86 Verslag der handelingen van den §en en dat het eveneens ongunstig zal werken op de stichting er nieuwe veemarkt. Immerswil men in het belang van den veehandel de oude markt tot het gereedzijn der nieuwe open houdendan spreekt het van zelf, dat er gedurende dien tijd van de stichting der beurs niets kan komen. liet andere voor de stichting der beurs bestemde terrein ligt daarentegen thans geheel vrij en waarborgt derhalve eene spoedige uitvoering van het besluit daartoe betrekkelijk. Den heer Dirks komt de laatste opmerking van den vorigen spreker weinig gegrond voor. Hij is van een juist tegenoverge steld gevoelen van dat geëerde lid. Als thans wordt bepaald dat het westelijk gedeelte der tegenwoordige veemarkt voor de stichting Yan eene beurs zal worden gebruiktdan volgt daar uit dat punt 4 der conclusieom het terrein naast de hoogere burgerschool te verkoopen geen bezwaar zal ontmoeten. En juist dat terrein zal een aanzienlijken prijs kunnen opbrengen waarmede voor een groot gedeelte de kosten van stichting der beurs kunnen worden gedekt. Spr. wenschtook met het oog op de beursdat de nieuwe veemarkt zoo spoedig mogelijk in orde worde gemaakt, en dit kan naar zijne meening wel, omdat er aan het nieuwe veemarkt-terrein niet veel te doen valt. Daar behoeft niet geheid te worden. Hij heeft derhalve tegen dit punt geen bezwaar. De heer Bruinsma merkt opdat er veel gesproken is over het behouden van het plein voor het paleis van justitie. Ook hij wil dat plein gaarne behouden en kan er daarom niet toe medewerkenom de tegenwoordige veemarkt te bebouwen waardoor men twee straten krijgtdie ware togtgaten zullen zijn. Hij blijft het terrein naast de hoogere burgerschool voor de stichting der beurs prefereren. De heer Dup&rc zegtdat bij den aanvang der zitting door den voorzitter de opmerking is gemaakt, dat hij met het oog op het voorafgaande eene andere conclusie aan het verslag had verwacht. Spr. houdt het er voordat het laatste gedeelte van het verslag dit denkbeeld zal hebben teweeg gebragt, omdat het thans in behandeling zijnde punt is voorgesteld geheel in overeenstemming met het voorstel van burgemeester en wethou ders en, nu lot de verplaatsing der veemarkt is besloten, ook geheel sprekers bijzonder gevoelen uitdrukt. Indien de raad mogt besluiten de beurs naast de hoogere burgerschool te plaat sen dan zal de gemeente missen eene som van ƒ25,000, die dat terrein altijd waard is. Hierbij gevoegd de aaukoopsom van het huis van Meijerdan zou men een halve ton gouds hebben opgeofferdnergens anders toe dan oin een reeds groot plein nog grooter maken. Er pleit echter nog een andere reden voor de stichting van de beurs op het terrein door burgemeester eii wethouders voorgesteldzij kan daar van alle zijden licht ontvangenwat naast de hoogere burgerschool niet het geval is. Ook is het terrein der veemarkt altijd iets minder afgelegen, hoe weinig dan ook. Wat betreft het maken van straten, spr. gelooft, dat de raad zich eenvoudig zal dienen te bepakn bij de stichting der beurs. Men moet voorts niet uit het oog verliezen dat ook de com missie van toezigt op het middelbaar onderwijs er op aangedron gen heeft, om het terrein naast de hoogere burgerschool te re serveren voor eene middelbare school voor meisjes. Wordt zoo danige inrigting eenigzins verwijderd van die school geplaatst, dan is het niet waarschijnlijk, dat aan de gemeente van de hulpmiddelen dier school het gebruik zal worden toegestaan. De heer van Sloterdijck heeft gewezen op het gemis van be rekeningen der kosten eener beurs, in tegenoverstelling met de veemarkt, waarvan de berekening zoo uitvoerig gegeven is Spr. erkent de waarheid hienan, maar moet opmerken, dat het maken eener nieuwe veemarkt medebragt het overleggen van eene volledige becijferingwat evenwel de beurs betreft, daar van heeft men reeds tal van