B Om berigt en advies in handen van burgemeester en wethou
ders gesteld.
B 8. Eene voordragt tot benoeming van zes hulponderwijzeressen
aan de openbare lagere scholen, ieder op eene jaarwedde van /350.
Op deze voordragt komen voor
j r
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 Januarij 1873 's avonds.
te moedigenniet te belemmeren. En om deze reden zal hij
voorstellen den termijn te verleugen.
Wat de tweede bepaling van art. 19 betreft, heeft spr. reeds
zoo straks op het onbillijke er van gewezen. Maar bij eene
nadere beschouwing is het hem ook geblekendat zij ook niet
doeltreffend is. Door deze bepaling toch zullen de verkrijgers
op grondrente niet worden getroffen. 11 ij zal daarom eene andere
bepaliug voorstellen volgens welke voor iedere maand te late
bebouwing eene geldboete wordt opgelegd. Stel toch het geval
dat iemand een huis bouwt, dat niet op den bepaalden tijd vol
tooid is dan zalvolgens de tegenwoordige bepalingde ge
meente het perceel terug nemen en het zich daarop bevindend
niet voltooid gebouw op afbraak doen verkoopen en ook den
koopprijs behouden. Doch spr. is overtuigd dat de gemeente, al
kan zij het in regten doorzetten, niet zoo onbillijk zal willen
handelen zoodat de bepaling krachteloos zal blijken te zijn.
Op grond van het aangevoerde stelt hij voor art. 19 te doen luiden
„De huizen moeten binnen drie jaren onder dak ee binnen vier
z/jaren voltooid zijnna de dagteekening van de acte van overdragt.
//Voor iedere maand dat de verkrijger in gebreke blijft hier-
„aan te voldoenverbeurt hij eene boete van honderd gulden
z/voor ieder perceel."
De heer Bloembergen heeftna het zoo straks door hem
gesprokeneweinig te voegen bij 't door den heer Wiersma aan
gevoerde wat betreft de wijziging van de eerste alinea. Hij is
het met hem eensdat met het oog op eene bouwvereenigiog
het wenschelijk is den termijn van bebouwing ruimer te stellen.
En ook wat de tweede alinea betreft moet hij werkelijk erken
nen dat de daarbij gestelde straf wat zeer rigoreus is en boven
dien met betrekking tot de perceelen die op grondrente wor
den uitgegeven, geene toepassing kan erlangen. Uit dit oogpunt
beschouwd acht hij eene andere bepaling in dit opzigt wensche
lijk. Of nu het door den heer Wiersma voorgestelde meest doel
treffend is, wil hij niet beslissen. In allen gevalle komt het hem boven
het door burgemeester en wethouders voorgestelde verkieslijk voor.
De Voorzitter mist in het voorstel van den heer Wiersma voor
de gemeente de guarantie, die ze bij de andere bepaling heeft. Hij ziet
in het opnemen daarvan zooals het luidtgevaar, oindat men een
onwilligen kooper daarmede niet dwingen kan. Stel dat iemand
een terrein koopt en niet bebouwtneem aan dat hij ook geen
middelen heeft, om daaruit de beloopen boete te verhalen
hoe zal men dan de bepaling kunnen toepassen Spr. gelooft
dat ze in dat geval krachteloos zou zijn.
De heer Wiersma antwoordtdat men voor de toepassing
der boete altijd voorhanden heeft het perceeldoor den onwilli
gen kooper gekocht. Hij wil volstrekt niet bewerendat het
door hem voorgestelde het eenige en beste middel isom tot het
bouwen te noodzakenmaar hij heeft het voorgesteldomdat
men met het door burgemeester en wethouders aangewezen mid
del geen vat op de verkrijgers van perceelen op grondrente heeft
en de bepaling toch voor consequente toepassing onvatbaar is.
Het door den heer Wiersma voorgesteld nieuw art. 19 wordt
hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 20 wordt eveneens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 21.
