162 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872. 1. Voorstel van burgemeester en ivcthoudere op bet verzoek van II. van Noord, om ontslag als hulponderwijzer. De conclusie van het voorstel luidt als volgt wAan Hillebrand van Noordhulponderwijzer aan de le tus- schenschool 2e klasseop zijn daartoe gedaan verzoek eervol ontslag uit die betrekking te verleenenmet ingang van 1 Janu arij 1873." Nadat deze conclusie zonder hoofdelijke stemming was aange nomen wordt door den Voorzitter namens burgemeester en wethouders ter tafel gebragt eene voordragt ter vervulling van de door het verleende ontslag ontstane vacature. Ofschoon o de deswege gedane oproeping zich slechis een sollicitant heelt aangemeldhebben èn schoolopziener èn hoofdonderwijzer geen bezwaar gemaakt dezen ter benoeming voor te dragen vooral ook met het oog op den persoon van dien sollicitantzijnde de. naar spr. gelooftook bij de leden van den raad welbekende Anne Ploegsma te Bergumerheidedie meermalen op de voor dragt tot benoeming van hulponderwijzers heeft gestaan en de laatste maal ook onderscheidene stemmen op zich heeft vereenigd Spr. vraagt vervolgensof ook de vergadering er zich bij kan neerleggendat nog heden tot de benoemiug worde overgegaan, en of de voordragt, niettegenstaande er slechts één persoon op voorkomtdoor haar wordt goedgekeurd Geen der leden hiertegen iets in het midden brengende, wordt tot de benoeming overgegaanwaarbij de voorgedragen sollici tant Ploegsma met 18 stemmen wordt benoemdterwijl 1 triefje blanco werd bevonden. De heer Jongsma verlaat de vergadering. 5. Ontwerp-verordeningregelende het getal der onderwijzers aan de openbare lagere scholen te Leeuwarden. (Zie bijlage no. 29). Alvoreasde algemeene beraadslaging te openen, deelt de Voor zitter mededat in het gedrukte ontwerp een fout is ingeslo pen doordien daarin abusievelijk een art. 8 is opgenomendat echter niet tot het voorstel van burgemeester en wethouders be hoort. Burgemeester en wethouders wenschen het stelsel van kweekelingen te verlaten en het zou dus eene tegenstrijdigheid opleverenwanneer in de verordeaing een art. werd aangetrof fen aldus luidende: «Art. 8. Op voordragt van de plaatselijke «schoolcommissie kan door burgemeester en wethouders aan elke «der lagere scholen, behalve het gewoon onderwijzend personeel «een kweekeling worden toegevoegd." Spr. opent hierop de beraadslaging over de algemeene strekking der verordening. De heer van Eijsinga zegtdat onder de heden aange- bragte zaken ook een voorstel van burgemeester en wethouders voorkomt omtrent eene vermeerdering van het getal hulponder wijzers. Dat voorstel is ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden behandelden daar spr. het niet onder de oogen heeft gehad weet hij de bepaalde strekking er van niet. Het kwam hem echter voor, dat het min of meer met deze ontwerp-verordening in verband staat. Bedriegt hij zich niet dan betreft het de versterking van het hulppersoneel aan de armenscholen met een hulponderwijzer der 2e en een der 3e klasse. En wanneer spr. nu bij deze verordening een stelsel ziet voorgedragenvolgens welk het getal onderwijzers zich zal re gelen naar het getal leerlingen dan zou hij meenendat het welligt wenschelijk konde zijn èn het voorstel èn de ontwerp verordening gelijktijdig te behandelen. Spr. zou daarom gaarne hieromtrent eenige opheldering ontvangen. De heer Rengers erkennende, dat er tusschen het door den heer van Eijsinga bedoeld voorstel en de ontwerp-verordening eenig verband bestaat, vindt toch aan den anderen kant geene bepaalde noodzakelijkheid om die beide zaken gelijktijdig te be handelen. Het gedaan voorstel .is geheel in den geest aer aan