berekeningen gehad, en hier is thans slechts de vraagniet van liet stichten eener beursmaar van gemeenteraad te Leeuwarden, 1872. de plaats waar zij zal komen te staan en daarvoor had men geene nieuwe berekeningen noodig. De heer van der Meulen gelooftdat beide terreinen even goed voor de stichting eener beurs te bestemmen zijn. Hij heeft cenige oogenblikken geaarzeld aan welke van beide hij de voor- keor zou geven het aanzienlijk bedrag evenweldat uit het terrein naast de hoogere burgerschool kan worden gemaakt en ook doordien het stichten der beurs op de veemarkt als ware het als eene vergoeding voor de omwonenden kan worden aan gemerkt heeft hem doen besluiten zich met het voorstel der commissie te vereenigen. Hij zou echter in bedenking willen geven om de aan het einde van punt 4 voorkomende zinsnede //•met intrekking van het raadsbesluit dd. 20 Maart 1868, nc. 4" daar te roijeren en te doen voorafgaan aan punt 3. Het zou anders kunnen gebeurendat punt 3 aangenomen en punt 4 daarentegen verworpen werden alsdan zou men twee plaatsen voor de slichting der beurs hebben aangewezen. Het denkbeeld van den lieer van der Meulen, niet ondersteund wordendeblijft buiten verdere bespreking. De heer BlOöüibergön zal tegen punt 3 stemmenomdat ook bij hem gewigtige bezwaren bestaan tegen het stichten der beurs op de tegenwoordige veemarkten hij voor die stichting het terrein naast de hoogere burgerschool prefereert. De kosten van stichting op eerstbedoelde plaats zullen naar zijne meening nog aanmerkelijk verzwaard wordenvooreerst doordien men genoodzaakt zal wezen te heijea en ten tweedenomdat alsdan de beurs aan alle zijden een goed en alligt meer kostbaar uiter lijk zal moeten hebben. Hij is overigens de meening toegedaan, dat men naast de hoogere burgerschool licht genoeg zal kunnen krijgen. Door het stichten der beurs op de veemarkt zal men denzelfden toestand krijgen als ter weerszijden van het paleis van justitie, waar het zoo togtig is, dat de bewoners der naast liggende huizen daarvan groot ongerief ondervinden en zulks ongunstig op de waarde huuner panden werkt. In plaats van dus de bewoners der koemarkt niet de stichting der beurs een dienst te bewijzen zal men ze veeleer beeadeelen. In 't kort spr. houdt het er voordat de panden aan de veemarkt meer waarde zullen hebben zonder dan met de beurs. Hij moet echter nog constateren dat hijstemmende tegen punt 3 niet geacht wil worden aan de stichting eener beurs in het minst in den weg te willen staan. Hij gaat bij het uitbrengen dier stem hiervan uitdatwordt deze nieuwe standplaats afgestemd liet terrein naast de hoogere burgerschool de aangewezen en aangenomen plaats is en blijft en er dus in elk geval een beursgebouw zal komen. De heer Wiersma zegtdat juist zijne stem voor het voor stel tot verplaatsing der veemarkt berustte op de aanneming van punt 3. Er zijn tegen dat punt bezwaren ingebragt, die spr. niet als van overwegend belang voorkomen. Ten aanzien van de opmerking van den heer van Sloterdijck over het gemis eener berekening van kosten sluit spr. zich aan bij het daarop door den heer Dupare aangevoerde. Het tweede bezwaarrakende het oponthoud in de stichting van de beurs, acht spr. van nog minder gewigt. Wanneer men van 1551 tot 1872 heeft gehandeld over de plaats waar de beurs zal worden gesticht, gelooft spr., dat een verschil van 6 maan den weinig afdoet. In te genstelling van den heer Bruinsma is spr. van oordeel dat de welstand gebiedtom de helft van het terrein der tegen woordige veemadd wel te bebouwen wegens de groote lengte die liet plein in evenredigheid der breedte zou verkrijgen. De heer Bloembergen heeft er op gewezen dat op de vee markt zal moeten worden geheid. Spr. meent hierop te kunuen antwoorden dat dit naast de hoogere burgerschool evenzeer zal moeten geschieden. Alle panden er om heen hebben althans moeten heijenen 't zou al gelukkig treffen, dat juist dit terrein daaraan geene behoefte had. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872. 87 Verder zal volgens den heer Bloembergen op de veemarkt de beurs een beter aanzien moeten hebben. Zoo iets dan hoopt spr.dat in allen gevalle de beurs een goed uiterlijk verkrijge. Spr. kan zich niet voorstellen, dat, waar de omgangen om de beurs zoo grool wordener last van togt zal bestaan en even min kan hij het rijmen dat de huizen aan de veemarkt minder waarde zulien hebben metdan zonder beurs. Van den anderen kant is er veel voor de plaatsing der beurs op de veemarkt. De gemeente krijgt daarmede de beschikking over het terrein naast de hoogere burgerschoolde welstand zal er door bevorderd worden daar bet paleis van justitie als dan door de beurs wordt geflankeerden de bewoners der vee markt krijgen een belangrijk defroijement voor de schadedie zij lijden moeten door de verplaatsing der veemarkt. De heer Suringar heeft gestemd vóór de verplaatsing dei- veemarkt niettegenstaande hij begreepdat het besluit tot die verplaatsing de locomotief in beweging zou brengen die de beurs naar eene plaats zou trekken, waar bij haar niet wenscht. Hij heeft zich daardoor echter niet laten terughouden omdat hij die verplaatsing op zich zelve van den aanvang af als eene wensehe- lijke en heilzame zaakals een natuurlijk gevolg van de uitleg ging der gemeente heeft beschouwd en van die overtuiging niet is teruggekomen hoe gewigtige bedenkingen daartegen ook zijn ingebragt. Maar nu het punt, de beurs betreffende, aan de orde ismoet spr. in de eerste plaats verklaren dat. hij geen toren wenscht te bouwen zonder te kunnen berekenen wat hij kosten moet. Die kosten mogen vroeger wel eens geraamd zijnde tijden zijn in middels aanmerkelijk veranderd, en elke tijd heeft zijne eischen. Bovendien zal de standplaats der beurs van grooten invloed zijn op de kosten. Deze standplaats moet als van zelve leiden tot eene kostbare bouworde. //De beurs zal met het paleis van ju stitie moeten flankeren" hoorde spr. nog zooeven zeggen. Hij wenschte echter, dat de raad zich onthield van overdrijving. Om van de beurs een paleis te makendaartoe vindt hij geen vrijheid. Ook de bodemwaarop men wil bouwenis van be langrijken invloed op de kosten. Er is reeds op gewezendat er een schat van geld in den grond zal moeten worden gestoken, om op het terrein van de tegenwoordige veemarkt een beurs te kunnen bouwen. Om een en ander zoude spr. gaarne zien dat er geen besluit wierd genomenvoor en aleer men kan na gaan en beslissen aan welk terreinook om de kostende voor keur moet worden gegeven. Mogt spr. echter zijn liefsten wensch uitsprekendan zou hij het geheele plein onbebouwd willen la ten dan had Leeuwarden een plein zonder wedergadeeen plein zooals de gemeente er later voor geene schatten zal kunnen koo- peneen plein, dat tot wandelpark ingerigt, de pronk van Leeu warden zou zijn. Spreker erkent, dat dit een uitgave van weelde zou zijn maar ook de weelde heeft hare regten en brengt hare voordeelen aan. De Voorzitter merkt opdat de toestand van de heeren Suringar en van Sloterdijck dezelfde is als bij een'vroeger be sluit opzigtens de stichting der beurs. Toen ook is zonder eene berekening van kosten tot de stichting besloten. Toen zelfs is de juiste plaats tot op de el af aangewezen waar de beurs zou worden gesticht. Dit bezwaar acht spr. geen overwegend punt. Hij moet echter opkomen tegen het denkbeeld van den vorigen spr.om van het plein een soort van pronkkamer te maken. Maar spr. moet dat geachte lid in overweging gevenof hij niet vervalt in dezelfde fout van zeker heerdieeene zaal willende bouwen, deze zoo groot maakte, dat een ander zeide//'tis niet een zaal't is een kerk." Hem dunktdat het aan den goe den vorm zal schaden wanneer de veemarkt