26 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872. z/hunnc huizen enin geval zij daartoe genegen blijken te zijn «ter zijner tijd tegelijk met de aanbieding van een plan van //vernieuwing van bestrating binnen deze gemeenteaan den raad «voorstellen te doen om de stoepen in de Minnemestraat tot //trottoirs in te rigten en aldaar een riool met de noodige kol- z/ken aan te brengen." //Ter uitvoering dezer magtiging hebben we ons bij missive van 12 December d. a v., no. 77 1268 tot de betrokken eigena ren gewend hen verzoekende ons te willen in kennis stellen of zij genegen zijn aan de gemeente af te staan hun eigendoms- regt op het terrein of de stoep aanwezig langs of vóór hunne in de Minnemestraat gelegen perceelen. //Uit de ontvangen antwoorden is 'tons gebleken, dat slechts een der eigenaren (A. G. Hooft) de stoepen bijlange zijn pand zonder eenig voorbehoud aan de gemeente wil overdragen an deren (de wed. W. Tulp, J. Holman Czn. en J. C. Hillebrand) willen slechts onder zekere voorwaarden in den afstand bewilli gen verreweg het grootste gedeelte der eigenaren (mr. G. van Wagen i ngenL. van Dijk, J. de Roos, Getje Speet, H. A. Nij- land H. Pietersoa H. Bergs ma en Catharina Kemperman) heeft zich tot den afstand ongenegen betoond. /,Onder mededeeling vau 't vorenstaandewaaruit het blijkt, dat de volledige uitvoering van uw iu 't hoofd dezes vermeld besluit op de gebleken ongenegenheid der eigenaren van de aan de Minuemestraat belendende gebouwen afstuithebben wij de eer u bij deze te kennen te geven dat wij van het doen van voorstellen tot verandering dier straat op de u vroeger medege deelde wijze moeten afzien." 18. Eene resolutie van heereu gedeputeerde staten houdende goedkeuring van het besluit tot verlenging van den huurtijd der bij J. li. Wartena in gebruik zijnde zathe en landen. 19 Als boven van dat tot overname van een stuk grond, toebehoorende aan Johannes en Jan van der Steen. 20. Een schrijven van burgemeester en wethoudershoudende mededeel mg a. dat door hen zijn benoemd tot brugwachters T. van Albarda, P. J. Bourgonje en S. Pollius en tot klerk ter secretarie II. Aal- derink. b. dat door hen is aanbesteed 1. het doen van timmer- en metselwerken voor de vernieu wing der Booms- en Ylietsterbruggen aan W. A. de Rapper te Marssum voor ƒ7950 2. het leveren enz. der voor eene ophaalbrug en eene draai brug benoodigde ijzerwerken aan de firme L. J. Enthoven k Co. te 's Gravenhage voor j 13,175 3. de levering van 80,000 Luiksche keijen en van 500 meter cscaussijnsche kantsteenen aan de lirma de Haan en Gallaij te Amsterdam, voor ƒ7602.50, en 4. het doen van timmer- en metselwerken in het zomerhuis van den Prinsentuin aan J. Swart te Leeuwarden, voor ƒ670. De stukken, sub 1520 vermeld, zijn alle voor notificatie aangenomen. IV. De Voorzitter, 'tnoodig keurende, dat er eene zitting met gesloten deuren worde gehoudenheft de openbare verga dering tijdelijk op. V. Ka heropening der vergadering wordt overgegaan tot be handeling der op den oproepingbrief aangebragte punten. 1. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van de commissie tot voorbereiding der feestelijke viering van l April 1872 om eene subsidie uit de gemeentekas. De conclusie van 't voorstel luidt aldus /,Aan de alhier gevestigde sub-commissie tot voorbereiding der feestelijke viering van den ln April 1872 uit de gemeentekas te verleenen eene subsidie van drie honderd gulden als bijdrage iu de kosten van op dien dag binnen deze gemeente te houden feestelijkheden." I)e heer van Valkenburg zegtdat de subcommissie zich verheugeu mag met het voorstel van burgemeester en wethouders om haar eene subsidie van drie honderd gulden te verleenen te meer, daar ook de bij de feestelijkheden benoodigde toestel len van gemeentewege ter harer beschikking zulkn worden ge steld. Toch, zegt spr.is de voorgestelde beschikking niet geheel naar den wensch der commissie. Zij had namenlijk gehoopt, dat haar, behalve eene subsidie en het gebruik der toestellen, ook de beschikking over het stedelijk muziekkorps ware ver gund. Dit schijnt niet het geval te zijn en tengevolge daarvan zal de commissie van de subsidie van J 300 een aanzienlijk ge deelte voor de muziek moeten afstaan. Lettende op de beperkte middelen waarover de commissie overigens te beschikken heeft, vindt spr. voldoende aanleiding tot het voorstelom de subsidie met 100 te verhoogen en alzoo te bepalen op 400. De Voorzitter kan als inlichting ter zake mededeelen dat er in dezen een misverstand heeft plaats gehad. Dat misverstand is daardoor ontstaan, dat men in het begin alleen aanvraag heeft gedaan om de beschikking over het muziekkorps. Toeu ter tijd was van eene subsidie nog geen sprake. Burgemeester eu wet houders vonden toen dan ook geen bezwaar om de aanvraag tot beschikbaarstelling van 't muziekkorps toe te staan zij stel den tot dat einde 100 tot spr's. beschikking. Hij heeft daarop dit aan de commissie medegedeeld. Doch toen er later een adres inkwam waarbij om eene subsidie werd gevraagd veranderde de toestand voor burgemeester en wethouders. Toen vonden zij geen vrijheid om behalve de te verleenen subsidieook nog het muziekkorps voor de commissie beschikbaar te stellen zoo dat dan ook door spr. aan de commissie is te kennen gegeven dat zij hierop niet moest rekenen. Burgemeester en wethouders hebben zich derhalve bij het doen van hun voorstel tot de aan vraag der c >mmissiein haar adres uitgedrukt, bepaald. Dit, zegt spr.is iu net kort de toedragt der zaak. Het voorstel van den heer van Valkenburghierop in stem ming gebragt, wordt aangenomen met 10 tegen 7 stemmen, die van de heeren Buma Bruinsma de With Brunger Wijbrandi Attema en Rooseboom. De conclusiealdus gewijzigd wordt vervolgens zonder hoof delijke stemming goedgekeurd. 2. Regeling van de rangorde van zitting der leden. Kadattengevolge van het aanbrengen van nieuwe tafels door den voorzitter, met goedkeuring der vergadering, de num mers der verschillende plaatsen waren vastgesteld is bij de ge houden loting de plaats no. 1 ten deel gevallen aan den heer Brungerno. 2 aan het ter vervulling der bestaande vacature te kiezen lid no. 3 aan den heer Wijbrandi 1/ 4 11 ff 11 de With, 5 11 11 11 Wiersma 6 11 11 n Oosterhoff, 11 7 11 Hommes n 8 11 n Westenberg 11 'J 11 11 11 Suringar 10 ,1 1/ ii van Eijsinga 11 1 1 1/ 11 ii Dirks 1/ 12 u 11 n Rooseboom n 13 II n 11 Buma 11 14 II u 11 van Sloterdijck 11 15 II 11 H Jongsma it 16 1, 11 II Duparc 17 Attema en 11 18 1, 11 H vari Valkenburg. 3. Vernieuwing der sectièn. Bij de gehouden loting zijn aangewezen als leden van de eerste sectie, de heeren van Eijsinga, Dirksde With, Wiersma, BumaRooseboom en Bloembergen (wethouder)van de tweed Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872. sectie: de heeren OosterhofF, Hommes, DuparcWestenberg, SuringarJongsma en Bruinsma (wethouder) en van de derde sectie: de heeren Wijbrandi, van SloterdijckAttema, van Val kenburg het ter vervulling der bestaande vacature te verkiezen lid en de heeren Brunger en Rengers (wethouder). 