22
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
adressant op de hem daardoor verschaft wordende gelegenheid
tot verbetering der landerijenen spr. erkent de waarheid daar
vandoch het ligt voor de hand, dat ook juist daardoor de huur
der in de eerste plaats van die verbeteringen de vruchten plukt,
terwijl de huurprijzen der landerijen van jaar tot jaar
stijgen en nu zeker niet zijn wat ze in 1875 zullen wezen.
Neemt men bovendien in aanmerking het verschil tusschen de
uitkomsten der onlangs gehouden publieke verhuring van twee
zathen en landen en de tauxatien destijds ontvangen van des
kundigen dan mag men aannemen dat ook de bij dit voorstel
overgelegde tauxatie wel zou blijken te laag te zijn wanneer
tegen de expiratie van den huurtijd de zathe en landen publiek werd
verhuurd. Daarom vooral acht spr. het niet geraden om de ge
meente nu reeds te binden en de zathe tot 1879 aan den adres
sant onderhands in huur af te staandewijl het voordeel uit de
aan te brengen verbeteringen aan de landerijen niet tegen het
nadeel kan opwegen.
De Voorzitter merkt naar aanleiding van het gesprokene
door den heer Wiersma op dat die spr. het belang, in de aan
neming van het voorstel voor de gemeente gelegen, gering acht.
Spr. zou dit kunnen toegeven wanneer dat belang alleen was
gelegen in de beoogde verbetering der landerijen. Maar er is
eene andere drijfveer die burgemeester en wethouders tot het
gedaan voorstel heeft geleid n. 1. deze het collegie is overtuigd,
dat men in den adressant heeft een uitmuntend landbouwerdie
de aan hem verhuurde landerijen naar behooren beheert en der
halve aanbeveling waardig isaangezien het hier niet geldt een
goed voor het gebruik waarvan de gemeente als 't ware den laat-
sten penning moet zien te bekomenmaar een kapitaal dat men
moet zorgen zooveel mogelijk renten te doen afwerpen door het
goed in stand te houden.
Men zou kunnen twisten over het al of niet stijgen der huur
prijzen in het vervolgdoch spr. gelooft, dat thans vele omstan
digheden zamen loopen die de huren der landerijen verhoogen.
Wat de overgelegde tauxatie betreftspr. kan verklaren, dat
de tauxateurs als zoodanig ervaren zijn doch hij kan er bijvoe
gen, dat zij niet een zoo hoog cijfer hebben genomen als welligt
bij publieke verhuring kan worden bedongen in aanmerking ne
mende, dat ook de huurder een bestaan moet kunnen vinden.
Mede hebben burgemeester en wethouders er op gelet, dat de
adressant met de meeste bereidwilligheid en tegen billijke scha
devergoeding afstand heeft gedaan ten behoeve der gemeente
voor den aanleg van eene schietbaan van zijn huurregt op een
gedeelte van een perceel landdat tot het beste der zathe kan
gerekend worden en zulks terwijl er van het onderwerpelijk
verzoek nog geen sprake was.
Eindelijk brengt spr. nog onder de aandacht iets, wat door de
tauxateurs is vergeten n. 1. dat gedurende den loopenden huur
tijd ten koste van den huurder de huizingedie hij op vermeer
dering of vermindering der waarde in gebruik heeftis vernieuwd
geworden welke vernieuwing van den huurder eene uitgaaf van
ongeveer 5000 heeft gevorderd zonder dat hij daarvan rente
ontvangt. Om deze redenen meent spr.. dat er allezins aanleiding
bestaat het gedaan verzoek in te willigen.
De heer "Wiersma kan niet ontkennendat de motiveu door
den voorzitter aangevoerd van waarde zijn doch voor hem zijn
ze geen geldige redenen om onderhandsche verlenging van huur
toe te staan. Naar het hem voorkomt zijn ze overwegingen van
persoonlijken aard en hij zal die niet tegenspreken omdat de
huurder hem onbekend is, doch spr. gelooft, dat men in 1872
niet moet overgaan tot verlenging eener huur, die eerst in 1875
expireert.