geboden verordening, maar, omdat met 1 Januarij a. s. een hulplokaal zal worden in gebruik genomenen daarvoor nieuwe hulponderwijzers terstond noodig zijnis dit voorstel nu reeds aangebragt. Het atrekt tot benoeming van twee hulponderwij zers een op eene bezoldiging van J 400 en een op f 350 en wan neer nu de verordening mogt worden goedgekeurdzal men terstond kunnen bepalen, bij welke scholen die hulponderwijzers zullen worden ingedeeld. De algemeene beraadslaging wordt hierop gesloten en het iu- titulé en de considerans der verordening zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Art. 1. De heer Dliparc heeft omtrent dit artikel eene kleine op merking te maken. Volgens de memorie van toelichting vinden burgemeester en wethouders het ter vereenvoudiging wenschelijk de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs in burgerschool te herdoopen. Spr. wijst er echter op dat men pas bij de verordening, regelende de bezoldiging der onderwijzers, aan deze school den tegenwoordigen naam heeft gegeven ge heel overeenstemmende met de wet. Hij gelooft dusdat het geen houding geeft nu al weder aan de school eene andere be naming te schenken. Maar hij heeft nog een ander bezwaar. Bij eene vorige gelegenheid heeft men de woorden «voor jon gens" op voorstel van burgemeester en wethouders zeiven van de benaming dezer school afgenomen omdat door het creëren eener avondschool de inrigting niet uitsluitend meer door jon gens maar ook door meisjes wordt bezocht. Spr. is mitsdien van oordeeldat men met de voorgestelde herdooping zou handelen èn in strijd met de onlangs vastgestelde verordening èn met den feitelijken toestand. De heer Sliringar had Int woord gevraagd, om hetzelfde punt te bespreken als nu door den vorigen spreker is gedaan. Op zich zelf reeds kan hij in de herdoopiug hoegenaamd geen nut of noodzakelijkheid zien. Zij zou moeten dienen tot vereen voudiging, maar zal leiden tot misverstand en verwarring. De voorgestelde naam vaa burgerschoolhet is waaris korter doch mes zal met die verkorting het gewenschte doel niet bereiken maar altijd gelijk ook in het ontwerp is gedaan tusschen twee haakjes moeten vermelden «voor gewoon en meer uilge- «breid lager ondervijs", en dan wordt de naam langer in plaats van korter. Spr. zal daarom, tenzij hij beter wordt ingelicht, voorstellende bestaande benaming te behouden. Is er ééne school, aan welke hij eene andere benaming zou wenschen te geven dan is het de in art. 2 bedoelde Fransche school. Die naam heeft voor lang zijne beteikenis verloren en bewaart slechts de gedachtenis aan eene vreemde overheersehing. Met het oog echter op de dingen die met betrekking tot deze school ter sprake zullen komen zal hij nu geene verandering van naam voorstel len. Spr: zal zich derhalve niet tegen die benaming verklaren maar in den bestaanden naam, gelijk in den bestaanden toe stand berusten. De heer Dirks is van een tegenovergesteld gevoelen dan de vorige sprekers en heeft met genoegen de voorgestelde herdoo ping gezien. Hij beschouwt de naam van burgerschool in dezen als zeer goed gekozen. Voor het publiek acht hij dien naam bijna als noodzakelijk. Nimmer toch hoort men spreken van «de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs" maar altijd zal men daarvoor een anderen en korteren naain hooren bezigen. En nu dunkt spr.dat men hier zeer teregt het woord «burgerschool" heeft aan de hand gedaan. De heer Duparc merkt opdattoen men onlangs de door hem bedoelde verordening vaststelde, er op gewezen isdat men bij het geven van namen aan scholen vooral ook moest te rade gaan met de wet. En aangezien de wet op het lager onderwijs geen «burgerscholen" kentheeft men toen geheel conform de wet aan de school den naam van «school voor gewoon en meer «uitgebreid lager onderwijs" gegeven. Moge nu het publiek het gemakkelijker vinden de school met den naam van «burgerschool" te bestempelen, voor den raad is dit naar het inzien van spr. geen Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872. 