40
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
men niet van nooden het gesprokene van andere leden na te
gaan. Maar waar men, zoo als hier, met een uitvoerig resumé
van de discussie te doen heeftdaar gelooft spr.dat een overziet
over het geheel zeer dienstig is. De vergelijking met de tweede
kamer, door den heer Dirks gewild, houdt dus geen steek.
De heer Dirks, vervolgt spr., heeft beweerd, dat hetgeen
voor de tweede kamer geldt ook voor den raad kan gelden
omdat het getal sprekers in de kamer veelal driemaal zoo groot
is. Dit laatste, dunkt spr., pleit juist tegen de stelling van den
heer Dirks. Hij althans kan zich voorstellendatwanneer al
die sprekers het verslag op ééne plaats moesten corrigerenzij
dan elkander zouden verdringen. Men heeft dus daar wel een
middel moeten zoeken om dit te voorkomenen van daar stel
lig dat het verslag den leden wordt toegezonden. Ook in dit
opzigt gelooft spr. dus nietdat eene vergelijking met de tweede
kamer opgaat.
De heer Duparc zounu verscheidene sprekers reeds be
zwaren tegen het aan huis zenden van het verslag hebben ont
wikkeld, des noods wel van het woord kunnen afzien. Een paar.
punten wenscht hij echter nog onder de aandacht te brengen
en wel in de eerste plaatsdat door hem en vier zijner mede
leden is gedaan een voorstel niet tot het scheppen van iets nieuws
maar eenvoudig tot aanvulling eener leemtedie er is ontstaan
door de onlangs vastgestelde regeling der secretariebij welke
elegenheid de bepalingen op de openbaarmaking van 's raads
andelingen zijn ingetrokken.
Tegenover de ondervinding van den heer Dirks, opgedaan bij
de tweede kamer, stelt spr. de ondervinding van hier sedert
.1865. Nu moge men beweren, dat bij het houden van twee
vergaderingen op één dag de termijn van 48 uren voor het op
maken van het verslag te kort is maar men behoort niet uit
het oog te verliezendatterwijl onder de vorige bepalingen
het verslag buiten de bureau-uren moest worden opgemaakthet
thans onder de secretarie-werkzaamheden is gebragt. De ver
slaggever kan dus al zijn tijd ter secretarie aan het opmaken
van 't verslag wijden en spr. gelooftdat hierdoor het geopperd
bezwaar vervalt.
Er is gewezen op het verschil tusschen de handelingen van
den raad en die van de tweede kamer. Spr. gelooft echter, dat
men niet moet uit het oog verliezen dat de leden van den raad
na afloop der vergadering dadelijk tot hunne dagelijksche bezig
heden terugkeerenterwi jl daarentegen de leden der tweede ka
mer, althans verreweg de meesten, uitsluitend voor de waarne
ming dier betrekking zicji in den Haag ophouden. Het lidmaat
schap van den raad is meer eene bijzaak.
Spr. gelooft niet, dat het voor de leden zooveel bezwaar op
levert om des zaturdags na de vergadering of wel des zon
dags want in den laatsten tijd heeft het verslag ook op dien
dag ter inzage gelegenzich even naar het gemeentehuis te be
geven om het verslag in te zien. 't Is toevalligdat de heer
Dirks wat veraf woontde andere leden wonen meest alle in
de nabijheid van 't gemeentehuis.
Overigens heeft spr. nog eene kleine wijziging op het voorstel
zelf in te dienen. De voorstellers namelijk hebben ingezien dat
art. 68 voor het inlasschen der voorgestelde bepaling niet de
best gekozen plaats is. Het zou daardoor komen onder hoofd
stuk Vhandelende over uraadscommissièn cn het onderzoek van
stukkenZij achten het beter de bepaling te plaatsen aan het
ainde van hoofdstuk III (van het houden der vergadering). Men
zou er dan een art. 37a van kunnen maken.
De heer Dirks verklaart van het hem verleende woord af te
zien. Hij heeft het voorstel gedaan ten einde daarmede een middel
aan te wijzen om zijne medeleden de betrekking van raads
lid gemakkelijker te maken. Nu men daarvan geen gebruik
schijnt te willen maken, acht hij het onnoodig het voorstel ver
der te verdedigen.
De Voorzitter wil thans bij wijze van stemming doen uit
maken of het verslag al dan niet bij de leden zal worden rond
gezonden.
De heer Dirks gelooft bij afwezigheid van zijne medevoor
stellers bevoegd te zijn het door hen gezamenlijk ingediend voor
stel in trekken waardoor eene stemming als door den voorzitter
bedoeld overbodig en de zaak zelve in principe niet geprejudi-
cieerd wordt.
De Voorzitter stelt hierop aan de orde het voorstel van de
heeren Duparc c. s.
