34
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872.
hoedanigheden zijner plaats te torschen bij de voorgestelde re
geling zou hij gedurende zijn gansche lidmaatschap den last daar
van moeten dragen. Een en ander zijn wel is waar overwegin
gen van ondergeschikten aard maar er staan geene argumenten
voor de verandering tegenover.
De heer Suringar zegtdat toen hij voor liet eerst kennis
maakte met het voorstel, hij zich afvroeg, of er iets buitenge
woons was gebeurd? of er zich zwarigheden of moeijelijkhe-
den hadden voorgedaan Op al deze vragen is hij zich echter
het antwoord schuldig gebleven. Het voorsteldaarentegen om
de wijze Yan zitting bij loting aan te wijzen is geheel in over
eenstemming geweest met de bedoeling van de commissiein
der tijd belast met de herziening van het reglement van orde
welke wilde, dat bij het uitbrengen der stemmen afwisseling
heerschte. Daarvoor is toen bepaald(lat bij elke stemming bij
loting zou worden aangewezen met welk lid de stemming zou
aanvangen en hiermede is geheel in harmonie de bepaling om
de rangorde van zitting bij loting aan te wijzen. Spr. kan geen
enkel argument vinden waarom die rangorde naar den leeftijd
zou moeten worden geregeld. Hij heeft geen reden om aan de
zitting van den raad het uiterlijk voorkomen te geven van «een
trap der jeugd." Ook weet hij niet waarom de leeftijd indezen
voorregt moet geven. Men zou evengoed de lengte der leden
of wel de meer of mindere corpulentie als maatstaf kunnen aan
nemen. Men vergeve spr. deze misschien wat triviale vergelij
king het onderwerp trouwens is niet van dien aard dat het
mef zoo /.vi aarmoedigen ernst behoeft te worden behandeld.
Doch hoe 'took zij spr. sluit zich geheel aan bij de beschou
wingen van de commissie. Jong en oud, oud en jong worde
bij voortduring door elkaar geschud. De jongewanneer hij
een verstandig voorstel doet, staat bij spr. boven den oudere
wanneer deze iets onverstandigs aan de hand geeft.
De heer Dirks meent van het telkens door elkander schud
den wel nut te hebben ondervonden en gelooftdatwanneer
men in de groote vergaderingenzooals de nationale vergade
ring te Versailles-waarin thans ieder naar willekeur plaats
kan nemen hetzelfde toepaste, dan van die oneindige partijschap
ja vijandschap veel zou wegvallen. Spr. heeft in deze v erga
dering nimmer van vijandschap bespeurdmaar desniettemin
heeft hij het aangenaam gevonden dat er zoo nu en dan eens
ran plaats wordt verwisseld. Neemt men voor de rangorde den
leeftijd tot maatstaf dan creëert men eene wijze van doen die-
op den duur niet aangenaam zal worden bevonden. Spr. althans
die tot een van de oudstc-n behoortvindt er voor zich weinig
aanlokkelijks in. Hij is derhalve op grond \an de ondervin
ding voor, om de tegenwoordige wijze van doen te behouden.
Het voorstel der commissie, hierna in stemming gebragt, wordt
aangenomen met elf tegen vier stemmen, die van de heeren
DuparcAttemaJongsma en de With.
De heer Duparchet woord hebbende bekomenwijst op
de leemtedie er onlangs is komen te ontstaan met opzigt tot
de uitgave van 't verslag van 's raads handelingen. Bij gelegen
heid van de vaststelling eer.er nieuwe verordeningregelende
het getal en de bezoldiging van de nmbtenaren ter secretarie,
zijn ingetrokken de tot dus verre bestaan hebbende bepalingen
op de publiekmaking van genoemd verslag. Daardoor is alle.
invloed van de leden op de vaststelling van het verslag verval
len. De vijf leden, die in der tijd de nu afgedane voorstellen
tot wijziging van het reglement van orde hebben ingediend
veroorloofden zich de vrijheid om aan de commissie met het
dienen van advies omtrent'die voorstellen belast, toe te zend» n
een voorstel tot aanvulling van het reglement van ordewat
betreft het zooeven bedoeld onderwerp. Het ontwerp van wij
ziging, dat zij der commissie aanboden, heeft bij de stukken
ter visie gelegen en bedriegt spr. zich niet dan zal het thans
op het bureau van den voorzitter liggen. Spr. zou het wensche-
lijk achten dat bedoelde bepalingen nu met een in het regle
ment werden opgenomen.
