14
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 Januarij 1873 's avonds.
maken, of de overtreding al of niet willekeurig is begaan. Ook
ziet hij de noodzakelijkheid der voorgestelde bepaling niet in.
Iemanddie zich op het ijs waagt, moet zich zeiven tegen onge
lukken weten te hoeden.
Den heer Rengers lacht de voorgestelde bepaling toe. Wel
gelooft hijdat het constateren er van moeijelijkheden oplevert
maar als men een blik werpt in de gemeentelijke politieverorde
ningen zal men onderscheidene strafbepalingen aantreffen, waarvan
de o vertreding eveneensmoeijelijk te constateren is. Hij noemt slechts
het verbod van 't verontreinigen der publieke straten. Hoe dik
wijls geschiedt dit niettrots alle waakzaamheid der politie
Maar spr. gelooft ook nietdat men van 't beginsel moet uit
gaan om iedere overtreding te constateren. De bepaling moet
meer aangemerkt worden als eene vingerwijzing aan de ingeze
tenen hoedanig ze zich hebben te gedragen. Ook in andere op-
zigten kan de bepaling naar spr.'s inzien van nut zijn. Er kun
nen zich gevallen voordoen dat uit eene mogelijke botsing schade
ontstaaten wanneer nu de verordening zegtdat men regts
moet uitwijkenzou de persoondie het tegenovergestelde deed
voor de berokkende schade aansprakelijk kunnen worden gesteld.
De bezwaren, door de heeren Wiersma en Attema geopperd,
hebben spr. niet van het overbodige der bepaling overtuigd.
De heer van Sloterdijck merkt op, dat de voorsteller tot
verdediging van zijn voorstel heeft aangevoerd, dat de moeije-
lijkheid in het constateren van overtredingen den raad niet van
het vaststellen der bepaling moet terughouden. Tot op zekere
hoogte kan spr. dit toegeven. Maar van den anderen kant is hij
van oordeeldat men bij het maken van politieverordeningen
niet tot allerlei subtiliteiten moet afdalenen dit wordt het ge
val wanneer men den laatsten spreker hoort. Dat zoogenaamde
//krukken" niet alleen volgens de verordening zullen worden be
keurd maar ook worden blootgesteld aan een eisch tot schade
vergoeding dit is toch werkelijk een gevolg dat de raad niet
moet willen. Spr. wenscht de liefhebberij van het ijsvermaak
niet in het keurslijf eener zóó beperkende verordening te binden.
Het is waar in verordeningen van andere gemeenten treft
men eene bepaling als de bedoelde aanmaar men vergete niet,
dat dit plattelandsgemeenten zijn waar de ijsbanen meer be
paald als handelswegen dienen. Men lette er wel op, dat de
hier vast te stellen verordening op alle openbare ijsbanen toepas
selijk zal zijnen dat men in deze gemeente onderscheidene
banen heeftdie meer tot ontspanningdan tot middel van com
municatie strekken. Spr. zal zich op de aangevoerde gronden
niet met het voorstel vereenigen.
Het voorstel van den heer Oosterhoff wordt hierop in omvraag
ebragt en met 11 tegen 8 stemmen, die van de heeren Westen-
ergDirks, Hommes, Oosterhoff, de With, Duparc, Rengers
en Rooseboomverworpen.
Vervolgens worden de art. 5—8 (art. 7 zooals het tengevolge
het voorstel der commissie is gewijzigd) en eindelijk de veror
dening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk de uitgifte
in exploitatie der bouwterreinen gelegen ten oosten en westen van den
nieuwen toegangsweg naar het spoorwegstation,
(Zie bijlage no. 30 van 1872).
De Voorzitter opent de beraadslaging over de algemeene
strekking van het voorstel.
De heer van Sloterdijck heeft het woord gevraagdniet
oo zeer over de algemeene strekking als wel om eene inlich-
ng te verzoeken. Bij de exploitatie van de terreinen aan de
innenzijde der gracht zijn door het gemeentebestuur afdrukken
an de plannen verkrijgbaar gesteld. Nu wenscht spr. te ver-
emenof het dagelijksch bestuur met deze terreinen op de-
elfde wijze denkt te doen. Hij gelooft, dat dit zeer in het be-
ang der exploitatie zou strekken.