4. Benoeming van leden voor het stedelijk muziekkorps. De Voorzitter deelt mededat door burgemeester en wet houders de heer Bruinsma (wethouder) tot voorzitter dezer commissie is aangewezen. De aftredende leden de heeren Suringarvan Eijsingavan Sloterdijck en Wiersma, worden ieder met 16 stemmen herkozen. De heeren BumaBrungerDirks en Dupare verkregen elk 1 stem. 5. Benoeming van leden der commissie voor de gemeentelijke gas fabriek. Door den Voorzitter wordt medegedeeld dat burgemeester en wethouders tot voorzitter dezer commissie hebben aangewezen den heer Bloembergen (wethouder). De aftredende leden de heeren AttemaBrungerDupare en Bruinsma, worden alle herkozen, eerstgenoemde met 16 en de laatste drie ieder met 14 stemmen. Op de heeren Westenberg en van Sloterdijck waren uit.gebragt 2 stemmen en op de heeren van Valkenburg, Rengers, Suringar, Wijbrandi, Rooseboom en Wiersma 1 stem. 6. Benoeming van het bureau van stemopneming voor de verkiezing van een lid van den gemeenteraad. Bij de gehouden stemmingen worden aangewezen tot leden der eerste afdeeling van het bureau de heereu Wijbrandi en Buma. tot leden van de tweede afdeeling de heeren Jongsma en van Valkenburg en tot. voorzitter van de tweede afdeeling de heer Bruinsma. Op voorstel van den Voorzitter wordt verder bepaald dat de benoemde heeren bij eventuele herstemming zullen in functie blijven en dat al de overige leden als plaatsvervangers beschik baar zullen zijn. De heer Buma verlaat de vergadering. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders nopens den afstand van grond ter verkrijging eener betere rooijing aan de Nieuweburen. De conclusie van 't voorstel luidt als volgt: „a. Aan 11 van Krugten eigenaar van het huis lett. Kno. 138 gratis in eigendom af te staan een stuk grondgelegen ten noorden van en vóór zijn perceelter breedte van 8 l/3 me ter en ter lengte van 5 V2 meter en alzoo ter inhoudsgrootte van 46 centiare, onder voorwaarde, dat hij, bij wederop- bouwing, zijn huis plaatse in de door burgemeester en wethou ders aan te wijzen rooijing, met eene afronding van twee meter straal aan den noordwesthoek en voorts onder zoodanige verdere bepalingen en voorwaarden als door burgemeester en wethouders zullen worden noodig geoordeeld. ub. Den aan H. van Krugten afgestanen grond overeenkom stig art. 230 der gemeentewet, te verklaren ter openbare dienst niet meer bestemd te zijn." De heer Duparc gelooft, dat punt b van de conclusie aan punt a zal moeten voorafgaan daar eerst nadat de grond aan de publieke dienst zal zijn onttrokken daarover beschikt kan wor den. Spr. heeft voorts nog eene opmerking te maken. Zijns inziens ligt het iu den geest der wetdat in zaken als d'-ze twee af/.onderlijke besluiten worden genomen, nl. dat niet alleen eerst het besluit tot onttrekking van de publieke dienst worde vastgesteld, maar tusschen dat besluit en de beschikking orer den grond eenige tijdsruimte worde gelaten om gelegenheid te geven aan de ingezetenen, des noodig, bezwaren in te dienen. De Voorzitter deelt niet geheel het gevoelen van den vorigen *7 spreker. De raad zal toch 0111 een stuk grond aan de publieke dienst te onttrekkenvooraf moeten weten wat hij met dien grond wil doen. Volgens de gemeentewet is 't een vereischte om wanneer aan eenig publiek terrein eene andere bestemming wordt gegeven het dan aan de publieke dienst te onttrekken. De heer Duparc merkt op, dat de eerste alinea van art. 230 der gemeentewet zoo duidelijk mogelijk spreekt; zij luidt: «De aan de gemeente behoorende'wegen straten pleinen grach- z/ten