160
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
de geheele taak der commissie bestond in het tweemaal 'sjaars
bezoeken der scholen.
//De tegenwoordige minister verklaart, dat de commissie, zoo
zij eenig voorstel omtrent het ouderwijs verlangt te doen, zich
tot hem of tot den inspecteur zal kunnen wenden. Zijne ambts
voorgangers ignoreerden stelselmatig de commissie en lieten hare
brieven eenvoudig onbeantwoord.
«Aan die onzekerheid aan dit afhankelijk zijn van de meer
dere of mindere welwillendheid van minister en inspecteur zou
meende ikeen einde komen door een' algemeenen maatregel
van inwendig bestuur, waarbij de werkkring der commissie ten
opzigte van de rijksscholen behoorlijk werd omschreven.
//Die wensch is niet vervuld geworden.
z/Men zal toch wel niet willen beweren dat door eene circu
laire waarbij aan de directeuren der hoogere burgerscholen
eenige verpligtingen tegenover de commissies worden opgelegd
de verlangde omschrijving van den werkkring dier commissies een
haarbreed is gevorderd.
//Daarenboven is naar mijne bescheidene meening de vorm in
dez« n niet onverschillig.
/,Eenc ministeriële circulaire kan ieder oogenblik gewijzigd of
ingetrokken worden.
//Volgt een directeur den inhoud daarvan niet op, dan kan de
commissie zich hierover beklagen en die klagte zouzoo zij ge
grond was, door den tegen woordigen minister en inspecteur niet
zonder gevolg worden gelaten. Doch de ministeriële zetels wor
den hier te lande zelden lang door dezelfde personen bezet, en
do tegenwoordige inspecteur is slechts tijdelijk met zijne taak
belast. Treedt er nu weder een minister op die de denkbeel
den van de heeren Fock en Thorbecke deeltof een inspecteur
in d u geest van den heer Staringdan zal de klagte der com
missie hoogst waarschijnlijk weer onbeantwoord blijven.
//Werden daarentegen de werkkring der commissie en de ver-
pligtingen van den directeur tegenover haar geregeld bij konink
lijk besluit, dan zou dit deel uitmaken van de verordeningen op
het middelbaar onderwijsbij art. 52 der wet bedoelden de
commissie bevoegd zijn des noods krachtens art. 50 overtre
ding daarvan te constateren bij procesverbaalwaarvan de ge
grondheid niet door den ministermaar door den regter zou
worden beoordeeld.
//De tegenwoordige minister en inspecteur beide hebben zich
tegenover de commissie zeer welwillend betoond maar niette
min de hoofdzaakwaarom het mij te doen was niet toegege
ven en zulks op grond van eene beweerde onuitvoerbaarheid
die ik niet kan beamen.
//Waar de gemeenteraden er geen bezwaar in hebben gevon
den om de taak der commissie's met opzigt tot de gemeentelijke
scholen te reeelenheorim it i>°»'...im« 1 u
o met upfcigL tot ue gemeentelijk!
scholen te regelen begrijp ik niet waarom hetzelfde met be
trekking tot de rijksscholen onmogelijk zoude zijn.
//De leden der commissie leggen den eed af, dat zij hunne
betrekking naar behooren en getrouw zullen waarnemen.
//Niemand kan het daarom onredelijk vinden zoo zij wenschen
le weten waarin die betrekking eigenlijk bestaat.
//Het, is om deze redenen dat ik de eer heb mijn ontslag te
nemen als lid der commissie van toezigt op de middelbare scho
len in deze gemeente.
//Ik voel mij gedrongen te herhalendat ik dankbaar ben voor
het tot dusver door u in mij gesteld vertrouwen en hulde breng
aan de belangstelling, door u in deze zaak betoond.
z/Wilt Mijne Heeren de verzekering aaunemen van de bijzon
dere hoogachting van
Uwen Dienstv. Dienaar
HEKMAN ALBARDA."