De Voorzitter antwoordt, dat het in dc bedoeling ligt ook
thans weder afdrukken van de plannen verkrijgbaar te stellen
en in het algemeen datgene te doen wat strekken kan om de
bouwlustigen met de plannen van uitgifte bekend te maken.
De algemeene beraadslaging wordt hierop gesloten en punt I
der conclusie aan de orde gesteldluidende dit punt aldus
«In te trekken het besluit dd. 11 April 1867, no. 7, in zoo-
f/ver daarbij is bepaald dat in de eerste plaats de uitvoering
«der werken tot uitbreiding der bebouwde kom van de gemeente
//zich zal bepalen tot het terrein gelegen aan de binnen-of noord-
wzijde der gracht, aangeduid op het grondplan door de letters
„A,B,Cen D."
Nadat dit punt zonder hoofdelijke stemming was aangenomen
wordt de algemeene beraadslaging geopend over punt IIaldus
luidende
z/Vast te stellen
,/A. De plannen tot uitgifte in -bebouwing van de terreinen
z/ten zuiden van de stadsgracht
//1°. dat gemerkt met lett. A van terreinen gelegen tusschen
//den Stationsweg en de Harlingervaart
20. dat gemerkt met lett. B van terreinen gelegen ten oosten
z/van den Stationsweg.
z/B. De bepalingen omtrent de wijze waarop en de voorwaar-
//den onder welke ter bebouwing worden uitgegeven de per-
z/ceelen vermeld onder sub A van dit besluit.
//C. De lijst aanwijzende het minimum van a. de koopsom
//bij dadelijke betaling, b. de grondrente, c. de halve koopsom
//bij dadelijke betaling en de grondrente van de wederhelft bij
//de uitgifte van de sub II van dit besluit aaugewezen bouwter
reinen
De heer Rengers vraagt of de concept-bepalingen artikels-
gewijze zullen worden behandeld
De Voorzitter antwoordt, dat dit in zijne bedoeling ligt.
Ilij meent echter uit de gedane vraag te mogen afleiden, dat
ze in verband staat met het door den heer Rengers dezen mor
gen geuit voornemen tot het doen van een voorstel aangaande
de verpligting tot het maken van stegen. Is dat het geval dan
moet hij dat geachte lid er op indachtig maken dat thans het
oogenblik daar isom aan zijn voornemen gevolg te geven
dewijl allereerst de plannen worden vastgesteld.
De heer Rengers geeft te kennendat de voorzitter zijne
bedoeling heeft gevat. Hij wenscht daarom van deze gelegen
heid gebruik te makenom er de aandacht op te vestigendat
op het oorspronkelijk plan de stegen op dezelfde wijze waren
geplaatst als op het plan van het terrein aan de binnenzijde der
gracht, namelijk om het andere perceel, zoodat ieder perceel
eene steeg daarnevens kreeg. Tengevolge van besprekingen in
de bouwcommissie heeft het dagelijksch bestuur in dat plan ver
andering gebragtin dier voegedat het getal stegen belangrijk
is verminderd. Even als in de vergadering van het dagelijksch
bestuur moet spr. zich ook nu tegen die vermindering verkla
ren en wel voornamelijk in verband met de dezen morgen be
handelde kweslie van den afvoer van faecale stoffen. De archi
tect had met het groot aantal stegen het oog op het gemak bij
het blusschen van brand. Ook spr. acht dit voordeel niet ge
ring maar indien het het eenige ware zou hij een geringer aantal
stegen nog wel voldoende rekenen. Doch nu de kwestie van
den afvoer der faecale stoffen aan de orde is gesteld meent hij
de aandacht van den raad er op te mogen vestigendat het
voor de ojdossing dier kwestie, zeer bevorderlijk zal zijn, wan
neer nevens ieder perceel een zeker onbebouwd gedeelte aan
wezig blijfthetzij men het Liernurstelsel of eenig ander mogt
willen toepassen. Hij meentdat ook de architect het belang
der zaak in eene afzonderlijke nota heeft ontwikkeld en op het
behoud der stegen aangedrongen. Intusschen wil hij niet ter
stond een amendement voordragenmaar bepaalt hij zich tot het
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
stellen van een beginsel, dat hij bij de behandeling van art. 10
nader kan formuleren.