De heer van Valkenburg heeft uit een van het dagelijksch
bestuur uitgegaan stuk gemerktdat er door hetzelve vergunniug
wordt gegeven tot het maken van putten tot verzameling van
faecale stoffen. Hij acht dit bezwaarlijkomdat het ledigen
van die putten eigenaardige instrumenten noodig maakt, nog
al aan moeijelijkheden onderhevig is en ook de grond er door
wordt geïnfecteerd, 'tls daarom, dat hij voorstelt het woord
zinkputten te veranderen in „putten."
Dit amendementniet ondersteund wordendeblijft buiten be
handeling.
De heer Wiersma heeft op dit art. nog een amendement
voor te dragenin verband met de dezen morgen besproken zaak
van den a/voer van faecale stoffen. Hij heeft wel i9 waar wei
nig hoopdat het zal worden aangenomen maar toch moet hij
op de aanneming er van aandringen omdat de gemeente zich
anders volstrekt geen regt zou voorbehouden in opzigt tot het
in toepassing brengen van een vast stelsel van afvoer. Dezen
morgen is over deze zaak reeds genoeg gezegdzoodat spr. meent
zich van eene verdere toelichting ontsiagen te mogen achten.
Het amendement dan strekt om aan art. 21 toe te voegen de
volgende,alinea„De verkrijgers van perceelen zullen zich, wat
«de wijze van afvoer der faecale stoffen aangaatmoeten gedra
gen overeenkomstig nader door het gemeentebestuur te geven
//voorschriften, nadat de raad over de invoering van een stelsel
«zal hebben beslist."
De heer Rengers moet omtrent dit amendement opmerken
dat de heer Wiersma daarmede min of meer ontrouw wordt aan
het door hem verdedigd beginseldat de gemeente zich bij dc
vaststelling dezer conditiën enkel op privaatregtelijk terrein be
weegt. Teregt heeft de raad bij art. 10 de bepaling onnoodig
geacht dat eene latere bouwverordening verbindend zal zijn voor
de koopers der perceelen, omdat zulks uit den aard van ons ge
meen teregt volgt. Waarom nu speciaal ten aanzien van den af
voer van faecale stoffen van dat beginsel afgeweken Wanneer
de raad eenmaal bij politieverordening een stelsel van afvoer
invoertzullen ook de eigenaren dezer panden zich daaraan heb
ben te onderwerpen. Ofschoon spr. het denkbeeld van den heer
Wiersma deelt, moet hij zich toch tegen diens amendement verkla
ren ten einde consequent te blijven aan het uitgesproken beginsel.
De heer Wiersma verklaart zich volstrekt niet met het denk
beeld van den heer Kengers te vereenigenals zoude het hier
hetzelfde geval zijn als zoo straks bij art. 10. Toen wa3 het
eene te verwachten verordeningdie men toepasselijk wilde ver
klaren hier daarentegen geldt het enkel den afvoer van faecale
stoffen eene gemeentelijke exploitatie, waarbij de verkrijgers vau
terreinen zich z. i. niet aan later te bepalen wijze van exploite
ren hebben te onderwerpen, tenzij de gemeente zich daaromtrent
regten voorbehoudt. Het is dit, waaromtreut spr. bij dit privaat
regtelijk contract bepalingen wil hebben vastgesteld.
Het amendement van den heer Wiersma wordt hierop verwor
pen met 11 tegen 4 stemmen, die van de heeren van der Meu-
len Suringar Wiersma en van Valkenburg. (De heeren Attema,
Jongsma, Duparc en Rooseboom hadden voor de stemming de
vergadering verlaten).
De art. 2126 worden achtereenvolgend zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Art. 27.
Op voorstel van den Voorzitter wordt aan dit art. de vol
gende alinea toegevoegd „De betaling der gevestigde grond
rente geschiedt zonder korting ter zake eenige tegenwoordige
of toekomstige belasting en alzoo tot het volle bedongen bedrag.''