De heer Westenberg zou op dit voorstel een amendement
willen voordragentenzij de voorstellers zelve eene wijziging
mogten voorstellen. De termijn van 24 urengedurende welken
het verslag ter inzage zal liggen acht hij te kort. De nachte
lijke uren toch helpen in dezen niet. Hij gelooftdat het noo-
dig zal zijn den termijn op twee dagen te stellen. Hoe ligt,
immerskan men op één dag verhindering krijgen.
De heer Duparc heeft mede namens zijne medevoorstellers
niet het minste bezwaar tegen de door den heer Westenberg
gewenschte wijziging. Ook nu reeds l;gt. het verslag twee dagen
ter inzage. In den regel toch wordt het des zaturdagsmorgens
neergelegd en blijft het ook den zondag ter inzage.
De Voorzitter zegt, dat deze verandering ook geenszins
schade doet aan het geregeld afdrukken van het verslagdewijl
het toch eerst bij ae courant van den tweeden zondag na de
vergadering wordt uitgegeven.
Hierna wordt het voorstel, gewijzigd als bedoeld, zonder hoof
delijke stemming aangenomen. De heer Dirks heeft zich er tegen
verklaarddoch verlangde geene hoofdelijke stemming. Zijnde
als gevolg van een en ander beslotenom onder het 111e hoofd
stuk van 't reglement van orde op te nemen het volgend
art. 37a
Het verslag van de handelingen des raads wordt uiterlijk 4-8
uren na de vergadering door de zorg van den secretaris gedu
rende twee dagen voor de leden in het gemeentehuis ter inzage
gelegd.
Acht een lid van den raad het door hem gesprokene onvolledig
of minder juist aangeteekend dan geeft hij de door hem ver
langde aanvulling of verbetering vóór den afloop van laatstge
noemden termijnop een afzonderlijk blad papier op of wel
door eene kanttekening op het verslag.
Ieder bepaalt zich bij zijne aanmerkingen tot het door hem
zeiven gesprokene.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot bekrachtiging van
den door burgemeester en wethouders gedanen aankoop van het huis
lelt. Gno. 101.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
1°. Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
van Friesland, goed te keuren en te bekrachtigen den door bur
gemeester en wethouders gedanen aankoop v«or de gemeente
van de huizinge en erve cum annexisstaande en gelegen aan
de St. Jacobstraat. te Leeuwarden, gekwoteerd letter G, no. 101,
ten kadaster bekend in die gemeente sectie C, no. 453 ter
grootte van twee are en zestig centiarevoor de som van acht
duizend twee honderd vier en zeventig gulden.
20. Burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner tijd
den raad voorstellen aan te bieden tot aanwijzing der fondsen
waaruit de koopsom van de sub 10. bedoelde huizinge, benevens
de op den aankoop daarvan gevallen kosten, zullen worden
voldaan.
IV. De heer Brungerhet woord hebbende bekomen
brengt in herinneringdat in de vergadering van 28 December
1871 zijn goedkeurd de plannen voor de vernieuwing der Vliet-
ster- en Boomsbruggen. In de betrekkelijke bestekken kwam
ook eene bepaling voor opzigtens het maken van hulpbrug
gen. Spr. was destijds van plan om over het maken van die
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
41
hulpbruggen het woord te voeren. Hij wilde toen hebben ge
wezen op het ongerijf in der tijd bij do Vrouwenpoort onder
vonden; doch dewijl de lieer Wiersma dit punt in die vergade
ring besprak achtte spr. het minder noodig om ook van zijn
kant daarop te attenderen. Omtrent liet door den heer Wiersma
gesprokene vindt men in het verslag het volgende vermeld «Nog
„een punt wenscht spr. aan te voeren. Hij heeft gezien dat
«voor het maken eener tijdelijke loopbrug ƒ550 is uitgetrokken.
«Op deze raming heeft hij niets aan te merkenmaar hij wenscht
«er op te wijzen, dat bij de Vrouwcnpoortbrug in der tijd ook
«eene hulpbrugalleen voor voetgangers bestemd is gemaakt.
t Zelfde zou welligt ook hier geschieden waarom hij meent
«den wensch te moeten uitenom aan de hulpbrug eene andere
«inrigting te geven, althans zoo, dat ze ook met karren en krui-
/wagens is te passeren. De passage met die voertuigen is ter
«plaatse zeer druken wanneer nu de hulpbrug alleen voor voet-
«gangers werd bestemd zoude men met de karren en kruiwagens
«geheel de Wirdumerpoort moeten omrijden, dewijl het rijden
«langs den buitencingel verboden is."
Het door burgemeester en wethouders hierop bij monde van
den heer wethouder Bruinsma gegeven antwoord luidde, volgens
het verslag, aldus «Wat de hulpbrug betreft, gelooft 6pr. te
mogen verzekeren dat zijwanneer daartoe mogelijkheid be
staat, voor het berijden met karren zal worden'ingerigt. Of
«het kan daarover kan hij zich op het oogenblik niet uit
laten."
