78
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872.
De laatste algemeene bestrijding van het voorstel betreft het
geldelijk nadeel voor de tegenwoordige bewoners der veemarkt
uit de verplaatsing voortvloeiende. Dit bezwaar is ook door
burgemeester en wethouders niet over het hoofd gezien of ligt
eacht. Wanneer spr. voor zich niet de overtuiging had, dat
e verplaatsing der markt zoude zijn in het wezenlijk belang der
gemeentedan zoude deze beschouwing hem hebben doen aar
zelen tot het voorstel mede te werken. Hij is evenwel over
tuigd dat het belang van eenige particulieren moet zwichten
voor dat van het algemeen. Men kan geen pankoeken bakken
zonder eijeren te breken heeft een groot man gezegden
men zal het spr. moeten toestemmendat aan eiken ingrijpende
maatregelhoe heilzaam hij moge wezenaltijd eenig nadeel is
verbonden. Maar spr. moet vragen, of het aantal belangheb
benden zoo groot is Er zijn 17 neringdoenden (meest kaste
leins) die in de nabijheid van de veemarkt wonen welke ge
middeld in de gemeentebelasting (hoofdelijke omslag, kohier
1872), per hoofd betalen 22.62; terwijl de overige 2581 be
lastingschuldigen op datzelfde kohier voorkomende", per hoofd
gemiddeld ƒ39.06 betalen.
Eindelijk is ook reeds in 't verslag gewezen op de vergoeding,
die voor hen zoude ontstaanindien de vergadering zich ver-
eenigt met het voorstelom op de veemarkt de beurs te stich
ten waarbij nog kan gevoegd wordendat de waarde der te
genwoordige panden in het Ruiterskwartier ontegenzeggelijk zal
rijzenwanneer de veemarkt naar elders wordt verplaatst.
Spr. heeft gemeend deze punten voor den aanvang der be
raadslaging in 't midden te brengen en geeft thans aan de leden
de gelegenheid het woord te voeren.
De heer Duparc had een oogenblik gedacht, dat men thans
in deze zaak eigenlijk zonder eenig debat een besluit zou heb
ben kunnen nemenomdat zij van alle zijden zoodanig is be
zien dat er weinig meer van te zeggen valt. Intussehen is dooi
den voorzitter reeds dadelijk het debat geopend met eene re
pliek op het verslag van de commissie van rapporteurswaarop
spr., als algemeen rapporteur, althans wat eenige punten betreft
het stilzwijgen niet rnag bewaren. De voorzitter heeft in den
aanvang zijner rede gezegddat burgemeester en wethouders
niet in staat zijn geweest reeds vroeger op de geopperde bezwa
ren te antwoorden. Spr. wenscht echter er aan tc herinneren
dat het verslag drie weken geleden uitgebragt en heden veer
tien dagen geleden reeds in druk verschenen ishij gelooft der
halve dat er voor burgemeester en wethouders (want spr. neemt
aan dat de voorzitter uit naam van het collegie heeft gespro
ken) wel gelegenheid heeft bestaanomzoo zij het hadden
gewildop het verslag van de commissie van rapporteurs eer
der te antwoorden. Hij maakt hiervan het collegie wel geen
verwijt, maar hij heeft gemeend dit te moeten releveren, om
dat door den voorzitter in zijne wederlegging onderscheidene
cijfers zijn aangevoerd en ieder het zal willen toestemmen dat
het oneindig beter ware geweest, dat de leden die cijfers in
druk voor zich hadden gehad of, gelijk vroeger meermalen in
dergelijke zaken is geschiedde wederlegging althans gedurende
eenige dagen in schrift voor de leden ter visie was gelegd.