vaarten kanalen bruggen havens kaden wallen eu «openbare gebouwen mogen niet worden vervreemdbezwaard //Of verpand dan nadat zij door een besluit van den raad ver- z/klaard zijn ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen." Spr. blijft de door hem beoogde omzetting noodzakelijk ach ten en doet daartoe het voorstel. De Voorzitter merkt op dat in dat geval de onderdeden der conclusie geheel anders zullen moeten worden ingekleed. Men zal dan bij a moeten bepalendat ongeveer 46 centiare grond voor het huis van van Krugten aan de publieke dienst onttrok ken wordt en bij bdat die grond gratis aan hemonder de in de conclusie omschreven voorwaarden, in eigendom afgestaan wordt. De lieer Rengers ofschoon erkennendedat de voorgestelde omzetting eigenlijk van weinig gewigt is te achten zal zich daar mede toch niet vereenigeu omdat hij niet gelooftdat het voor schrift van art. 230 der gemeentewet eene zóó ver reikende strekking heeft, dat, wanneer men tot het bekomen eener betere rooijing eene kleine plek grond afstaat, ten opzigte daarvan aide formaliteitenbij de wet gesteld van toepassing zijn. Het ont trekken van grond aan de publieke dienst heeftdunkt hem eene meer uitgestrekte beteekenis. 'tls natuurlijk, dat de ge meentewet waarborgen heeft willen geven tegen eene willekeu- rige wijze van onttrekking van grond aan de publieke dieust maar, waar het enkel geldt het afstaan van eenige voeten van een trottoir, terwijl noch wegens het belang der communicatie noch uit anderen hoofde daartegen eenig bezwaar wordt geop- jerd daar acht spr. het met noodig dit te brengen onder de >epaling van meergenoemd art. 230. Hij kan er nog bijvoegen dat deze zaak bij den raad in behandeling is gebragt enkel om dat men voor 't vervolg de nu aangewezen rooijing wil toepas sen. Het aanwijzen van rooijing immers is bij eene politie ver- ordening aan het dagelijksch bestuur opgedragen. Meermalen heeft sedert spr. lid van het dagelijksch bestuur is zich het ge val voorgedaan dat men op enkele plaatsen ter verkrijging eener betere rooijing etnige votten van de straat afstond waar tegen over eenige voeten van het privaat terrein aan de gemeente iu eigendom overgingen zonder dat men daarbij bezwaren onder vond. Wanneer de leden van den raad met 'al de bijzonderhe den van deze handelwijze bekend waren, gelooft spr. nb»tdat ze er Op zouden insteren om opzigtens al die zakeu het voor schrift der wet in al zijne bijzonderheden op te volgen. Om slechts een van die gevallen te noemen, wijst spr. er op, dat men onlangs door eene schikking met de erven Koumans Smeding de rooijing van een door hen vernieuwd perceel heeft gewijzigd terwijl bij die gelegenheid eenige decimeters van de straat zijn afgenomenzijn er aan den anderen kant eenige decimeters weêr bijgevoegd. De heer Duparc kan niet nalaten er op te wijzen datwan neer het door den heer Rengers gesprokene de opinie van bur gemeester en wethouders weergeeft, deze laatsten dan den raad in deze zaak geheel ongemoeid hadden kunnen laten. Hij ge looft echter te mogen beweren dat burgemeester en wethouders zelve art. 230 der gemeentewet toepasselijk achten van waar anders hun op dat art. gegrond voorstel? En nu men het art hier van toepassing rekent, wil spr. het ook strikt hebben opge volgd. Dit is de redendie hem tot zijn voorstel leidde. Spr. wil op 'toogenblik niet verder treden in een debat over den geest van art. 230. Toch moet hij er op wijzen dat daarin geen grens

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1872 | | pagina 2