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten deze missive
voor notificatie aan te nemen daarvan mededeeling te doen aan
de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs, met uit-
noodiging om ter vervulling der door het genomen ontslag ont
stane vacature eene aaubeveling in te zenden, en aan den heer
Albarda te kennen te geven dat de raad de aangevoerde
gronden eerbiedigende het betreurtdat hij geen reden heeft
gevonden om op het door hem ingediend ontslag terug te komen.
15. Eene resolutie van heeren gedeputeerde staten houdende
mededeeling van de door hen genomen beschikking tot niet ont-
vankelijk-verklaring in het gedaan verzoek op het adres van de
wed. H. van der Wal, houdende bezwaar tegen haar aanslag in
directe belasting op het inkomen, over 1872.
10. Zes resolutiën van heeren gedeputeerde staten houdende
goedkeuring van de besluiten
a. tot verhuring van het huis in de Groote Hoogstraatletter
H no. 121 aan W. A. Janssen
b. idem van dat in de Sint Jacobstraatlett. G, no. 101 aan
dr. E. A. van der Burg
c. idem van eene aan de Sint Anthony&traat gelegen plek
grond aan J. W. Sterkenburg
d. tot verpachting van de opbrengst der veemarktgelden aan
H. Kuilenberg en H. van der Werff
e. tot afkoop van eene grondrente ten laste van de sociëteit
Amicitiaen
f tot overname van den voor de verbetering van het Kalver-
dijkje benoodigdeu grond toebehoorende aan de heeren R. H.
S. G. Juckema van Burmania baron Rengers en N. T. Haver-
schmidt.
17. Missives van
a. J. Winkler, benoemd tot voogd der stads armenkamer
b. mr. I. Telting, benoemd tot lid der commissie van admi
nistratie der stads bank van leening en herkozen tot lid der
plaatselijke schoolcommissie
c. J. J. Munniks de Jongh herbenoemd tot lid der plaatselijke
schoolcommissie
d. mevrouw BeekkerkHamerster Dijkstra benoemd tot
voogdes van het nieuwe stads weeshuis
e. O. Plantenga herbenoemd tot lid der commissie van be
stuur over het stads ziekenhuis en
mr. W. W. Kutschherbenoemd tot voogd van het nieuwe
stads weeshuis
alle het berigt. behelzendedat zij de op hen uitgebragte be
noemingen aannemen.
18. Een schrijven van J. Soutendam houdende dankbetuiging
voor zijne herbenoeming tot directeur van de stads reiniging.
De sub 1518 vermelde stukken zijn voor notificatie aange
nomen.
19. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een bij hen ontvangen schrijven van den nieuw be
noemden hulponderwijzer J. van de Linde, daarbij verzoekende,
hem van de aanvaarding dier betrekking te ontheffen.
Nadat op voorstel van den voorzitter was besloten deze zaak
terstond af te doen wordt de conclusie van het voorstel aan de
orde gesteld; luidende die conclusie als volgt: ,/In te trekken
's raads besluit van 24 October 1872, waarbij Jan van de Linde
hulponderwijzer te Harlingen is benoemd tot hulponderwijzer
aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs
te Leeuwarden."
De heer Bruinsma zou het wenschelijk achtendat aan de
conclusie werd toegevoegd „op zijn daartoe gedaan verzoekNaar
zijne meening klinkt het wat raarwanneer het publiek in de
courant de intrekking eener benoeming leestzonder de reden
daarvan te kennen.
