2 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te
deelen en het collegie de vrijheid te laten omals het daartoe
aanleiding vindt, het te doen drukken.
De heer DuparC zouwanneer de heer Attema dit niet reeds
had gedaan, zelf hebben voorgesteld het schrijven te doen druk
ken hij behoeft dus wel niet te zeggen, dat hij 't voorstel van
den heer Attema ondersteunt. De heer Jongsma heeft een over-
/.igt van de geschiedenis der zaak gegeven. Spr. wil dit aanvul
len met er op te wijzendat ook reeds een tal van rapporten
deswege zijn ingekomen en gedrukt. Hij is van gevoelen dat
het nu op het drukken van een enkel stuk meer inderdaad niet
aankomt. Maar vooral geldt dit ten aanzien van het onderwer-
pelijk schrijveningediend door mannen van de praktijk. Spr.
draagt van den inhoud van het schrijven geen kennis; slechts
heeft hij er van liooren spreken. Nu is een van tweeën waar:
óf het bevat beschouwingen over de zaakóf het is een ver
weerschrift. In het eerste geval kan het slechts den raad van
nut zijn met die beschouwingenzij mogen dan spontaan of on
gevraagd zijn bekend te zijn in het tweede geval echter brengt
de billijkheid mede, om, waar de schoolopziener vrij harde be
schuldigingen heeft uitgebragtook aan de beschuldigden het
woord te gunnen en de ingezetenen ook de verwering der leeraren,
die het best uit ervaring kunnen oordeelente doen hooren. Hij
weet wel dat den leeraren hiertoe ook andere wegen openstaan;
maar naar zijn oordeel nog eens legt de billijkheid het den raad
opom waar hij een stuk met die beschuldigingen door den
druk verspreidde, ook aan de aangevallenen de gelegenheid te
geven largs denzelfden weg de geopperde bezwaren te weder
leggen en de verdediging te brengen onder denzelfden kring van
lezers. Het hoort en wederhoorl wenscht hij te hebben toegepast.
De heer Bloembergen zag in het drukken bezwaar omdat men
daarmede een antecedent zoude scheppen. Spr. hecht aan deze
bewering weinig waardeomdat hij iedere zaak op zich zelve
wil hebben beschouwd. Intusschen verklaart hij er zich voor-
loopig bij te kunnen neerleggen om het stuk ter visie te leg
gen ten einde dan in eene volgende vergadering over het al of
niet drukken worde beslist als wanneer al de leden van den
raad de gelegenheid zullen hebben gehadhet stuk te lezen en
te beoordeelen. Hij vertrouwt dat ook de heer Attema zich
hiermede zal kunnen vereenigen.
De heer Bloembergen merkt nog opdat in het schrijven
volstrekt niet de wensch wordt te kennen gegevenom het te
doen drukken. Het kan dus de vraag zijn of de leeraren het
wel met die intentie hebben ingediend en het zooals het daar
ligt wenschen gedrukt te zien.
De heer Rengörs kan naar aanleiding van de laatste opmer
king van den heer Bloembergen mededeelendat hij nog dezen
morgen van een der leeraren heeft vernomen dat deze prijs stel
len op het publiceren van hun schrijven
Hoewel spr. het min of meer personeel karakter dat in de ge
dachten wisseling over de hoogere burgerschool doorstraalt be
treurt en vreest dat de hoofdzaak daaronder welligt zal lijden
acht hij toch de inhoud van deze laatste missive in andere op
zichten te belangrijk om daarvan de kennisneming aan het pu
bliek te mogen onthouden. Overigens kan hij zich met het denk
beeld van den heer Duparc vereenigen om eerst in eene volgende
vergaderingwanneer de raad kennis van de missive zal hebben
genomen, over het publiceren daarvan eene beslissing te nemen.
De heer Attema heeft er niets tegendat in de volgende
vergadering over het door hem gedaan voorstel worde beslist.
