretarie-ambtenaar op te dragendat in de oorspronkelijke
voordragt zelfs de naam werd genoemd van den ambtenaar, dien
men met het opmaken van 't verslag wilde belasten. Slechts bij
amendement is in plaats van dien ambtenaar gesteld //een dei-
beambten ter secretarie." Doch in dat geval bleef toch ook de
aanwijzing van den verslaggever aan den raad zeiventhans
zal dit aan burgemeester en wethouders zijn overgelaten. Deze
mogen dit nu in hun besluit tot reorganisatie der secretarie heb
ben bepaald in 't vooruitzigtdat de raad de benoeming zou wil
len loslatenmaar 't blijft toch zekerdat het primitief idéé niet
alzoo was. Spr. heeft niet de minste bezwaren tegen de wijze
waarop het opmaken van 't verslag thans geschiedtmaar, merkt
hij opmet de aanneming van het voorstel van burgemeester en
wethoudershoudt het thans tusschen den raad en den verslag
gever bestaand verband geheel op.
De heer Bruinsma erkentdat er in 't begin wel sprake van
was een secretarie-ambtenaar met het opmaken van 't verslag te
belasten doch dat men daarbij deze bepaling had dat de verslag
gever gedurende den bureautijd Ier secretarie daaraan niet mogt
Verelag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872.
19
werkzaam ziin. Derhalve, het werk van verslaggever lag ook
toen buiten de secretarie-werkzaamheden. Doch het is gebleken,
dat een secretarie-ambtenaar in zijn vrije uren onmogelijk het
verslag kan opmaken en daarom verbindt men het nu aan de
werkzaamheden ter secretarie.
De heer Dirks wenscht thans eene opmerking te herhalen
die hij reeds voor ongeveer twee jaar heeft gemaakt, aangaande
de wijzewaarop de leden van den raad in de gelegenheid wor
den gesteld om het verslag te corrigeren. Het gebeurt hem dik
wijls dat het hem ontkomt het verslag na te zien waardoor
alsdan somtijds het gesprokene niet precies wordt weergegeven.
Hij moet er echter bijvoegen, dat de tegenwoordige verslaggever
het gesprokene zeer naauwkeurig teruggeeft. Maar het kan ge
beuren dat hij niet hoort of niet goed verstaat wat er gezegd
wordten in dat geval wordt het verslag onvolledig. Om nu
hieraan tegemoet te komen heeft spr. er voor twee jaar op ge
wezen hoedanig men ten dezen bij de tweede kamer te werk
gaat. Daar krijgt ieder lid het door hem gesprokene op losse
vellen aan huis. Die losse vellen worden genummerddoor de
leden nagezien en zoo gaan ze het een na het ander naar de
drukkerij. Zoodoende zou men ook het bezwaar voorkomen
waarop de heer Rengers heeft gewezen want de leden hebben
dan niet de gelegenheid te corrigeren datgene wat anderen ge
sproken hebben. Spr. wenscht thans op nieuw dit een en ander
onder de aandacht van burgemeester en wethouders te brengen
nu de zaak als ware het geheel op nieuw zal geregeld worden.
De leden van den raad zouden door dien maatregel een groot
gemak ondervindenterwijl spr. het er voorts voor houdtdat,
er thans welligt leden zullen zijn die zich weerhouden te spre
ken omdat ze anders genoodzaakt zijn zich naar 't gemeentehuis
te begeven om van 't verslag kennis te nemen.
Den heer van Sloterdijck komt ook de intrekking der be
palingen speciaal van art. iO daarvan al te radicaal voor. Hij
gelooftdat het verslag op grond van die bepalingen is een
officieel verslagwaarvan men later kan gebruik maken bij in
terpretatie van verordeningen als anderzins. Wanneer nu niet
geregeld is de invloed van de leden op het drukken van het
verslag, dan oordeelt spr.dat dit officiële karakter wegvalt.
Hij zal zich daarom tegen de geheele intrekking der bepalingen
verklaren.
De Voorzitter merkt den vorigen spreker opdatwanneer
het verslag zijn officieel karakter moet ontleeneu aan de bepa
ling van eene verordening, er dan vele andere stukken zijn,
die geen officieel karakter zouden dragen. Om slechts iets te
noemenhet verslag van den toestand der gemeente dat door
burgemeester en wethouders wordt opgemaakt. Heeft ook dit
geen officieel karakter? Niemand zal dit, naar spr. meent, be
weren. Maar bovendien, wanneer een lid meent, dat het door
hem gesprokene niet getrouw in het verslag is teruggegeven, kan
hij dit in eene volgende vergadering te kennen geven waarvan
alsdan in de notulen aanteekening wordt gedaan. De leden vin
den dus gelegenheid genoeg, om aan het verslag een officieel
karakter te bezorgen.