Nadat vervolgens ook de artt. 2832 achtereenvolgend zon
der hoofdelijke stemming waren aangenomen wordt op voorstel
van den Voorzitter teruggekomen op art. 6 en besloten de
aan het slot der tweede alinea voorkomende woorden „tien cent"
te veranderen in „vijf cent", de somdie ook in de vorige
bepalingen tot hetzelfde einde was aangegeven.
Hierna worden de concept-bepalingen in haar geheel zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De lijst, sub c van punt II vermeld, wordt buiten discussie en
hoofdelijke stemming vastgesteld.
Vervolgens komt punt III der conclusie aan de orde, aldus luidende:
„Burgemeester en wethouders te magtigen het huis Bellevue
„op een nader door hen te bepalen tijd publiek bij afbraak
„te verkoopen."
Ook dit punt wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
aangenomen.
Niets verder aan de orde zijnde wordt de vergadering door
den voorzitter gesloten.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 Januarij 1873.
21
I Vergadering van Dondordag 23 Januarij 1873.
I Tegenwoordig 19 leden afwezig de heeren Rengers en de
With, beide met kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester.
J I. De notulen der op 9 Januarij jl. gehouden vergaderingen
|orden gelezen en goedgekeurd,
lil. Wordt ter tafel gebragt
[l. Het rapport van het onderzoek van de rekening der kamer
koophandel en fabrieken, over 1872.
Het verslag van het in de sectiën plaats gehad hebbend on-
ferzoek van het voorstel van burgemeester en wethouders tot
fcjziging van
j ifieente-politie,
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een ver
wek van S. Beerenls, pachter der opkomsten van twee bruggen
op het Vlietom vergoeding van schadegeleden door strem
ming der scheepvaart tijdens de vernieuwing van de Boomsbrug
!4. Alsboven, tot tijdelijke opheffing van het stadswerkhuis.
5. Het tweede suppletoir kohier vau de directe belasting op
bet inkomen ten behoeve dezer gemeente, dienst 1872.
Voormelde stukken zijn ter inzage gelegd om in eene vol
gende vergadering te worden behandeld.
HB6. Eene aanvrage van den schuttersraad, om magtiging tot
het doeu van af- en overschrijvingen op de schutterij-begrooting,
Kor de dienst 1872.
^■Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de
heeren Attema, Jongsma en van Sloterdijck.
7. Een adres van het comité voor den aanleg van een lokaal
spoorweg van Leeuwarden over Herwerd enz. naar Dragten
houdende verzoek om eene bijdrage van deze gemeente in de
Jgosten der voorbereidende werkzaamheden.
a. voor de tusschenschool le Heuse
Aaltje Sonnega te Leeuwarden,
Angenietje Schotanus en
Pietje Grosjean Gorinchem
b. voor de le tusschenschool 2e klasse .-
Angenietje Schotanus te Leeuwarden
Pietje Grosjean Gorinchem en
Catharina Antonia Sjollema Boornbergum
c. voor de 2e tusschenschool 2e klasse
Pietje Grosjean te Gorinchem
Aaltje Ubbeus Leeuwarden en
Catharina Antonia Sjollema Boornbergum
d. voor de armenschool no. 1
Aaltje Ubbens te Leeuwarden
Jetske Sprongsma Arum en
Catharina Antonia Sjollema Boornbergum
e. voor de armenschool no. 2
Jetske Sprongsma te Arum
Catharina Antonia Sjollema Boornbergum en
Gerritje Knobloch Stiens;
f. voor de armenschool no. 3
Gerritje Knobloch te Stiens
Catharina Antonia Sjollema Boornbergum en
Jetske Sprongsma Arum.
Ter visie gelegdom in eene volgende vergadering tot de be-
eming over te gaan.
Het procesverbaal van de op 16 Januarij jl. gehouden veri-
jcatie der gemeentekas.