Hij had echter liever gehad, dat maar dadelijk de zaak ware
uitgemaakt. Betreuren zou het evenwelzoo dadelijk werd uit
gemaakt, dat het schrijven niet zal worden gedrukt; en dit zou
geschied zijnindien men het eenvoudig had ter visie gelegd
zooals door den voorzitter is voorgesteld.
De Voorzitter merkt op, dat een besluit om het stuk ter
visie te leggen nog geenszins belet in eene volgende vergadering
Leeuwarden, van 9 Januarij 1873, 's voormiddags.
tot het drukken er van te besluiten. Voor 't overige moet hij
er nog op wijzendat men door de gelegenheid te geven tot het
drukken van replieken op zoodanig advies als dat van den school
opziener de vrijheid in het geven van advies door met den raad
in betrekking staande ambtenaren belangrijk beperkt. Had de
raad met de leeraren der rijks hoogere burgerschool iets te jma-
kenhet zou nog wat anders zijn. Handelende in den geest van
den heer Duparczou deze vergadering in plaats van een admi
nistratief een regterlijk collegie worden. Ten slotte moet spr.
er tegen waarschuwen den raad niet den trechter te doen zijn
om op kostelooze wijze de lust van adviezen door den druk te
verspreiden te bevredigen. Stellen de leeraren er prijs opdat
hunne wederlegging algemeen bekend wordewelnu zegt
spr. laten ze het doen door middel eener brochure of door
de dagbladen.
De heer Duparc wil gaarne erkennen dat er tegen het druk
ken van het schrijven wel iets te zeggen ismaar van den an
deren kant is er ook veel voor. Hij wijst er ophoe onlangs
bij de indiening van ontslag door sommige leden van de com
missie van toezigt op het middelbaar onderwijs, bij herhaling,
zonder eenig bezwaaruitvoerige missives in het verslag zijn op
genomen waarbij die leden hunne zienswijze over wetsbepalin
gen enz. ontvouwdendiehoe belangrijk ook eigenlijk den
raad regtstreeks niets aangingendaar zij betrekking hadden tot
een soort van conflict met den minister van binnenlandsche za
ken. Dat zegt spr. waren toch eveneens ongevraagde
adviezen. Hij wil het den voorzitter toestemmen, dat de raad
niet is een regterlijk collegiemaar dit zal men toch ook wel
willen erkennen dat de raad de autoriteit isdie op het laatst
uitspraak moet doen over al de uitgebragte adviezen waaronder
ook het advies van den schoolopziener behoortdat de indiening
van het thans in behandeling zijnde stuk heeft uitgelokt.
De heer Wiersma kan zich geheel vereenigen met de le
den die bewerendatnu al de 6tukken zijn gedruktmen
niet goed zou doen met het nu ontvangen schrijven van de
leeraren niet te doen drukken. Aan den anderen kant kan hij
zich ook vereenigen met de opmerking van den voorzitter
dat het niet kan opgaan om het oordeeldat particulieren over
gemeentezaken uitspreken door middel van het verslag publiek
te maken. De raad staat hier voor een schrijvendat een ge
volg is van de verspreiding van het verslag van 's raads hande
lingen nu zou spr. willen vragenof het welligt geen overwe
ging verdient het schrijven uitsluitend voor de leden van den
raad te doen drukken. De ontvangen rapporten toch zijn ook
meer bepaald voor de leden bestemd dan voor de publiciteit.
Spr. wenscht van deze gelegenheid tevens gebruik te maken om
aan het dagelijksch bestuur in overweging te geven de publiciteit
voortaan alleen toe te passen op die stukkenwelke alleen op
den raad betrekking hebbenen de adviezen van ambtenaren en
autoriteien in een anderen vorm uitsluitend voor de leden van
den raad te doen drukken.