De Voorzittor begrijpt uit de redenering van den heer Du
parcdat het zijn wens'rh is, dat thans ook nog een ander ge
deelte van het reglement van orde worde gewijzigd. Spr. moet
echter dat geëerde lid indachtig maken op de bepaling van art.
30 van dat reglement, luidende: „Ieder lid heeft het regt voor
stellen te doen. Voorstellen, vreemd aan de orde ran den
„dag, moeten schriftelijk en onderteekend aan den voorzitter
„worden ingeleverd."
Hij maakt bezwaar het door den heer Duparc bedoeld voor
stel reeds nu in behandeling te brengen, niet als zoude hij dit niet
noodzakelijk achten maar op grond van de bepalingen yan het
reglement' van orde. Aan de orde is niet eene herziening van
het reglementmaar het rapport der commissiebelast geweest
met het onderzoek van een bepaald voorstel. Spr. gelooft dus
den heer Duparc in overweging te moeten geven, of het niet
wenschelijk is, dat er door hem een voorstel worde ingediend.
De heer Duparc is het geheel met den voorzitter eens, dat
voorstellen vreemd aan de ordeonderteekend aan hem moe
ten worden ingezonden maarmerkt hij op het voorstel der
vijf led n ligt reeds bij de stukken en is onderteekend. Het
zou dus de vraag kunnen zijn, of dit voorstel nog wel als vreemd
aan de orde kan worden aangemerkt. Doch al zij het dit zoo
dan kan art. 31 van 't reglement de zaak terstond geheel in het
reine brengen. Spr. wenscht vooral ook daarom thans behan
deling der zaakdewijlvolgens art. 53 der gemeentewet
het reglement aan gedeputeerde staten moet worden mede
gedeeld. Indien het nadere voorstel van spr. en zijne medele
den spoedig werd behandeld zou de wi jzigingdie daarvan een
gevolg is tegelijk met diewaartoe heden is beslotenaan ge
deputeerde staten kunnen worden medegedeeld.
De Voorzitter merkt den vorigen spr. op dat het voorstel
der vijf leden niet aan hem is ingediend en dat hij van dat voor
stel geheel onbewust is.
De heer Dirks heeft mede uit naam van de heeren van
Eiisinga en Wiersma ook een voorstel te doendat^ in naauw
verband staat met dat van de heeren Duparc c. s. t Is eigen
lijk een amendement op dat voorstel. Spr. heeft de eer het op
het bureau van den voorzitter te deponeren zich voorbehoudende
iets naders tot toelichting daarvan aan te voeren.
De Voorzittörde stukken nagaande ontdekt daarin een
couvert met het opschrift„Aan de commissie tot herziening
van het reglement van orde", enz., bevattende het voorsteldoor
den heer Duparc bedoeld. Het zaldunkt hem het geleide-
lijkste wezeft thans die voorstellen mede te deelen. Later zal
er dan gelegenheid bestaan om ze toe te lichten. De voorstel
len luiden als volgt
„De ondergeteekenden stellen voor, in het reglement van orue
voor de vergaderingen van den gemeenteraad op te nemen na
volgend nieuw art. 68: Q
„Het verslag van de handelingen des raads wordt uiterlijk 48
uren na de vergadering door de zorg van den secretaris gedu
rende 24 uren voor de leden in het gemeentehuis ter inzage
Acilt een lid van den raad het door hem gesprokene onvol
ledig of minder juist aangeteekend dan geeft hij de door hem
verlangde aanvulling of verbeteringvórtr den afloop van laatst
genoemden termijn op een afzonderlijk blad papier op ol wel
door eene kanteekening op het verslag.
„Ieder bepaalt zichbij zijne aanmerkingentot het door hem
zei ven gesprokene.
„Art. 68 wordt art. 69.