Spr. zal thans niet in eene volledige dupliek van het dooi
den voorzitter aangevoerde treden. Hij wenscht ook aan andere
leden, die onder de bestrijders der voorstellen van burgemeester
en wethouders behooren, de gelegenheid te laten, om hun gevoe
len te adstruerenook omdat hij niet gelooft, dat de taak van
de rapporteurs uit de sectiën is op te komen tegen elk punt
waarop haar rapport wordt aangevallen. De commissie was in de
eerste plaats gehouden zooveel mogelijk getrouw terug te geven
de beschouwingen en gevoelens, in de sectiën uitgesproken zij
kon daaraan een eigen gevoelen vastknoopenzooals zij ook in
dezen heeft gedaandoch nieuwe gezigtspunten kon zijwaar
de voorstellen van alle zijden waren beschouwd niet leveren zij
kon slechts verklaren, in hoever zij al dan niet met het een of ander
gevoelen instemde. Wat nu betreft de connexiteit der beide zaken
veemarkt en beurs, hij zal er niet over uitweiden. De een ontkent ze,
de andere niethet hangt in dezen alles van het subjectieve oor
deel der leden af; spr. erkent, dat veel voor en eveneens veel
togen te zeggen valt. Maar een ander punt is voor hem van
meer gewigt. Het is dat, waarbij de commissie terug geeft iets,
dat in de sectiën gezegd isnamelijk «dat men het niet kon
//goedkeurendat ook nu wederten aanzien zoowel van vee-
markt als van beurs, voorstellen waren gedaan niet ter uitvoe-
z/ring van eens na rijpen rade genomen besluitenmaar van ge-
z/heel nieuwen aardwaardoor de zaken op een geheel ancler
//Standpunt waren rebragt". Spr. moet er op wijzen, dat de
gegrondheid dezer zinsnede door den voorzitter geenszins is ont
kend maar daartegenover alleen is gereleveerd het standpunt
waarop burgemeester en wethouders zich thans meenden te moe
ten plaatsen. In het voorstel van burgemeester en wethouders
zeiven is dit onderwerp reeds behandeld doch op eene wijze
die ten duidelijkste verraadt, dat dit voor hen een zeer zwak
punt is. De voorzitter heeft gewezen op de eischen des tijds.
Bij deze uitdrukking heeft spr. zich afgevraagdof we thans
misschien niet 1872, maar 1882 schreven, of het besluit tot
vergrooting der bestaande veemarkt niet dagteekende van 1870
maar van 10 a 15 jaar vroeger. Wel is er op gewezen, dat
vroeger niet die eischen voor eene veemarkt werden gesteld als
thansmaar spr. moet vragenof er zich in de verloopen an
derhalf jaar zoodanige groote veranderingen in de tijdsomstan
digheden hebben voorgedaan, dat ze een splinternieuw voorstel
als het onderwerpelijke wettigen? In November 1870 had men
genoeg aan eene uitbreiding en verbetering der bestaande vee
markt met geen enkel woord zelfs werd er toen van gespro
ken om de veemarkt naar het terrein nabij het station over
te brengen.
Veel kan men ook alweder redeneren over het begrip Aan
z/een gewenschten toestand". Als men afgaat op het oordeel
van den districts-veeartsdan gelooft spr.dat men aan dc
woorden //gewenschte toestand" eene niet te uitgebreide betee-
kenis moet hechten, en dat men, bij vaststelling der plannen tot
uitbreiding der bestaande marktwel niet kan zeggen de vol
maaktheid te hebben bereiktmaar toch weldat men alsdan
een toestand verkrijgt, die zeer goed zal beantwoorden aan de
eischen der gemeente Leeuwarden. Als men alle weken een
aanvoer van vee had als in hoogstens twee maanden van het
jaar, dan, ja, zou spr. volkomen kunnen toegeven de eischen,
door den voorzitter gesteld. Maar hij moet vragenof men
zich moet gronden op exceptionele toestanden of op hetgeen ge
woonlijk geschiedt En nu zegt spr. wil men alles optima
forma makenwil men een toestand scheppen gelijk aan dien
in eene wereldstad als Londen en toch is spr. dezer dagen door
iemand, die dikwijls te Londen is geweest, verzekerd, dat men daar
hadja eene nieuwe veemarktmaar dat dieals afgelegen
weinig werd bezocht en dat de handelaren zich begeven naar
het oude terrein. Hij gelooft wel nietdat men dit hier zal zien
gebeurenomdat men daartegen het middelsluiting der oude
marktin de hand heeftmaar het medegedeelde doet
dan toch ziendat ieder nieuwe toestand niet altijd ook ge
wen scht is.
Spr. zeide straks reeds, den voorzitter niet te zullen volgen op alle
punten van repliek, hij zou dan veel in herhalingen moeten tre
den. Het doelmet het sectie-onderzoek beoogdzou daardoor
tevens geheel verloren gaan. Als men in de openbare vergade
ring terug kwam op alles wat ook reeds in de sectiën besproken
is, dan gelooft spr.dat men in het vervolg het sectie-onderzoek
wel kan nalaten. Intussehen zijn door den voorzitter een paar
geheel nieuwe punten te berde gebragt,. In de eerste plaats
wordt het der commissie van rapporteurs tot een verwijt aange
rekend dat ze geen melding maakt van het plan des heeren
Hardenbroek tot stichting van een veestal nabij het spoorweg
station. Spr. moet hierop antwoordendat het rapport reeds
was vastgesteldtoen de brief en teekening van bedoelden stal
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
79
bij de commissie werden ontvangen hij gelooft, dat hiermede elke
door den voorzitter gemaakte gevolgtrekking vervalt.