De heer Jongsma moet nogmaals op den voorgrond stellen,
dat dit stuk niet bij de zaak behoort, omdat de schrijvers er
van in deze zaak geen partij zijn. Men heeft getracht op deze
zaak, thans bij een administratief collegie aanhangig, een ada-
guim uit de regtszaal toe te passen. Men heeft gezegd //de raad
behoort ook de wederpartij te hooren." Spr. voert daar tegen
aan er zijn hier geene partijen. Wil men regtsvormen in deze
toepasselijk maken, dan zoude men de schrijvers van het stuk,
intervenienten of tusschenkomende partijen kunnen noemen
doch dan zelfs verliest men geheel uit het oogdat zij door
den raad nog niet als intervenienten zijn toegelaten. De raad
heeft het advies gevraagd van sommige ambtenaren en dit ad
vies doen drukken. Hierbij hadden de leden van den raad die
dat besluit namen, belang. Het zij er verre van af, dat spr.
zou willen bewerendat de leden ook bij het schrijven der
leeraren van het middelbaar onderwijs geen belang kunnen heb-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te
Leeuwarden, van 9 Januarij 1873 'svoorraiddags.
ben; maar, hij herhaalt het, het behoort niet bij de zaak. Het
is een ongevraagd advies. Willen de heeren advizeursdat het
publiek daarvan zal kennis nemendan moeten ze zelf voor de
publiekmaking zorgen. Door dat schrijven te doen drukken be
gaat men eene onbillijkheid tegenover de ambtenaren wiens ad
vies men vroeg en die krachtens hun ambt zijn verpligt dat ad
vies te geven. Buiten deze vergadering heeft spr. over het ont
vangen schrijven hooren spreken en daarbij vernomen dat het
de wensch van de schrijvers was het te doen drukken van wege
den raad. Hij heeft daartegen toen reeds aangevoerd dat de
schrijvers in deze zaak derden zijn en hij zich dus niet kon
voorstellen hoe men kon verwachtendat het zou worden ge
drukt namens den raadop 's raads kosten. Hij laat het wen-
schelijke van het drukken daarhij zou het zelfs van belang kun
nen rekenen, dat het schrijven voor de leden werd gedrukt;
maar dit beweert hij dat het publiek geen regt heeft om met
de zaak van wege den raad in kennis te worden gesteld. Zijn
de stellers door den schoolopziener gegriefd laten ze zich daar
tegen verdedigen in een dagblad of in eene brochure. Spr. zal
er nooit toe medewerken om den raad te maken tot publielcmalcer
(hij weet er geen beter woord voor) van particuliere grieven.
Hij zegt in deze beschouwing eigenlijk al verder te zijn ge
gaan dan noodig iswant hij heeft gesproken van particuliere
grievenen als hij het stuk van den schoolopziener goed gele
zen heeftdan heeft deze geen particuliergeen leeraar bij het
middelbaar onderwijs gegriefd, maar is hij alleen te velde getrokken
tegen eene eenzijdige wetsopvatting ten voordeele van het mid
delbaar ten nadeele van het lager onderwijs.
Hierop wordt in overeenstemming met het door den voorzitter
gedaan voorstel besloten het ontvangen schrijven voor de leden
ter iuzage te leggen.
5. De rekening van de kamer van koophandel en fabrieken
over 1872.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de
heeren Attema, van Sloterdijck en Buma.
6. Een adres van A. van Jelgerhuis en W. Ho'ekstra, houdende
verzoek om aan de Schoolstraat eene grootere breedte en een
anderen naam te geven.
7. Alsboven vau R. van der Heide c. s.tot het maken eener
bestrating langs den Singel van af de Weerklank tot aan de
Yijversbrug.
8. Alsboven van W. A. Bleijenbergom eervol ontslag als
hulponderwijzer aan de school voor gewoon en meer uitgebreid
lager onderwijs.
9. Adressen van A. J. Hogenhuis en P. Rikkershulponder
wijzers der 3e klassehoudende verzoek om tot hulponderwij
zers 2e klasse te worden bevorderd.
De sub 69 vermelde adressen zijn om berigt en raad in
handen van burgemeester en wethouders gesteld.
III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingbrief vermelde punten.