„A. Duparc, E. Attema, E. Jongsma, J. L. van Sloterdijck
J. Minnema de With."
„Zoodra het verslag der raadsvergaderingen is uitgewerkt,
wordt aan ieder, die deel nam aan de beraadslagingen, het door
hem gesprokene ter inzage en zoo noodig ter verbetering toe-
gezonden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
35
„Binnen 24 uur weder teruggehaald, wordt het verslag, in zijn
geheel terstond daarop aan de drukkerij afgeleverd.
„J. Dirks, I. F. van Humalda van EijsingaH. Wiersma."
De heer Wiersma geeftter opheldering van het door den
voorzitter bij de stukken gevonden couvertte kennen dat het
voorstel bij de commissie is ingediendom daarop zoover noo
dig te letten doch aangezien de commissie geen magt meende
te hebben om deswege haar gevoelen uit te spreken is het
voorstel ter zijde gelegd en tusschen de andere stukken geraakt.
Nadat op de vraag des voorzitters geen der voorstellers zich
opdeed om de voorstellen nader toe te lichten is op zijn voor
stel naar aanleiding van art. 31 van 't reglement van órde be
sloten de voorstellen in overweging te nemen.
De Voorzitter merkt vervolgens op, dat thans het regle
ment van orde aan de hand geeft om de voorstellen dadelijk te
behandelen. Hij zou echter in overweging willen geven om ze
vooraf rijpelijk te overwegen en aangezien de voorstellen van
acht leden afkomstig zijn en het dus eenigzins moeijelijk is om
ze in handen eener commissie te stellen geeft hij in bedenking,
om ze in de sectiën te onderzoeken.
De heer Attoina acht het voldoendedat de stukken een
voudig worden ter visie gelegd en in eene volgende vergadering
behandeld. Een onderzoek in de sectiën acht hij onnoodig.
De heer Dirks zegtdat bij hem het denkbeeld is opgeko
men om van burgemeester en wethouders een advies op de
voorstellen uit te lokken.
De heer Attöma heeft er niets tegen om advies van bur
gemeester en wethouders te vragen maar ziet daartoe geen
noodzaak, dewijl het hier eene zaak geldt, die geheel
den raad aangaat. We zouden dus zegt spr. burgemeester
en wethoudersdie reeds zooveel te doin hebben al weer werk
even, waar we eigenlijk buiten kunnen. Hij zou daarom den
eer Dirks in overweging willen geven om zich te bepalen bij
een voorstel om de stukken ter visie te leggen. Wat het voor
stel der vijf leden betreft 't is een uitvloeisel van de laatst
ingetrokken bepalingen op de openbaarmaking van 's raads han
delingen. Er is eene leemte ontstaan en om deze aan te vul
len kwam aan die leden het wijzigen van het reglement van orde
het beste voor. Nu is op dat voorstel wel is waar een amen
dement door drie leden ingediend doch dit beoogt eenvoudig
eene verandering in de wijzewaarop de leden van den raad
van het verslag kennis kunnen nemen. Spr. gelooft werkelijk
dat de raad op die voorstellen wel zonder preae-advies kan besluiten.
De heer Dirks is van een ander beginsel uitgegaan. Oor
spronkelijk staat er omtrent deze aangelegenheid niets in 't reg
lement van orde er waren afzonderlijke bepalingen op het stuk
der openbaarmaking van de handelingen van den raad. Thans
zijn deze bepalingen vervallen en nu is het voor spr. de kwes
tie of men die bepalingen zal inlasschen in het reglement van
orde dan welof men daarvan een afzonderlijk reglement za Ima-
ken. Dit een en ander wenschte spr. aan het oordeel van bur
gemeester en wethouders te onderwerpen.
De heer Duparc wenscht aan de vergadering in herinnering
te brengen een stuk van het jaar 1865 dat bij niet veel leden
goed bekend schijnt te zijn. 't Is het rapport der raadscom
missie betrekkelijk een voorstel tot openbaarmaking van 's raads
handelingen. Op bladzijde 14 van haar rapport zegt die com
missie omtrent de noodige wijziging van 't reglement van orde
„De commissie heeft intusschen gemeend eenig voorstel tot die
„wijziging niet in hare conclusie te moeten opnemen dewijl het
„eene zaak betreft, die eerst later zal behooren te worden be-
//slist. Haar doel was alleenreeds nu de aandacht uwer ver-
„gadering op dit punt te vestigen." Deze uitdrukking, gelooft
sPr- geeft nog te meer aanleidingom de bepalingen in het
reglement van orde op te nemen waarin zij naar zijne meening
zeer wel eene plaats kunnen vinden.