Thanszegt spr.is dc hulpbrug over de gracht gereed doch
ze is alleen bestemd voor de passage te voet. Men heeft ten
overvloede aan ieder uiteinde een paal geslagen. In het zooeven
aangehaald antwoord lag opgesloten dat, zoomogelijk, de hulp
brug voor het berijden met karren zou wordeu ingerigt. Het
sehijnt echterdat deze belofte geheel is voorbij gezienalthans
er is geen gevolg aan gegeven. Het gebrek in de communicatie
daardoor ontstaan is zoo ingrijpenddat spr. burgemeester en
wethouders wel zou willen uitnoodigenom nog vau daag verlof
te geven tot het rijden met karren en kruiwagens over de hulp
brug. De capaciteit van de brug laat ditnaar hij gelooftwel
toe. Spr. heeft ingezetenen van het Vliet bij zich gehaddie
zich over de voorgevallen handelwijze niet genoeg konden ver
bazen. Zij hadden gedachtdat ze in ieder geval eene passage,
voor handkarren zouden krijgen. Die menschen moeten thans
(tenzij zij daarvoor pramen bezigen wat ook al weer kosten en
moeite geeft) om met hunne goederen op de Tuinen te komen
geheel de Wirdumerpoort omrijdenen omgekeerd moeten die
van de Tuinen dezelfde reis maken. Spr. vindt thans aanleiding
om burgemeester en wethouders te vragen of zij de in de ver-
adering van 28 December 1871 gedane toezegging vergeten heb-
endan wel of er redenen bestaandie het berijdbaar maken
der brug hebben verhinderd.
Den Voorzitter is het niet bewust, dat er in de vergade
ring van 28 December 1871 eene bepaalde belofte is gedaan.
Wel herinnert hij zich, dat voor ongeveer veertien dagen de
architectdesgevraagdheeft gezegd dat er wel kruiwagens
over de brug konden. Of ze ook door karren was te bezigen
wist bij toen nog niet. Spr. zal den architect hieromtrent gaarne
nader ondervragen. Hij moet den lieer Brunger echter indachtig
maken dat men niet alles kan vergen. De brug moest vernieuwd
worden. Nu stonden er slechts twee wegen open men moest
óf de passage tc land óf de scheepvaart stremmen en terwijl
aan het laatste niet te denken vielmoest men wel tot het eer
ste de toevlugt nemen.
Spr. erkentdat hierdoor een inconvenient is ontstaanmaar
men zal hem toch ook moeten toestemmendat de gemeente
zooveel mogelijk de zuinigheid moet betrachten. Het maken
eener rijbrug zou vrij wat kosten hebben veroorzaakt. Is het
nu waar dat de hulpbrug niet met karren kan worden gepas
seerdlaat men dan zsgt spr. voor liet overbrengen der
goederen 2 a 3 kruiwagens bezigengroote massa's goederen
kunnen toch nooit over eene hulpbrug worden vervoerd.
Intusschen zal spr. er den architect over verstaan of er ten
dezen iets kan worden gedaan.
De heer Suringar wenscht te weten, of, wanneer de palen
voor de hulpbrug weggenomen zijn zij dan ruimte en capaci
teit genoeg bezitom eene brandspuit te laten passeren
De heer Rengers antwoordtdat er bepaald op gerekend
is om met eene brandspuit de hulpbrug te kunnen passeren.
Hij kan er tevens bijvoegen dat de palen voor de brug thans
weggenomen zijnzoodat het verkeer met kruiwagens open is.
De heer Hommes kan in hoofdzaak bevestigen datgene
wat door den heer Brunger is aangevoerd. Het spreken met den
architect zal weinig resultaten opleverendewijl deze hem ver
zekerd heeftdat de hulpbrug niet met karren kan worden be
reden. En is dit werkelijk het gevaldan zou spr. het dage
lij kscli bestuur in overweging willen geven de hulpbrug te ver
sterken want eene goede communicatie is op dit punt van de
stad bepaald onmisbaar.
De heer Brunger meentdat het bestek slechts voorwaar
delijk is goedgekeurd. Van den architect heeft hij echter ge
hóórd dat deze na die voorwaardelijke goedkeuring geen op-
dragt tot verandering heeft ontvangen - dat anders met eenige
versterking de hulpbrug wel capabel zou zijn te maken voor de
passage met handkarren. Spr. vreest uit het voorgevallene on
aangenaamheden voor burgemeester en wethouderswant de
ontevredenheid van de bewoners van het Vliet is zeer groot.
Men zal het zich welligt hebben te beklagen als in het bestaand
ongerijf niet wordt voorzien, 'tls niet alleen de handelsstand,
waarmede men hier te doen heeft men heeft ook rekenschap
te houden met de zoodanigendie van het verhuren van hand
karren een bedrijf maken.
De Voorzitter betreurt het zeer, dat de heer Brunger eerst
nu met zijne aanmerkingen voor den dag is gekomen.
Geen van de leden verder het woord verlangendewordt de
vergadering door den Voorzitter gesloten.