onbebouwd wordt gelatendaar het plein dan veel overeenkomst krijgt met een natuurverschijnseldat zich weldra zal voordoen een komeet of staartster. De heer Dirks merkt op, dat, wanneer de veemarkt onbe bouwd blijfthet plein alsdan denzelfden zeer langen vorm zoude verkrijgen als de Groote Markt te Groningen indien deze ver bonden was met de naburige vischmarkt aldaar. De welstand van deze groote ruimte wordt juist behouden doordien te Gro ningen aan de eene zijde de beurs staat en de andere helft daar van door het stadhuis wordt verbroken. De lieer Suringar vertrouwtdat de voorzitter hem zal wil len toestemmen dat het oordeel over klein en grootover lang en kortgeheel subjectief is. Spr. nu oordeelt niet zoo over het plein als de voorzitter. Maar ten aanzien van de opmerking dat er bij sub 3 alleen wordt gedecideerd over de plaats waar de beurs zal verrijzen en de kosten nader aan de beoordeeling van den raad zullen worden onderworpenmoet spr. iu 't mid den brengen datwanneer de raad punt 3 aanneemt hij wel degelijk een besluit neemtdat van beslissennen invloed op de ko:-ten zal zijnomdat deze altoos in verband staan met den bodem waarop gebouwd en de standplaats die gekozen wordt. In ieder geval zal hij tegen punt 3 stemmen. Wat vraagt hij is er bij gewaagd het terrein voorloopig niet te bebouwen Blijkt het, dat het plein al te groot is, welnu, men kan im mers nog altijd er over beschikken. Punt 3 wordt hierop aangenomen met 12 tegen 9 stemmen, die van de heeren Jongsmavan Sloterdijck AttemaSuringar Oosterhoff, de With, Bruinsma, Brunger en Bloembergen. Punt 4. De heer Attema gelooft, dat het inderdaad niet gewenscht is reeds nu tot den verkoop van het terrein naast de hoogere burgerschool over te gaan. Zoolang niet beslist is over het aan hangig voorstel tot stichting eener middelbare school voor meis jes zoolang moet spr. den verkoop van dit terrein ontraden omdat bij de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs het denkbeeld is ontstaan dat bedoelde inrigting op dit terrein bij uitstek goed gelegen zoude zijn. Zonder nu de beslissing op bedoeld voorstel vooruit te loopenzou spr. dit terrein niet wil len verkoopen. Wel is het waardat bij het betrekkelijk rap port niet op de stichting van een nieuw gebouw wordt aange drongen ook spr. heeft de overtuiging daarvan nog niet; maar hij zou liet toch prematuur achten reeds nu tot den verkoop van het terrein over te gaan. Daartoe kan men nog altijd besluiten. Om deze reden zal spr. tegen dit punt stemmen. De Voorzitter doet een beroep op punt 0waarbij burge meester en wethouders worden uitgenoodigd deter uitvoering van de sub 1—5 vermelde besluiten vereischte voorstellen aan te bieden. De heer Attema moet op de verwerping van punt 4 blijven aandringenomdat het in zeer stellige bewoordigen is vervat. Immers er staat//Het thans voor handelsbeurs bestemd terrein z/iiaast de rijks hoogere burgerschool publiek te verkoopenenz. Hiermede wordt dus een positief beginsel uitgesproken. De heer Dirks vestigt de aandacht op het slot van punt 4 z/met intrekking van het raadsbesluit, dd. 26 Maart 1868, no. 4." Wanneer dus het geheele punt 4 wordt afgestemd, dan blijft genoemd besluit bestaan en dan zegt spr. hebben we twee voor de stichting eener beurs aangewezen terreinen. In ieder geval zal er dus in punt 4 iets moeten veranderd worden. De heer Attema stelt hierop bij amendement voorom punt 4 aldus te lezen //De bestemming van het thans voor handels beurs bestemd terrein naast de rijks hoogere burgerschool, met intrekking van het raadsbesluit dd. 26 Maart 1868 no. 4 bij nader besluit van den raad te regelen". Dit amendement in stemming gebragtwordt aangenomen met 16 tegen 5 stemmen, die van de heeren Oosterhoff, van der MeulenDirksRengers en Hommes. Punt 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1872 | | pagina 7