De heer van Valkenburg zegtdat men in de bouwcom
missie heeft gemeend het getal stegen tot op zoodanig getal te be
perken als met opzigt tot blussching van brand wordt noodig
geoordeeld. Me* heelt het verder aan de koopers willen over
laten zonder hun eenig voorschrift te geven. Algemeen toch
was men van gevoelendat ieder kooper het best zou doen
met eene steeg nevens zijn huis te maken doch men wilde de
vrijheid der koopers in dit opzigt niet aan banden leggen.
De heer Wiersma kan bij het door den heer van Valken-
kenburg gesprokene nog voegen dat men in de bouwcommissie
de vraag heeft gesteldwat het gemeentebestuur met het stel
len der bouwconditiën beoogten het eenig mogelijk antwoord
daarop is dit: om de belangen der gemeente ook na verkoop
der terreinen te waarborgen. En juist op grond hiervan heeft
men het beginsel gehuldigd het maken van stegen niet als ver
pligting op te leggendaar men het al of niet maken er van
beschouwde als eene zaak geheel in het belang der verkrijgers.
Eenstemmig oordeelde de commissie, dat het belang der ge
meente volstrekt niet vorderdedat er nevens elk perceel eene
steeg werd gemaakt; en in deze opvatting wordt spr. nog te
meer versterktdoor hetgeen de heer Rengers heeft gezegd
dat namelijk de stegen gemak opleveren zullen bij de lozing der
faecale stoffen. Spr. moet er tegen waarschuwen om de bepa
lingen die toch reeds vrij bezwarend zijnnog meer te
verzwaren. Het gemeentebelang is daarbij volstrekt niet gebaat
althans volgens spr's. oordeel. Na veel discussie met den archi
tect heeft de bouwcommissie het aantal stegen zoodanig beperkt
als zij in het belang der gemeente noodig oordeelde. Ze zijn
op de teekening aldus aangebragt, dat er geen blok huizen zal
komenwaarin men de verschillende huizen niet van minstens
twee zijden kan bereikea.
I De hèer Westenberg deelt mede, dat het bij de bouwcom
missie zeer heeft gewogendat wanneer er geene stegen wor
den gemaakt de koopers van twee naast elkaar gelegen percee-
len één gemeenschappelijken muur kunnen maken, waardoor ze
goedkooper kunnen bouwen. Men achtte het voorts onbillijk
dat bij de vorige conditiën ook het onderhoud van de verpligte
stegen op de koopers was gelegd.
De heer Dirks wijst op dc wenschelijkheiddat de te maken
veemarkt zooveel mogelijk worde beschut. Legt men nu aau
alle koopers de verpligting op om stegen te maken dan krijgt
men even zooveel tochtgaten als stegenen dit wenscht spr.
niet; hij wil de,veemarkt zooveel mogelijk beschutten.
De heer Rengors moet, naar aanleiding van het door vier
leden der bouwcommissie gesprokeneopmerken dat het ma
ken van stegen volstrekt niet is in het belang der koopers al
leen maar wel degelijk ook in het algemeen belang strekt. Hij
geeft het toedatwanneer eenmaal bij eene politieverordening
eene zekere regeling is voorgeschrevende bewoners der te
bouwen huizen zich ook aan die verordening zullen hebben te
onderwerpenmaar dan zullen ze tevens veel meer gedupeerd
worden als ze hunne huizen naar hunne eigene zienswijze heb
ben ingerigtdan wanneer de raad ze nu eene verpligting op
legt, die toch wezenlijk niet zoo zwaar is. Van de koopers der
terreinen aan de binnenzijde der gracht heeft men nimmer klag-
ten over het maken van stegen gehoord; integendeel, de meeste
eigenaren zijn er zeer mede te vreden.
Wat de objectie van den heer Dirks betreft moet spr. opmer
ken dat volgens het oorspronkelijk plan in de terreinen om de
veemarkt geene doorloopende stegen zouden worden gemaakt
zoodat het gevaar van tocht daar niet zoo groot zal zijn. Bui
tendien is de rigting der stegen zóódat de meest heerschende
winden er niet doorwaaijen.