De Voorzitter moet tot verdediging van van de Linde aan
voeren dat deze zeer bereid was de op hem uitgebragte benoe
ming te aanvaarden en ook bereids voor eenige dagen met den
hoofdonderwijzer der school alles heeft geregeld maar dat hij
gister morg'-n van den inspecteur van 't middelbaar onderwijs,
dr. Steyn Parvóeen aanzoek heeft gekregenom te voorzien
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872.
in eene vacature aan de hoogere burgerschool te Middelburg,
tengevolge van de slepende ongesteldheid van een der leeraren
aan die inrigtingwordende hem daarbij tevens uitzigt gegeven
op eene definitieve benoeming als zoodanig. En nu ligt het naar
8pr'8 oordeel in den aard der zaak, dat men het een jong mensch
niet euvel kan duidendat hij ten gevolge van het hem gege
ven 8choone vooruitzigtverzoekt om van de hem hier opgedra
gen betrekking te worden ontheven. Hij kan voorts nog de
verzekering geven dat van de Linde met beschroomdheid het
verzoek heeft ingediendwetendedat hij daardoor de gemeente
in ongelegenheid zoude brengen.
De heer Bruinsma stelt hierop voor de conclusie aan te
vullen met de woorden //Op het daartoe gedaan verzoek."
Aldus gewijzigd wordt de conclusie zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
III. De Voorzitter deelt mede
a. dat door de sectiënbij gelegenheid van het onderzoek
van het voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van de verordeningregelende de inrigting der gemeente-politie,
tot rapporteurs zijn benoemd de heeren BumaJongsma en
Wiersma;
b. dat van heeren voogden van het Sint Anthonijgasthuis is
ontvangen eene som van f 3500, als bijdrage over 1872 in de
verplegmgkosten van behoeftige krankzinnigenen dat burge
meester en wethouders gemeend hebben in den geest van den
raad te handelen door bereids aan heeren voogden een brief van
dankbetuiging te doen toekomen
c. dat door den heer jhr. mr. P. B. J. Vegilin van Claerbergen te
Joure aan burgemeester en wethouders zijn ingezonden de bepalin
gen, waarnaar zal worden beheerd en bestuurd eene door hem opge-
rigte verblijfplaats voor minvermogenden genaamd Fribourg
gelegen aan den weg achter de Hovenonder Leeuwarden
d. dat voor de gemeente is aangekocht het huis in het Sint
Jobs Leen, lett. F, no. 249 voor de som van f 1857.
Deze mededeelingen zijn voor notificatie aangenomen.
IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingbrief aangebragte punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche ver
pachting van den tolgeheven wordende op den kunstweg naar Hijum.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
van Friesland, zoover de gemeente Leeuwarden daarbij is be
trokken, met ingang van den 12 Mei 1873 voor den tijd van
drie jaren, onderhands te verpachten:
a. aan IJpe Swartwonende onder Leeuwardende opkom
sten van den tolgeheven wordende aan gabel no. 1 op den
kunstweg van Leeuwarden naar Hijumtegen betaling eener
pachtsom van twee duizend per jaar
b. aan Jan Simens van der Weiwonende onder Stiensde
opkomsten van den tolgeheven wordende aan gabel no. 2 op
den sub a voormelden kunstwegtegen betaling eener pachtsom
van een duizend twee honderd vijf gulden per jaar
beide op de voorwaarden, omschreven in het contract wegens
de verpachting over het tegenwoordige pachtjaar van 12 Mei
1872 tot 12 Mei 1873.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorderbaarvsrkla-
ring van een gedeelte der huur van een perceel Weiland over 1869.
In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt
besloten
Den ontvanger dezer gemeente te magtigen om als oninvor-
derbaar in de rekeniBg over 1872 te verantwoorden de som van
147.05 wegens het onbetaald gebleven gedeelte der huur over
1869 van een perceel weiland, verschuldigd door F. G. Dorhout,
die gedurende den huurtijd in staat van faillissement is ver
klaard.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van den
schipper in het beurtveer van BectsterzwaagBeets enz. op Leeuwarden
om opheffing van de dingsdagsbeurt.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
//Aan D. H. Bosma te Beetsterzwaag schipper in het beurt-
veer van BeetsterzwaagBeets enz. op Leeuwarden in antwoord
op zijn adres van 23 Augustus 1872 te kennen te geven, dat het
daarbij gedaan verzoek niet voor inwilliging vatbaar is geacht
en mitsdien wordt gewezen van de hand."