Bijvoegsel behqorsin.de bij de Leeuwarder Courant,
10. Dc balans van het stadswerkhuis, over het jaar 1872.
11. De rekening van den stads- of prinsentuin, over 1872.
De sub 911 vermelde stukken zijn ter inzage gedeponeerd.
12. Een besluit van gedeputeerde staten van 20 December 1872
provinciaal blad no. 135) houdende mededeeling van de vast
stelling der jaarwedden van de burgemeesters en secretarissen
der gemeenten in Friesland.
13. Resolutiën van gedeputeerde staten houdende goedkeuring:
a. van het besluit tot overdragt van een gedeelte der straat
achter de Wittehand aan A. Dronrijp
b. van dat tot verhuring der huizinge op den zuidoosthoek der
Prins Hendrikstraat aan P. Tanja
c. van dat tot overdragt van eene plek grond gelegen aan de
de Oosterkade, aan D. J. Nijdam
d. van dat tot aankoop van terrein benoodigd voor de stich
ting van een schoolgebouw op Okle-Galileën en
e. van dat tot het in exploitatie breDgen van de terreinen ten
oosten en westen van den nieuwen toegangsweg naar het spoor
wegstation.
14. Eene resolutie van gedeputeerde staten, houdende ontvangst-
berigt van de door den raad vastgestelde verordening op het
aanleggenonderhouden en gebruiken van de openbare ijsbanen
in de gemeente Leeuwarden.
15. Missives van de heeren P. J. H. Haijward en A. A. Huls-
hoffhoudende kennisgeving dat zij de op hen uitgebragte be
noeming tot lid der commissie van toezigt op het middelbaar
onderwijs aannemen.
De sub 1215 vermelde stukken zijn voor notificatie aan
genomen.
16. Een schrijven van den heer baron Collot d'Escurijhou
dende mededeeling van het overlijden van zijne echtgenoot vrouwe
Maria Taad Wierdsmain leven voogdes van het nieuwe stads
weeshuis.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit schrijven
met eene betuiging van deelneming te beantwoorden.
17- Eeue resolutie van gedeputeerde staten, geleidende af
schrift van het koninklijk besluit, houdende goedkeuring van het
raadsbesluit tot heffing eener belasting onder den naam van markt-
geklvoor het gebruik van de veemarkt.
De Voorzitter deelt mede, dat, aangezien de heffing voor
slechts drie jaren is toegetaanburgemeester en wethouders zich
verpligt hebben geacht de uitvoering van de voorgenomen plan
nen tot het maken eener nieuwe veemarkt, ter sprake te bren
gen omdat aanvankelijk van liet beginsel is uitgegaandat die
uitvoering niet zou' plaats hebben zoolang men geen zekerheid
had dat ook tegen de heffing van het marktgeld geen bezwaar
bestaat. Ofschoon nu de heffing voor slechts 3 jaren is toege
staan bestaat er bij burgemeester en wethouders geen zwarig
heid om tot de uitvoering der plannen over te gaan. Zij al
thans meenen redenen te hebbendat die termijn zoo beperkt
is gesteld enkel en alleen om de uitkomst over een of twee
jaar te kunnen beoordeelen en' met het oog hierop geloven zij
dat er geen bezwaar zal bestaan tegen de bestendiging der hef
fing na alloop van de drie jaren. Voor hunne verantwoording
hebben zij evenwel gemeend thans van den raad magtiging te vra
gen om met de uitvoering der plannen voort te gaan waartoe
spr. het voorstel doet.
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
III. De Voorzitter deelt mede
a. dat zijn ingekomen de adviezen gevraagd overeenkomstig
Js raads besluit van 24 October 1872 in zake de oprigting eener
school van middelbaar onderwijs voor meisjes.
Wordt besloten deze stukken met de adviezen van de plaat
selijke schoolcommissie en de commissie van toezigt op het mid
delbaar onderwas te zenden aan de raadscommissie ad hoe.