Verhuurd men publiek tegen het tijdstip waarop de loopende
huur eindigtdan kan de adressant zoowel als ieder ander me
dedingen en spr. vertrouwt dat er meer goede huurders te vin
den zijn. Dan vooral staat de raad op beter terreinwant of
schoon spr. niet twijfelt aan de bekwaamheid der tauxateurs,
hunne tauxatie biedt toch geene zekerheid aan dat thans den reg-
ten prijs wordt bedongen en hierop dient men voor de gemeente
wel speciaal te letten omdat als het ware het tekort komende
door de ingezetenen moet worden bijgedragen.
Kan spr. de motiven van burgemeester en wethouders billij
ken hij vindt daarin geene voldoende redenen om nu reeds een
band te creëeren die de gemeente tegenover den adressant tot
1879 bindt, dewijl zij in 1875 ongetwijfeld, met opzigt tot de
verhuring eener zathe en landen in eene betere positie staat dan
voor het tegenwoordige.
De heer Bloembergen kan het gevoelen van den laatsten
spr. niet deelen. Hij ziet niet in waarom men nu niet zou die
nen te besluiten tot de verhuring zoo als is voorgesteldtenzij
men de tauxatie van deskundigen als niets geldende beschouwt.
De deskundigen hebben er bepaald op gelet dat hunne tauxatie
betrof den huurtijd van 1875 tot 1879 en wanneer thans huur-
vernieuwing moest plaats hebbenhetgeen in den regel voor een
tijdvak van zeven jaren plaats vindtdan zou men evenzeer den
huurprijs tot 1879 moeten bepalen. Nu heeft de adressant het
voorregt dat hij nog drie jaren huurder is voor de oude huur,
doch hiertegen staat overdat hij in dien tijd het best in staat
is de noodige verbeteringen aan de landerijen aan te brengen
die spr.afgescheiden van de persoonlijke considerationwel
zoodanig in het belang der gemeente acht, dat ze het voor
stel aannemelijk maken.
Hiermede de beraadslaging gesloten"zijndewordt de conclusie
van het voorstel in rondvraag gebragt en met 13 tegen 2 stem
mendie van de heeren Wiersma en van Sloterijdck, aangeno
men (de heer Westenberg was bij deze stemming niet tegen
woordig) zoodat is besloten
Het verzoek van J. R. Wartena in te willigen en derhalve den
huurtijd van de bij hem in gebruik zijnde zathe en landen te
verlengen met vier jaren en dien alzoo te doen eindigen op den
5 Maart en den 12 Mei 1879, onder voorwaarde, dat de huur
der gedurende die vier huurjaren betale jaarlijks 3018.24 en
zich verbinde gedurende vier jaren jaarlijks tot een bedrag van
300 beste terpaarde te brengen op de landen aan het Oud Deel
gelegen en voorts onder de voorwaarden vermeld in de huur
overeenkomst dd. 23 December 1867.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk het al of niet
roenschelijke van den verkoop van de plek gemeentegrond aan de Oos
terkade.
Hierover vinden geene beraadslagingen plaatsterwijl de ver
gadering zich zonder hoofdelijke stemming vereenigt met de con
clusie van het voorstelluidendehet aan de gemeente in eigen
dom behoorend terrein aan de Oosterkade alhier te reserveren
met het doel om het ter gelegener tijd te benuttigen tot stich
ting van een of ander gebouw van openbaar belang.
13. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van de met
het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel gevoerde onderhandelingen be
treffende de opheffing van den tol aan gabel no. 1op den kunstweg
naar Hijum.
De vergadering zich zonder beraadslaging en hoofdelijke stem
ming met de conclusie van dit voorstel vereenigendeis dien
overeenkomstig besloten
De door burgemeester en wethouders nevens hun voorstel bo
venbedoeld dd. 8 Februarij 1872, overgelegde stukken, aan te
nemen voor notificatie.
