24 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 Januarij 1873. die op zijne beurt tot vermeerdering van haren bloei strektwan neer spr. nu al die blijken van belangstelling in aanmerking neemt dan gelooft hijdat de raad als ware het moreel verpligt is er toe mede te werken, dat da inrigting, welke 'thier geldt, zoo veel mogelijkgezuiverd worde van de blaamdie ontegenzeg gelijk thans weder op haar is geworpen. Spr. zal niet in eene beoordeeling van het schrijven zelf tredenomdat hij zich dan alligt partij zoude stellenen daarvoor wenscht hij zich als lid van den raad te vrijwaren. Zijn doel is slechts, dat het onder wijs aan de hoogere burgerschool op de juiste waarde worde geschat; en daartoe strekt niet alleen het schrijven zelf, maar ook de daarbij behoorende hoogst belangrijke bijlage van den directeurdie een overzigt bevat van de geschiedenis der rijks hoogere burgerschool, een overzigt, geheel er voor geschikt om over de resultaten van het onderwijs te doen oordeelen. De heer Jongsma wil niet in eene herhaling van het in de vorige vergadering gesprokene treden hij blijft bij hetgeen hij toen omtrent deze zaak in het midden bragt. Alleen wenscht hij op te merken dat door de rede van den heer Duparc de zaak thans op een ander terrein wordt gebragt. Immers, vol gens het gesprokene door dezen laden de tegenstemmers van het voorstel den schijn op zichdat zij het bezit der hoogere bur gerschool niet op waarde schatten. Het is daaromdat 6pr. de verklaring aflegt, dat hij door tegen het voorstel van den heer Attema te stemmenniet gerekend wil worden te behooren onder diegenen indien ze er al beitaan die het middelbaar onderwijs en de daarbij geplaatste leeraren gering schatten. De heer DirkS zouwanneer het voorstel van den heer At tema in de vorige vergadering aan de stemming ware onder worpen welligt daarvoor hebben gestemd maar vindt thans nu hij van het schrijven heeft kennisgenomendaartoe geen vrijheid. Hij gelooft te mogen aannemendat alle leden van den raad in den bloei der hoogere burgerschool groot belang stellenmaar dit is nog geen reden om een stuk te doen druk kendat hoe verdienstelijk oveiigens ook uitdrukkingen bevat, die geheel personeel zijn. Het komt hem voor, dat de leeraren wel eenigzins buiten hun algemeen terrein zijn gegaan en hij is bevreesd dat ook de raad buiten zijn terrein zoude gaan wanneer hij het schrijven liet drukken. Hij zegt het den heer van Eijsinga na «waar zal men ophouden wanneer dit on gevraagd advies wordt gedrukt?" Hoeveel belang ook spr. in den bloei der hoogere burgerschool stelt toch vindt hij geen re den tot het drukken van dit stukdat eene personele kwestie tusschen den schoolopziener en de leeraren der hoogere bur gerschool befreft. Bovendien het stuk is in het bezit van den raadhet kan dus tot voorlichting van de leden dienen. Tot meerdere voorlichting van het publiek acht spr. den raad in dezen niet gehouden. De heer Attema komt op tegen de beschouwing van den heer Dirks, als zoude het hier eene personele kwestie gelden. Spr. gelooftdat de kwestie het onderwijs raaktdat ze be trekking heeft op het behoud van het meer uitgebreid lager tegenover de invoering van het middelbaar onderwijs. Spr. er gert er zich minder aandat in het schrijven dat over het geheel in een humanen geest is gesteld een enkele scherpe uitdrukking voorkomt; hij herinnert slechts aan het spreekwoord //waar gehakt wordtvallen spaanders." Ook de schoolopziener zal volgens zijn inzien de laatste zijn om zich daaraan te erge ren wetendedat hier eene wetenschappelijke kwestie behan deld wordt. Om die reden althans behoeft men het drukken niet na te laten. En wat de noodzakelijkheid van het publiek maken betreftgelooft spr., dat de raad dit wel mag doen, om dat ook het gemeentebelang medebrengt, dat er juiste begrip pen over het middelbaar onderwijs bij de gemeentenaren heer- scheniets, dat nog veel te wenschen overlaat. Daarbij komt, dat opmerkingen van een autoriteit als de schoolopziener ingang vindendaarom is het billijkja noodig de andere partij te hooren en van de mannen der praktijk te vernemenwat er van de zaak is. Zonder nog antecedenten te scheppenkan men gerust tot het drukken besluiten, dewijl, wanneer men later in een dergelijk geval mogt komen dat geval afzonderlijk en op zich zelf moet worden beoordeeld. Naar spr's meening behoeft men noch wegens het stellen van een antecedentnoch uit overwegingals zoude het hier eene personele kwestie gel denvan het publiek maken van 't ontvangen schrijven