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het weder inhuren
van het schoollokaal in de Heerestraat.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
na. Voor de gemeente van den heer Jurjen Willem Schrein-
hout in huur te nemen het hem toebehoorend schoollokaal,
staande in de Heerestraat te Leeuwarden letter Cno. 44
voor het tijdvak van 12 Mei 1873 tot 12 Mei 1874, tegen een
huurprijs van twee honderd en vijftig gulden en verder op door
burgemeester en wethouders met hem vast te stellen voorwaarden.
i/b. Het sub a genoemd schoolgebouw te bestemmen tot hulp
lokaal der tusschenschool le klasse."
De heer Suringar wenscht te wetenwaarom de eigenaar
bezwaar maakt ook het zich in 't lokaal bevindend ameuble
ment aan de gemeente te verhuren.
De Voorzitter gelooft, dat het den heer Suringar welligt
onbekend zal zijndat het schoollokaal van eigenaar is verwis
seld. Den vorigen eigenaarden heer van der Heidebehoorde
ook het ameublementvan daar dat bij die gelegenheid ón
lokaal èn ameublement in eens zijn gehuurd. Spr. kan er nog
bijvoegendat men omtrent het ameublement met den heer van
der Heide in onderhandeling is tot het maken van schikkingen.
De conclusie van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
2. Voortel van burgemeester en wethouders tot verhuring der hui-
zinge op den hoek der Prins Hendrikstraat aan P. Tanja.
Met 18 tegen 2 stemmen, die van de heeren Jongsma en Du
parc, wordt overeenkomstig de conclusie van het voorstel be
sloten
De aan de gemeente behoorende woning op den zuidoosthoek
van de Prins Hendrikstraat alhiervoor den tijd van een jaar
en wel van 12 Mei 1873 tot gelijken datum van het jaar 1874,
op de gewone voorwaarden aan den heer P. Tanja in huur af
te staanvoor eene som van ƒ450.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de
Wed. L. de Bruin om op nieuw met eene gratificatie te worden be
giftigd.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt met 14
tegen 6 stemmen (die van de heeren WijbrandiDuparcBruin-
sma, van Valkenburg, van Sloterdijck en Jongsma) besloten:
Aan Johanna KetaWeduwe van Leendert de Bruin, gedu
rende het jaar 1873 eene tegemoetkoming in haar lerensonder-
houd te verstrekken van j 2 per week.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van
D. J. Nijdam om een stuk grond aan hem in eigendom over te dragen
Zich vereenigende met de conclusie van het voorstel wordt
door de vergadering besloten
1°. Te verklaren dat de hierna sub 2 bedoelde grond niet
meer ter openbare dienst bestemd zal zijn.
2°. Aan Dirk Jans Nijdam koopman te Leeuwarden voorbe
houdens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten:
a. Gratis in eigendom af te staan den grondbenoodigd om
zijne huizinge lett. C, no. 154, aan de Oosterkade en de ge
dempte Keizersgracht zoowel als aan de Oosterstraat te brengen
in de rooijing der aldaar bestaande gebouwen.
b. Tot wederopzeggens om niet in gebruik te geven den
grondbenoodigd voor het maken van stoepen langs de oost-
wést- en noordzijde van de sub a bedoelde huizinge, op de vol
gende voorwaarden
1°. de verbouwing der genoemde huizinge moet geschieden
binnen een jaar na dagteekening der goedkeuring van dit be
sluit door gedeputeerde staten
2°. bij die verbouwing moet de noordoosthoek der te stichten
huizinge rond worden gemaaktgetrokken met een straal van
1,50 meter en de in de rooijing van de Oosterstraat te plaatsen
noordelijke muur op minstens 6,4 meter afstand uit den zuidelij
ken muur van het daar tegen over staande huis lett. C, no. 149a,
worden opgetrokken
3U. de langs de oost-, west- en noordzijde der huizinge te leg
gen stoepen moeten worden gemaakt ter breedte en met afron
ding als door den gemeente-architect zal worden aangewezen
4°. de kosten op dezen afstand van grond vallende, komen
ten laste van den adressant.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van J.
Ruding c. s.daarbij verzoekende
a. zeo mogelijk op het besluit van den 4 November jl. terug
te komen en de aardewerken der schietbaan aan den laagsten
inschrijver te gunnen
b. om de personen, die het werk zullen uitvoeren, ouder even