14. Nader voorstel van burgemeester en wethouders ter zake den afkoop
van het onderhoud van een gedeelte van den Harlingertrekweg
De heer Jongsma wenscht van het collegie van dagelijksch
bestuur te vernemen of het in zijne bedoeling ligt omwegens
het vestigen der grondrente bij het voorstel bedoeldeene nota
riële' acte te doen opmaken.
De Voorzitter beantwoordt die vraag toestemmend.
Hierna \ereenigt zich de vergadering zonder hoofdelijke stern-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
23
ming met de conclusie van het voorstelen is mitsdien besloten
Den heer burgemeester dezer gemeente te magtigen om met
den heer K. Tigler Wijbrandi alhierals eigenaar van den mo
len gekwoteera lett. P no. 33 gelegen aan den trekweg van
Leeuwarden naar Harlingen eene overeenkomst aan te gaan
waarbij de gemeentemet ontheffing van den heer Wijbrandi
van zijne verpligting tot onderhoud van het gedeelte trekweg
van dien molen af tot de Harlingervaartsbrugzich verbindt dat
gedeelte weg voortdurend als kunstweg te onderhouden en ten
behoeve van genoemden molen als rijweg open te stellen
onder voorwaarde dat de heer K. Tigler Wijbrandi als eigenaar
van den molen zich en zijne regtverkrijgenden verbinde als ver
goeding voor de door de gemeente te dragen kosten van onder
houd jaarlijks tien gulden te betalen en tot zekerheid daarvoor,
op den molen lett. P no. 33 en het bijbehoorend erf, bekend ten
kadaster gemeente Leeuwarden, sectie D nummer 269 en 270
eene grondrente tot voormeld bedrag vestigejaarlijks op den
1 Januarij vorderbaar.
15Rapport der raadscommissie belast met het onderzoek naar de wen-
schelijkheid en noodzakelijkheid van de oprigting eener school van mid
delbaar onderwijs voor meisjes.
De Voorzitter deelt mededat is ingekomen eene missive
van den inspecteur voor het middelbaar onderwijs dr. W. C. H.
Staring, houdende eenige bedenkingen omtrent sommige punten
in dat rapport vervatwaarom hij het noodig acht dat de com
missie in het bijzonder zoowel als de raad in het algemeen van
den inhoud dier missive kennis neemt. Naar aanleiding daarvan
geeft hij in overweging voormelde missive ter inzage te leggen
voor de leden en de behandeling van het rapport thans uit te
stellen.
De heer Jongsma heeft namens zijne medeleden der com
missie, met uitzondering van den heer van Eijsingadie niet te
enwoord ig iseen voorstel te doen datnaar hij meentmet
et denkbeeld van den voorzitter zeer goed kan zamen gaan
nl. dit:
//Burgemeester en wethouders uit te noodigen het rapport van de
//raadscommissie omtrent het middelbaar onderwijs voor meisjes te
//Stellen in handen van de plaatselijke schoolcommissie en van
z,de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijsten einde
//hunne zienswijze deswege kenbaar te maken."
Wanneer, zegt spr., nu ook de missive van den inspecteur
voor het middelbaar onderwijs werd gedruktdan zou een af
druk daarvan tevens aan de voormelde commissiën kunnen wor
den overgelegd.
Hierna stelt de Voorzitter voor, de missive van den inspec
teur voor het middelbaar onderwijs te doen drukken in de bij
lagen tot het verslag van 's raads handelingen een afdruk daar
van te gelijk met het rapport der raadscommissie te zenden aan
de plaatselijke schoolcommissie en de commissie van toezigt op
het middelbaar onderwijs in deze gemeenteten fine in het voor
stel van den heer Jongsma bedoeld en inmiddels de behandeling
van het rapport aan te houden.
Overeenkomstig dat voorstel wordt met algemeene stemmen
besloten.
Geene zaken ter behandeling verder aan de orde zijnde, wordt
de vergadering door den voorzitter gesloten.