De Voorzitter moet den heer Attema opmerken, dat zijn
voorstel niet strookt met het reglement van orde, volgens welks
bepalingen alle bij den raad aangebragte stukken moeten wor
den gesteld óf in handen eener commissieóf in die van bur
gemeester en wethouders. Deze onderzoeken ze en brengen zc
met eene bepaalde conclusie weder bij den raad ter tafel. Wor
den de voorstellen thans zoo raauwelijks behandeld dan handelt
de raad in strijd met art. 60 van 't reglement van orde.
De heer Attema repliceert, dat een besluit tot ter vi
sie legging der stukken slechts een begin van behandeling daarstelt.
De Voorzitter doet den vorigen spr. opmerken dat er slechts
is besloten om de stukken in overweging te nemen. Wat daarna
geschieden nrnet hieromtrent bevat het reglement de ver
ft isch te voorseri riften.
De heer Dirks heeft voor zijn voorste! tot renvooi der stuk
ken aan burgemeester en wethouders nog een argument. Het
collegie namelijk is belast met de executie van 's raads beslui
ten. Het rondzenden der verslagenzooals door spr. en de hee
ren Wiersma en van Eijsinga is voorgesteld, is eene taak waarmede
burgemeester en wethouders ook wel degelijk gemoeid zullen zijn."
Zij zullen moeten bcoordeelen of er voor de boden zooveel tijd
overblijftom dit te kunnen effectueren. Daarom vooral heeft
spr. gemeend burgemeester en wethouders te meeten hoeren.
De heer Bloembergen verschilt met den voorzitter in opinie
omtrent de bedoeling van de laatste zinsnede van art. 60 van
't reglement van orde. Hem komt het voor dat die bepaling
wel degelijk medebrengtom nu de stukken niet aan eene com
missie of aan burgemeester en wethouders te renvoijeren maar
om ze na ter visie te hebben gelegen in eene volgende ver
gadering te behandelen. Die alinea immers bevat eene tegen
stelling; zij is eene exceptie op de vorige in de eerste alinea
omschreven bepaling, wijl ze luidt: „Deze bepaling is niet van
„toepassing op zakendoor den raad voor dadelijke behande-
„ling vatbaar geoordeeld." Als de raad het dus niet noodig
acht de stukken in handen eener commissie te stellen kan hij
dadelijk, dat. is zonder zoodanig commissoriaal onderzoek, tot de
behandeling overgaan. Dat dadelijk sluit daarom niet in zich dat
men juist heden reeds tot de behandeling zou moeten overgaan.
De raad kan dit evenzeer in eene volgende vergadering doen.
De Voorzitter, de beraadslaging sluitende, zal in omvraag
brengen het voorstel van den heer Dirksom de voorstellen
te renvoijeren aan burgemeester en wethouders en wordt dit
verworpen, dat van den heer Attema, om destukken ter
visie te leggen en in eene volgende vergadering te behandelen.
Het voorstel van den heer Dirks wordt verworpen met acht
tegen zeven stemmen die van de heeren van EijsingaBruin-
sma, Suringar, Dirks, WijbrandiWiersma en dé With.
Dat van den heer Att©ma wordt aangenomen met veertien
tegen eene stemdie van den heer van Eijsinga.
I\De Voorzitter, 't noodig achtende eene zitting met
gesloten deuren te houden heft de openbare vergadering tijde
lijk op.
V. Na heropening der vergadering deelt de Voorzitter
mededat de raad in de geheime zitting heeft besloten om
aan de gezamenlijke leden van het bureau voor gratis vaccinatie
en revaccinatie alhier aan te bieden een bedrag van ƒ500 als
blijk van erkentelijkheid voor de gedurende het jaar 1871 be
langeloos gepresteerde diensten het aan de leden van dat bu
reau overlatende om van die gelden zoodanig gebruik te maken
als zij in verband met 's raads bedoeling het meest geraden zul
len oordeelen.
De vergadering wordt hierna door den voorzitter gesloten.