De heer van der Meulen merkt opdat de adressant het
verzoek heeft gedaan tot opheffing van de dingsdagsbeurt en dat
gelijk verzoek door hem is ingediend aan de gemeentebesturen
van Opsterland en Smallingerland. Uit de stukken is hem ge
bleken dat er voor zooveel Leeuwarden betreft geene overwe
gende bezwaren tegen de inwilliging daarvan bestaan maar dat,
op grond van door het bestuur van Opsterland geopperde beden
kingen niet in dat verzoek kan worden getreden. Wanneer nu
echter de schipper een antwoord ontvangt gelijk aan dat bij de
conclusie voorgestelddan moet spr. vreezendat de adressant
in de meening zal geraken dat ook bij het gemeentebestuur van
Leeuwarden tegen de inwilliging van zijn verzoek bezwaren be
staan. Daarom wanneer de vergadering het met spr. eens
is, dat er dezerzijds geen bedenkingen bestaan zou spr. er voor
wezen aan den adressant te kennen te gevendat zijn verzoek
tengevolge van door het gemeentebestuur van Opsterland geop
perde bezwarenwordt gewezen van de hand.
De heer Bruinsma acht het eenigzins gevaarlijk zoodanige
kennisgeving aan den adressant te sturen. Het blijft nog altijd
de vraag, of er werkelijk van dezen kant tegen de opheffing der beurt
{jeene bezwaren bestaan. Zeker is het tochdat door de ophef
fing eenig ongerief zal ontstaan. Hij acht het daarom beter de
voorgestelde conclusie te behouden en zal zich derhalve niet met
het amendement van den heer van der Meulen vereenigen.
De heer van der Meulen moet, in antwoord op het door
den heer Bruinsma aangevoerdeopmerkendat het hier een
beginsel geldt. De bezitters van zoogenaamde geoctrooieerde
veren komen langzamerhand in eene ongunstige positie. Zij
moeten zich onderwerpen aan door de gemeentebesturen vastge
stelde bezwarende bepalingen bij niet naleviDg waarvan zij boete
beloopen. Ook zijn ze gebonden aan door de gemeentebesturen
vastgestelde vrachttarieven. Daar tegenover hadden ze vroeger
monopolie van het goederenvervoer, geheele ladingen uitgezon
derd. Thans is dit feitelijk veranderd. Deze schipper b. v. heeft
op zijn beste beurtde vrijdagscheeen concurrent gekregen.
Nu is het geval zóó dat hij des dingsdags niet dan met schade
vaart en dat hij op zijn vrijdagsbeurt wordt geconcurreerd door
iemanddie de dingsdagsbeurt niet behoeft te doen. Wan
neer dus het verzoek niet wordt toegestaanzou het dit gevolg-
kunnen hebbendat de adressant het contract opzegt en zich
ook in de vrije vaart begeefthetgeen zeer zeker niet in het
belang van het publiek zoude zijn. De bezwarendoor het ge
meentebestuur van Opsterland geopperd zijn in spr's oog van
weinig beteekeniso. a. treft men in het deswege ontvangen
schrijven de bewering aandat de schipperdoor de dingsdags
beurt te laten varenzijn eigen belang niet begrijpt. Spr. laat
derhalve de waarde dier bezwaren op zijne plaatsmaar naar
zijne meening dient de adressant, wil hij trachten de geopperde
bedenkingen uit den weg te ruimen te weten tot welk bestuur
hij zich heeft te wenden. Naar aanleiding daarvan stelt spr. er
prijs op en hij doet daartoe het voorstel om in de con
clusie in te lasschen de woorden //Op grond van door het ge-
//meentebestuur van Opsterland geopperde bezwaren."
Dit voorstel, in omvraag gebragt, wordt aangenomen met 16
tegen 3 stemmendie van de heeren Bruinsmallengers en van
Eijsinga.
De conclusie van het voorstelaldus gewijzigdwordt hierna
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.