De heer Wiersma moet er op wijzendat de heer Rengers
te Leeuwarden, van 9 Januarij 1873 'sayond». 15
zich zeer ten onregte baseert op eene verkregen ervaring in op
zigt tot de terreinen aan de binnenzijde der gracht. Wanneer
spr. nagaatwelke terreinen daar zijn uitgegeven dan komt het
hem voor, dat daar al zeer weinig perceelen worden gevonden
langs welke stegen zijn aangebragt. In de Prins Hendrikstraat
wordt evenmin eene steeg aangetroffen als in de Schoolstraat.
Wat de kade betreft daar treft men meest perceelen metopene
plaatsen aan. Er blijven slechts over de panden van de heeren
van Beijma, Overmeer, Schierbeek en Kniepstra. En nu dient
de door Schierbeek gemaakte steeg uitsluitend tot toegang naar
zijne drukkerij. Alles te zamen genomen gelooft spr. nietdat
men zich hier op eene verkregen ervaring kan beroepen.
Eenmaal aan het woord zijnde, wenscht spr. tevens nog een ander
punt te besprekende indeeling van de terreinen langs den sta
tionsweg. In de bouwcommissie is eene breede discussie gevoerd
over de vraag, welke terreinen tot het bouwen van villa's en
welke voor het bouwen van enkele huizen zouden worden be
stemd. Van den beginne af heeft bij spr. de overtuiging vastge
staan om wilde men aan de nering en industrie ook eene plaats
op het nieuwe gedeelte inruimende weg naar het station in
de eerste plaats daarvoor moest in aanmerking komen. Dit denk
beeld heeft in die commissie aanvankelijk de meerderheid ver
kregen doch tengevolge van eene intusschen voorgevallen ver
andering in de zamenstelling der commissieis die meerderheid
minderheid geworden en heeft men zich vereenigd met het denk
beeld om de terreinen langs den stationsweg voor het bouwen
van villa's te bestemmen. Spr. vindt het van minder overwegend
belang voor de gemeenteof nu juist langs dien weg enkele
huizen of villa's worden gesticht, maar wel acht hij het beden
kelijk nu reeds zoo bepaald vast te stellendat die terreinen
bepaald voor het bouwen van villa's bestemd zullen zijn. Hij
blijft van oordeel, dat, zoo ergens in het nieuwe gedeelte
nering en industrie juist op deze terreinen de aandacht zal vesti
gen. Van daar, dat hij in overweging zou willen geven het
plan zoodanig te wijzigendat wanneer iemand rnogt verlangen
een klein terreinb. v. voor een winkelhuisaan den stations
weg te koopendit toe te staan. Mogt zij* denkbeeld ondersteu
ning vindenzoo is hij bereid tot de indiening van een voorstel
om een paar dier terreinen tot voormeld doel te destineren.
De heer Westenberg heeft in de vergadering van de bouw
commissie, waarin het denkbeeld van den heer Wiersma de
meerderheid verwierftot de minderheid behoord. Hij is van
oordeeldat de terreinen langs den stationsweg wel degelijk
voor het bouwen van villa's dienen te worden gereserveerd. Ook
ziet hij niet inwaarom zich op die terreinen niet een industri
eel zou kunnen vestigen om maar iets te noemen er zou daar
zeer wel een mooi kolfljhuis of logement kunnen worden gesticht.
En daarbij wanneer men reeds zooveel doet in het belang van
den aanbouw van kleine pandendan mag men waarlijk ook
wel iets doen voor een goed aanzien der gemeente en ontegen-
zeggelijk zal dit het meest door het bouwen van villa's geschie
den in andere gemeenten doet men hetzelfde. Voor industriëlen
is er op de overige terreinen gelegenheid genoeg, zoodat men
dit betrekkelijk kleine gedeelte wel als luxe-artikel mag af
zonderen.
De Voorzitter geeft de beide heeren, die van eene wijzi
ging in de plannen hebben gesprokenin overweging thans een
daartoe strekkend voorstel in te dienen. Wanneer de plannen
eenmaal zijn vastgesteld kan het niet opgaan daarop nog weder
eene wijziging voor te dragen.
De heer Wiersma heeft zijne opinie blootgelegd en er aan
toegevoegdwanneer ze gedeeld werdeen voorstel te zul
len indienen. Daar niemand der leden tot dat einde het woord
heeft gevraagd meent hij te mogen onderstellen dat zijn denk
beeld geen bijval vindtwaarom hij van het doen van een voor
stel afziet.
De heer Rooseboom heeft de woorden van den heer Wier-