163 reden thans alweer aan de school eene andere benaming toe te kennen. De heer van Eijsinga, zich aansluitende bij het door de heeren Duparc en Suringar gesprokene is bevreesd dat de naam van burgerschool tot verwarring zal leiden. Men zou alsdan te Leeuwarden hebben eene rijks hoogere W^örnchool eene burger- dag- en avondschool en eene iar^erschool. En bovendien ©p de scholen die men in andere gemeenten met den naam van burgerschool aanduidt, wordt op verre na niet datgene onderwe zen als aan de hier bedoelde school voor gewoon en in er uit gebreid lager onderwijs. Ook spr. is er diensvolgens voor den onlangs aan de school gegeven naam onveranderd te behouden. De Voorzitter vraagt, of ook een der leden van de geop" perde bezwaren een voorstel maakt? De heer Duparc dient hierop een amendement in om den aanhef van art. 1 te lezen«Aan de school voor gewoon en «meer uitgebieid lager onderwijs, enz." Aldus geamendeerd in omvraag gebragtwordt art. 1 aange nomen met 14 tegen 4 stemmen die van de heeren Bruinsma BloembergenRengers en Dirks. Art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 3. De heer Rengers merkt opdat na de bij art. 1 genomen beslissing waarschijnlijk ook aan de in dit art. bedoelde school n zal dieuen te worden gegeven. De raad im- een anderen naam '/.ill U1CUCU l>0 nuiuvu gvgwu. mers heeft als zijn oordeel uitgesproken dat de officiële wette lijke benaming moet worden gevolgd en met het oog daarop zou spr. meenen dat het in art. 3 gebezigd woord burgerschool met het gevoelen van den raad strijdt. De heer Duparc heeft zich bij meer dan een gelegenheid met de benaming der scholen bezig gehouden en i9 van oordeel dat er eigenlijk geen enkele school isvan welke de naam goed ia. Een zijner medeleden herinnerde hem er zoo juist aan dat men in eene naburige gemeente onlangs ook bezwaar had tegen het woord armenschool. En teregt, armenscholen kent de wet nietwel scholen voor kosteloos onderwijsevenmin kent de wet tusschenscholen. Maar dit zijn namen die men aan de scho len heeft moeten geven om haar van elkander te kunnen on derscheiden. In strijd met de wet is dit ook geenszins, en spr. heeft dit zoo straks in het minst niet beweerd maar hij heeft zich op de onlangs vastgestelde verordening beroepen. En nu er tegen die verordening die door hooger gezag is goedgekeurd, geen wettelijk bezwaar is geopperdgelooff hij dat men de tot dus ver aan de scholen gegeven namen gerust vooreerst nog kan behouden. Het zoo straks door spr. aangevoerd bezwaar was vooral ditdat de bij deze verordening voor de in art. 1 ge noemde school voorgestelde benaming niet uniform was aan die, in eene andere verordening voorkomende. Volgde de raad thans het denkbeeld van den heer Rengers, men zou genoodzaakt zijn onderscheidene verordeningen te wijzigenwaarin dezelfde be-' namingals thans voorgesteldwordt aangetroffen. Art. 3 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenome: Art. 4. De heer Dirks ziet in dit art. eene verandering aangebragt. Voor scholen van 371—420 leerlingen, zijn in plaats van vier, drie hulponderwijzers 3e klasse gesteld. In de bij de courant uitgegeven exemplaren der bijlage treft hij die wijziging niet aan, waarom hij gaarne hieromtrent eenige opheldering zou ontvangen. De Voorzitter antwoordt den heer Dirks, dat de bedoelde verandering het gevolg van eene drukfout is. Het moet werke