De heer Jongsma maakt van deze aangelegenneid volstrekt
geene zaak van vertrouwen of kieschheid maar het komt hem
voor, dat bij aanneming van het voorstel er dit overblijft, dat
burgemeester en wethoudersnamens den raad het verslag zul
len vaststellen. Spr. wil gaarne aannemen, dat de zaak goed zal
marcheren zoolang de tegenwoordige titularis in functie blijft
maar de mogelijkheid ligt voor de hand dat deze door een an
deren wordt vervangenen tegen dat mogelijke geval wenscht
hij zich te hoeden.
Het argumentdoor den voorzitter gebezigddat ook het ver
slag van den toestand der gemeente door burgemeester en wet
houders wordt vastgesteld en toch evenzeer een officieel karak
ter draagt, verliest zijne waarde als men bedenkt, dat bij de
gemeentewet aan burgemeester en wethouders is opgedragen
jaarlijks aan den raad verslag te doen.
De heer Rengers gelooftdat de ledendie zich tegen het
voorstel hebben doen hooren in eene dwaling verkeeren. De
toestand, zooals die op 't oogenblik isblijft voortbestaan. Alleen
omdat het werk onder de secretarie-werkzaamheden is opgeno
men heeft men deswege geen speciale verordening meer van
nooden. Burgemeester en wethouders zullen zich met het ver
slag in het minste niet bemoeijen't verslag blijft wat het thans
is. Spr. kan zich niet verklaren waaraan het denkbeeld is ont
leend dat burgemeester en wethouders zich in de zaak willen
mengen.
De heer Jongsma komt het toch voor, dat de leden nu in
't vervolg iets zullen krijgen krachtens gewoonte en krachtens
vergunningwat ze thans hebben krachtens een regt. //De le
den" zegt art. 10 der bepalingen //van den raad kunnen
//gedurende den bij art. 7 bepaalden tijd van het verslag inzage
nemen." Trekt men nu die bepalingen in krachtens welk be
sluit kunnen de leden dan dit regt uitoefenen? Spr. gelooft zeer
gaarnedat burgemeester en wethouders zich niet met verslag
zullen bemoeijen doch het is hem slechts te doen om onaange
naamheden te voorkomen. Thans zijn de regten en verpligtin-
van de leden omschreventrekt men de bepalingen indan ver
valt dit alles.
De heer Rengers merkt opdat de leden van den raad vol
gens de gemeentewet het regt hebben om van alle stukken ten
gemeentehuize inzage te nemen.
De heer van Sloterdijck zegtdat het waar iswat de
heer Rengers zeide dat de leden van alle stukken inzage kun
nen nemenmaar voegt hij er aan toe veranderingen in
die stukken te maken ligt buiten hunne bevoegdheid. Het schijnt
beschouwt te worden alsof spr. en anderen met hem strijden
voor een regt van den raad. Dit is, wat hem althans betreft, niet het
geval. Het is zijne bedoeling het verslag officieel te maken.
Daartoe moeten de leden van den raad de gelegenheid hebben
om op de vaststelling van het verslag te kunnen influenceren.
Nu is het hier niet eenvoudig een regt om het verslag te kun
nen corrigerenmaar het is tevens eene verpligtingwant ver
zuimen de leden van den raad van dat regt gebruik te maken
dan moeten ze voor het verslag, zooals 'tgedrukt is, staan.
De beraadslaging hierop gesloten zijndewordt punt I van de
conclusie aangenomen met 13 tegen 4 stemmendie van de hee-
ren JongsmaDuparcvan Sloterdijck en Wiersma.
Punt II.
De heer Duparc gelooft, dat de bedoeling beter zal wor
den uitgedrukt wanneer de aan art. 38 toe te voegen alinea al
dus worde gelezen //De raad kan echterop voordragt van bur
gemeester en wethouders, deze betrekking aan een der secreta-
//ï'ie-beambten opdragen."
De Voorzitter geeft te kennendat burgemeester en wet
houders de door den heer Duparc aanbevolen redactie overnemen.
Aldus gewijzigd wordt punt II met algemeene stemmen aan
genomen.
De heer Rengers verlaat de vergadering.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders op 't verzoek van dr.
C. Loe fom ontslag als praeceptor aan 't stedelijk gymnasium.
Zich vereenigende met de conclusie van het voorstelwordt
door den raad besloten
Aan den heer dr. Cornelis Loeff, praeceptor aan het stedelijk
gymnasium alhierop zijn daartoe gedaan verzoekmet ingang
van den 1 Julij 1872 eervol ontslag te verleenen uit die betrek
king, onder dankbetuiging voor de vele en belangrijke diensten
in de waarneming dier betrekking aan de gemeente bewezen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders op 't verzoek van G. Kui
pers om ontslag als hulpondenvijzer.