Ook is er "ewaagd van inconsequentie 111 liet verslagiets
waarop ook in de jongste missive der kamer van koophandel
wordt gedoeld. Die inconsequentie zou dan echtervolgens spr.,
niet de commissie alleen moeten treffenmaar in t algemeen
de bestrijders der voorstellen. En waarin zou die inconsequen-
tie bestaan? Terwijl men aanvankelijk zich verklaart tegen de
vemla&tsing der veemarkt, omdat op het tegenwoordig terrein ge
noeg ruimte zou zijn te verkrijgen is men later niet eens te
vreden met de plannen van burgemeester en wethouders Spr.
wenscht er evenwel de aandacht op te vestigen da.t dit laatste
is een subsidiair punt. De redenering van de meerderheid lil de
sectiën was „Indien ge dan tocli een nieuwe veemarkt op een an
der terrein wilt maken, maak haar dan in eens zoo, dat er ook
voor late ren tijd gelegenheid is tot uitbreiding - reserveer
daartoe terrein, mank haar dan, als ware het, elastiek, opdat
men later de gelegenheid hebbezonder onteigening van panden
van particulieren haar te kunnen vergrooten Als hierin nu
inconsequentie is gelegendan begrijpt spr. de beteekenis van
dat woord niet meer.
Een enkele uitdrukking aan liet slot van bladzijde 44 is, naar
spr. meent, minder juist verstaan. Als de commissie spreekt
van een etout* vlwjtdan was dit niet, omdat door burgemeester
en wethouders ronde cijfers worden gebezigdmaar dan slaan
die woorden op de uitdrukking in het voorstel van burgemeester
en wethouders „maar ook een internationalen veehandel voor
„Leeuwarden in de toekomst te zien weggelegd. Dit noemden
vele leden, en de commissie met hen, het nemen van een stoute
vlugt. De voorzitter heeft zoo straks een spreekwoord bijgebragt
ook spr. veroorlooft er zich een te citerennamelijk di e
brille au second qui s'éclipse au premier.
Laten we zegt spr. bescheiden wezen en nooit vergeten
dat Leeuwarden niets meer is dan de hoofdstad eener afgelegen
provincie, dat ze echter door de nabijheid van de Harlinger
zeehaven zeer wordt gehaat en haar veemarkt hierdoor eene
groote belangrijkheid heeft verkregen. Verbeelden wij ons ech
ter nietdat 'Leeuwarden ooit zal worden liet middenpunt van
een internationalen veehandel, de plaats van den aanvoer van
vee ook uit andere landen. Wel komen er koopheden uit andere
landen maar zegt spr. - we maken een markt voor vee, met
voor kooplieden. i
Er is nog een ander puntliet onttrekken van het terrein der
uitbreiding aan zijne primitive bestemming dat repliek heelt
uitgelokt, 'tls ongeveer 6 a 7 jaar geleden dat spr. mede
werkte tot het besluit tot aankoop van gronden voor die uit
breiding. Wanneer toen de raad in de meening had verkeerd
dat met 50 a 100 huizen in de bestaande behoefte zou zijn voor
zien spr. gelooft nietdat men dan tot dien aankoop voor
zoo hoogen prijs zou zijn overgegaan. Neen zegt. spr. de
raad meende toen niet de kom der gemeente te moeten uitbrei
den met het oog op de vermeerdering der bevolking, maar voor
namelijk, omdat er reeds lang groote behoefte bestond aan woningen.
Voor den kleinen burgerstand is het zelfs thans nog zeer moeije-
lijkom eene voor hem slechts even passende woning in deze
gemeente te krijgen. De raad beoogde eene opschuiving tc doen
plaats hebben waardoor dc overbevolking in de stad zou op
houden. Niet alleen echter dat daaraan op verre na nog met is
te gemoet gekomenmen ziet ook thans nog maar al te dikwijls
mensehen gedwongen eene woning betrekken, die hun niet
conveuiëert. Nu is het waar, dat er, het terrein der vcemaikt
er af gerekendnog 56 huizen op het nieuwe terrein kunnen
worden gesticht, doch dit getal zal worden verminderd indien,
volgens het subsidiaire voorstel der commissieae dubbele, rij
huizen wegvalt. Maar, ook indien dit niet wordt aangenomen
vraagt spr.wat 56 huizen beteekenen voor eene bevolking van
meer dan 25,000 zielen? Die 5 villa's gelooll hij hierbij veilig
buiten rekening te kunnen laten. Met nog 50 <1 60 woningen
zal de gemeente niet zijn gebaat, zal het doel niet worden be
reikt, met den aankoop der ouderwerpelijke terreinen eenig en
aileen bedoeld. Tegenover burgemeester en wethouders die de
kom der gemeente willen uitbreiden tot markt en stalling van
veewenscht spr. de gelegenheid te behouden om de menschen
naar behooren te kunnen huisvesten.