lijk drie zijn. De art. 47 worden hierna alle zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens wordt de verordening in haar geheel mede zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, als gevolg waaivan is vast gesteld de volgende VERORDENING, regelende hot gotal dor onder wijzers aan do openbare lagoro scholen to Loou- warden. De raad der gemeente Leeuwarden Gezien art. 18 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad no. 103); Overwegende, dat eene regeliug van het getal en den rang der onderwijzersdie in de scholen voor lager onderwijs werkzaam zijn, wenschelijk is .1' Besluit Art. 1. Aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs zijn werkzaam een hoofdonderwijzer een eerste hulp onderwijzer in het bezit der akte van hoofdonderwijzer en be voegd tot het onderwijs in een of meer levende talen en de wiskunde; twee hulponderwijzers 2e klasse met akte van hoofdonder wijzer en bevoegd tot het onderwijs iu de beginselen van het fransch; twee hulponderwijzers 3e klasse. Art. 2. Aan de Fransche school voor meisjes worden van wege de gemeente aangesteld eene hoofdonderwijzeres eene eerste hulponderwijzeres, in het bezit der akte van hoofdonder wijzeres en bevoegd tot het onderwijs in een of meer levende talen en in de wiskundetwee hulponderwijzeressen, bevoegd tot het onderwijs in de beginselen van het fransch. Art. 3. Aan de burgerschool voor meisjes zijn werkzaam eene hoofdonderwijzereseene eerste hulpouderwijzeres bij voor keur iu het bezit der akte van hoofdonderwijzereseene hulp- onderwijzeres een hulponderwijzer en eene medehelpster voor de vrouwelijke handwerken. Art. 4 Aan de tusschen- en armenscholen zijn werkzaam: behalve de hoofdonderwijzers en de eerste hulponderwijzers die bij voorkeur in het bezit der hoofdonderwijzersakte moeten zijn indien de sch <ol van 100 tot 160 leerlingen teltééu hulponder wijzer 3e klasse van 161 tot 220 één hulponderwijzer 2c en één 3e klasse, 221 270 één 2e en twee 3e 271 n 320 twee hulponderwijzers 2e en twee 3e 321 370 twee 2e en drie 3e 371 n 420 drie 2e en drie 3e 421 470 drie 2e en vier 3e 471 520 vier 2e en vier 3e 521 570 vier 2e en vijf 3e Tot grondslag van bovenbedoelde berekening wordt genomen het gemiddeld getal leerlingen, dat gedurende twee achtereenvol gende jaren gelijktijdig op de schoollijst voorkwam. Art. 5. Behalve de in het vorig artikel genoemde kunnen bij de meest bevolkte scholen hulponderwijzers 3e klasse worden ge plaatstdie bepaald zullen zijn aangewezen om bij eventuele va catures of bij ontstentenis van onderwijzers op aanschrijving van burgemeester en wethouders aan tene der armen- of tusschenscho len tijdelijk werkzaam te zijn. Art. 6. Aan elke der tusschenscholen is minstens eene mede helpster voor de vrouwelijke handwerken verbondeu. Art. 7. Waar dit naar het gevoelen van den districts school opziener en den betrokken hoofdonderwijzer wenschelijk wordt geacht kunnen hulponderwijzers der 2e en 3e klasse door hulp- onderwijzeressen des vereischt bevoegd tot het geven van on derwijs in de vrouwelijke handwerken, worden vervangen. 6. Voorst-l van de heeren Wiersma van Valkenburg en van Eijsinga, tot bonoeming eener commissie om te rapporteren oven- de vraagoj in de uit te geven terreinen nabij het spoorwegstation de toepassing van het Lier uur stelsel tot afvoer van Jaecale stoffen wenschelijk en uitvoerbaar is (Zie 't verslag der zitting van 28 November jl.bladz. 158). Nadat overeenkomstig het bepaalde in art. 31 van het regle ment van orde tot de in overwegingneming van het voorstel was beslotenstelt de Voorzitter namens burgemeester en wethou-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1872 | | pagina 3