zich te onthouden. De heer Bruinsma stelt even als de overige leden hoogen prijs op het bezit der rijks hoogere burgerschool en het uitmun tend onderwijs dat aldaar wordt gegeven; maar acht het gevaar lijk dit schrijven te doen drukkenomdat er meer belangrijke j kwestiën in den raad behandeld zijn, waarover o&k particulieren j en corporatien hun oordeel hebben gezegdzonder dat dit van wege het gemeentebestuur door den druk is publiek gemaakt. Hij noemt slechts de beurskwestie, de kwestie van het schorsen der kermisde verplaatsing der veemarkt enz.van alle welke j kwesliën ook in de dagbladen gewag is gemaakt. Bovendien wijst hij er opdat even goed als de leeraren aan de rijks hoogere burgerschool, ook de onderwijzers aan de lagere scholen hunne beschouwingen aan den raad zouden kunnen mededeelenj en het zou toch waarlijk wel wat ver gaanwanneer men al I die stukken liet drukken. Spr. zal zich daarom niet met het voorstel vereeuigen. De heer van Eijsinga moet opkomen tegen de zienswijze van den heer Duparcals zoude door het niet drukken van het schrijven der leeraren een tegen het middelbaar onderwijs be staand vooroordeel in de hand worden gewerkt. Waar sprake is van het betrachten der billijkheid daar gelooft spr.dat j deze al genoeg is betracht. De commissie van toezigt had het lager onderwijs aangevallen. De schoolopziener is daarop het antwoord niet schuldig gebleven. Het middelbaar onderwijs was dus reeds aan het woord geweest. Spr. wijst er voorts opdat j van het schrijven der leeraren het noodige gebruik kan worden gemaakt. In de eerste plaats zal de raadscommissie tot wel ker leden ook de heeren Attema en Duparc behooren daar van bij hare eindbeschouwingen kunnen partij trekken en ver volgens kunnen ook de leden van den raad bij gelegenheid van de openbare beraadslaging er hunne aandacht aan schenken. Spr. ontkent overigens ten stelligstedat de schoolopziener op het middelbaar onderwijs een blaam heeft geworpen; integendeel, deze heeft enkel en alleen gewezen op- en gewaarschuwd tegen overdrijving, en spr. gelooft, dat hij op veel plaatsen den spij ker op den kop heeft geslagen. De heer Duparc gelooft door den vorigen spreker verkeerd verstaan te zijn. Hij heeft niet beweerddat de raad door het niet doen drukken van het schrijven der leeraren het tegen het middelbaar onderwijs bestaand vooroordeel in de hand zoude werken maar hij heeft er op gewezendat het advies van den schoolopziener dat vooroordeel stijft en dat de door dat advies te weeg gebragte indruk zooveel mogelijk moet worden wegge nomen. Nu moge de heer van Eijsinga met spr. verschillen in het oordeel over het al of niet werpen van een blaam op het middelbaar onderwijs spr. is van gevoelen, dat, wanneer men het advies van den schoolopziener aandachtig leest, men zal moeten erkennen dat hoe cordaat (om een gebezigden tenn te herhalen) de schoolopziener zich ook uitlaat hij toch tegen het middelbaar onderwijs optrekt op eene wijze, die ieder onbe vooroordeelde moet doen verlangenom ook van de leeraren de tegenbe«chouwingen te vernemen. De heer Rooseboom verklaart zich voor het voorstel van den heer Attema, minder op gronden van billijkheid of beleefd heid tegenover de leeraren der rijks hoogere burgerscholdan wel in het publick belang. Het is waartusschen den raad en de leeraren bestaat geen officiële betrekkingmaar even waar is het ookdat de raad belang stelt in de hoogere burgerschool Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 Januarij 1873. omdat een groot deel van de aanstaande burgers der gemeente aan die inrigting opleiding geniet. En nu stelt spr. zich voor, dat er onder de ingezeten menigeen zal zijn wien de schrik om het hart zal slaan als hij bemerktdat hij door het zenden van zijnen 12 a 13-jarigen zoon naar de hooge burgerschool daar door //gedachtenloos met de massa instemt in het sirenenlied van den dag." Waar nu door den raad eene dergelijke beschul diging van een school-autoriteit als de schoolopziener ter ken- nisse van een eenvoudig burger wordt gebragtdaar ligt ook op den raad de verpligtingin het belang van het onderwijste zorgen, dat mea te weten kome, dat er tegen die bewering ten minste wel iets valt in te brengen, en het beste middel om aan deze verpligting te voldoen zal wel zijn het stuk van de leer aren der hoogere burgerschool in de bijlagen op te nemen. Spr. zal zich dus met het daartoe strekkend voorstel vereenigen. De heer van der Meulen zal zich niet met het voorstel vereenigenomdat de leeraren der rijks hoogere