Spr. zal hiermede voorloopig eindigen. Hij erkent gaarne,
in vele opzigten te zijn kort geschoten in de volledige beant
woording van burgemeester en wethoudersmaar hij herhaalt
het, waunee.r de repliek van burgemeester en wethouders eeni-
gen tijd vóór deze vergadering aan den raad ware medegedeeld,
hetzij in druk of schriftelijkspr. zou welligt beter op alles heb
ben geantwoord.
De heer van Valkenburg acht het Diet overbodig te ken
nen te gevendat hij in de commissie van rapporteurs de min
derheid heeft uitgemaakt.
In de sectie, waarvan hij de eer had lid te zijn, was die
minderheid meerderheid.
Een gevolg hiervan is, dat vele argumenten, die de commissie
hebben geleid tot eene afwijzende conclusie van de voorstellen van
burgemeester en wethoudersóf door hem niet worden gedeeld
óf voor hem geene overwegende waarde hebben. Als anders
denkend acht hij het wenschelijkals rapporteur der minder
heid pligt de argumenten te bestrijden die tot die afwijzende
conclusie hebben geleid.
Door den voorzitter is intussehen zijne taak zeer vereenvoudigd,
en kau hij voor een groot deel daarvan afzien nu dit reeds is ge
schied. Hij moet echter opmerken dat de meerderheid in eene
dwaling verkeert, als ze meent dat de berekening van den aan
voer van vee door burgemeester en wethouders te hoog is ge
raamd dat door hen niet in het oog is gehouden dat de ver
schillende soorten op verschillende tijden worden ter markt ge-
brahtdat daarvan de door hen ingediende voorstellen een
gevolg zijn. Wat toch is het geval? vraagt spreker.
Op 27 October 1870 is door burgemeester en wethouders een
voorstel ingediend tot uitbreiding der beslaande veemarktvol
gens dit plan zoude het terrein worden benuttigd rondom het huis
van Meijer, ten westen zich uitstrekkende op het plein voor het
paleis van justitie tot aan den muur van de hoogere burgerschool.
Dc huizinge Meijer bleef hierbij in tact. Op voorstel van het
raadslid mr. E. Jongsmadd. 8 December 1870 ingediend werd
met algemeene stemmen de voordragt aan burgemeester en wethou
ders teruggezonden en besloten burgemeester en wethouders uit te
noodigen plannen aan te bieden tot daarstelling van eene in alle
opzigten voldoende veemarktwaartoe de aankoop van de huizinge
van Meijer den raad onvermijdelijk toescheen.
Als gevolg hiervan is dat pand door burgemeester en wethou
ders voor de gemeente aangekocht.
Nu blijkt echter, dat, wenscht men eene aan dc eischen vol
doende veemarkt, niet alleen het gcheelc plein voor het paleis van
justitie met inbegrip van het terrein verkregen door de amotie
van het huis van Meijer moet worden gebruiktmaar dat men ook
een gedeelte van het daarachter gelegene zal moeten benuttigen.
Daardoor is de aandacht van burgemeester en wethouders gevallen
op het terrein der uitbreiding en het tegenwoordige niet voldoende
achtende, hebben zij voorgesteld eene geheel nieuwe markt te
maken. Nu gelooft spreker niet, dat de raad burgemeester en
wethouders voor de voeten mag werpendat zij met een geheel
nieuw plan voor den dag komenwant het is eeu gevolg van de
verwerping van het voorstel van burgemeester en wethouders
van de opdragt door den raad aan hen gedaan. Door rapporteurs,
zegt spreker, is aangevoerd dat de versnelde middelen van ver
voer, iu stede van voordeelig, nadeelig op den aanvoer van vee
zullen werken en wordt op de toename in belangrijkheid van de
Zwolsche markt gewezen. Spreker gelooft dat juist die gemak
kelijke communicatie het der gemeeute tot pligt maakt, door goede
inrigting van de markt te trachten te behouden wat men heeft.
De handel op de kleine markten iu de provinciewaarop mede