burgerschool gelegenheid over te hebben om hunne wederlegging algemeen be kend te maken en hij niet kan inzien dat het op den weg van den raad ligt dit hun schrijven te doen drukken. Anders zoude het zijn wanneer het advies van den schoolopziener het eenige was dat in deze zaak is uitgebragt en men dus bevreesd mogt zijn voor eene eenzijdige beschouwing maar er zijn ook adviezen in geheel tegenovergestelden zin uitgebragt en door den druk verspreid. Spr. kan dus geen reden vinden om dit ongevraagd advies te doen drukken. De heer Brunger zal ook tegen het voorstel stemmenop de gronden door den heer Jongsma in de vorige vergadering ont wikkeld. De lecture van het schrijven heeft hem tot geen an dere overtuiging kunnen brengen. De heer Suringar acht het nu er over het al of niet druk ken van het schrijven der leeraren van de hoogere burgerschool in eene openbare raadsvergaderingzooveel woorden gewisseld zijn nog bedenkelijker het aan de kennisneming van het pu bliek te onthouden dan het mede te deelen. De terughouding er van zal het publiek tot het vermoeden brengendat er ge vaar in steekt; de nieuwsgierigheid der ingezetenen zal er slechts te meer door worden opgewekt en het zal aan de leeraren wanneer zij dat willenniet ontbreken aan de gelegenheid om het toch onder de oogen van het publiek te brengen. Zonder het advies in zijn geheel of wel de uitdrukkingen, die wat scherp zijn uitgevallen in bescherming te willen nemen en die hij geheel ter verantwoording der schrijvers laat, acht spr. toch de in dat advies aangevoerde argumenten van te veel gewigt en vooral de mededeelingen in de bijlage van den directeur van te groot belang, om ze aan de kennisneming van het publiek, in zonderheid van de belanghebbende ouderste onthouden. De raadscommissie kan van het stuk gebruik maken is er ge zegd. Welnu zegt spr. wanneer de commissie zich op de daarin aangevoerde argumenten beroept, dan mist het publiek de bronwaaruit de commissie heeft geput. Spr. zal voor het voorstel stemmen zonder echter daardoor te willen worden aan gemerkt dat hij aan de leeraren der hoogere burgerschool het regt toekent om hun ongevraagd advies van gemeentewege ge drukt te zien. Finantieel bezwarend is dat drukken voor de gemeente overigens nietdewijlwanneer spr. zich niet bedriegt, èn het verslag èn de bijlagen voor eene vastgestelde som per jaar wordt gedrukt. De Voorzitter zal weinig toevoegen aan hetgeen hij in de vorige vergadering heeft gezegd. Toen echter had hij van den inhoud van het schrijven nog geen kennis genomen thans heeft hij het gelezen en komt het hem voor, dat hoezeer hij de waarde van het rapport op prijs stelt de verdedigers het stuk hebben gesteld in een geestdie hij voor publiekmaking minder wenschelijk acht. De schoolopziener heeft op strenge wijze het middelbaar onderwijs aangetast de leeraren daar entegen hebben niet alleen het lager onderwijsmaar ook den schoolopziener persoonlijk aangetast. In het schrijven der leeraren worden personele verwijten gedaan in het advies van den schoolopziener heeft spr. geen enkele persoonlijken aanval tegen de leeraren der hoogere burgerschool gevonden. Wanneer de raad tot het drukken van het schrijven besluit dan stelt hij een amb tenaardie om advies is gevraagd, bloot aan zoodanige aanvallen als dat stuk bevat. Het voorstel van den heer Attema wordt hierop in omvraag gebragt en verworpen met 12 tegen 7 stemmen, die van de hee ren Wiersma, van Sloterdijck, Rooseboom, Westenberg, Du parc Suringar en Attema. De heer Buma verlaat de vergadering. 5. Benoeming van een hulponderwijzer aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijsop eene jaarwedde van f 650. Op de voordragt komen voor A. O. Nauta te Leeuwarden S. IJ. Stoel te Leiden en J. Feenstra te Leeuwarden. De uitslag der stemming is, dat A. G. Nauta alle stemmen op zich heeft vereenigd. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van W. A. Bleijenbergom eervol ontslag als hulponderwijzer aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten Aan Wilhelm Adolf Bleijenberg hulponderwijzer aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs in deze ge meente op zijn daartoe gedaau verzoekeervol ontslag te ver- leenen uit zijne tegenwoordige betrekking, in te gaan den ln Februarij 1873. VI. De Voorzitter het noodig achtende eene zitting met gesloten deuren te houden heft de vergadering tijdelijk op. Na heropening der vergadering niets meer aan de orde zijnde wordt ze door aen voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 3