E
32
Verslag der handelingen ran den gemeenteraad te Leeuwarden, Tan 13 Februavij 1873.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 13 Februarij 1873.
33
voorstel voor lang te verschuiven. Dat ook de commissie eene
reorganisatie wenschelijk acht daarvan bevat haar verslag de
bewijzen. Ook zij keurt die reorganisatie dringend noodzakelijk.
En wanneer men nu van dit denkbeeld uitgaat, dan dunkt spr.,
dat het algemeen belang medebrengt die reorganisatie niet uit te
stellen tot dat eene regeling van pensionering zal zijn vastge
steld die bijzondere personen geldt. Wat spr. betrefthij is van
oordeel, dat het algemeen belang domineert het personeel be
lang van sommige personen.
Wat betreft dc zelfstandigheid van rapporteursgelooft spr.
dat ze in dit geval al te zelfstandig hebben gehandeld. Hij
neCint aan dat ze een zelfstandig oordeel kan uitspreken over
zakendie met het onderwerp in naauw verband staan maar
hij gelooft nietdat door de voortzetting dier nevenzaken de
gehcele hoofdzaak op den achtergrond mag worden geschoven.
Voorts is in het voorstel der commissie het bewijs gelegen
dat ze te ver gaat. Zij gaat buiten de politiewant litt. a
stelt voor: //Burgemeester en wethouders uit te noodigen aan den
z,raad ter overweging aan te bieden eene regeling van peDsione-
z/ring 't zij van alle gemeeente-ambtenaren 't zij van de dienaren
t,van politie."
Eindelijk heeft spr. nog eene bedenking. Hij heeft altijd ge
meenddat, wanneer er sprake is van pensionering, dan eerst
het tracternent moet zijn bepaald en dat naar het tractement het
pensioen zich regelt. Hier zou men juist anders om handelen.
Dit zijn in het kort de gronden wai^om spr. tegen het voor
stel der commissie zal stemmen.
De heer van Sloterdijck is het eens met de voorstelling
van den voorzitter en den heer Attema en zou zich kunnen be
palen met zich aan het door hen gesprokene te refererenware
iet nietdat de heer Jongsma hem als het ware heeft aange
wezen als den persoon die aan de zaak de eerste stoot heeft
gegeven. Hij acht zich verpligt hier tegen op te komen. Er is
in de sectie gesproken of spr. de eerste is geweest herinnert
hij zich niet 'dat, nu men bij gelegenheid der reorganisatie
van de politie meer ambtenaren zal verkrijgen cr eene reden
te meer isom de hand te slaan aan eene regeling der pensio
nering. Bedriegt spr. zich nietdan is in de sectiewaarvan
hij lid is, een voorslel gedaan, maar met 4 tegen 3 stemmen
verworpen om aan burgemeester en wethouders den wensch te
kennen te geven tot indiening van een voorstel ter zake vóór 1
April a. s. Maar voegt spr. er bij in die sectie is niet
gesproken in een geestwaarbij de aanneming der verordening
afhankelijk werd gesteld van het vaststellen eener regeling van
pensionering. Alleen is zooals gezegd het wenscnelijke van
zoodanige verordening besproken doch liet ter zake gedaan voor
stel verworpen.
De heer Rengors zegtdat hem bij de lezing van 't rapport
onwillekeurig voor den geest komen de regels van den dichter:
poëzie schuilt overalenz.indien men slechts voor poëzie
regeling van liet pensioneten lezen kon was dat viertal dicht
regels volkomen toepasselijk. De pensionering toch is eene
kwestie, die gewoonlijk een maal of vijf in 'tjaar, dan bij
deze, dan bij die gelegenheid, wordt ter sprake gebragt. Ook
nu is ze weer zeer onverwacht door de commissie van rappor
teurs te voorschijn gebragt. Door vorige sprekers is reeds vol
doende aangetoond dat het strijdt met de orde van werkzaam
heden, wanneer eene zoo speciale kwestie te gelijk met eene
andere wordt behandeldzoodat spreker zich mag ontslagen ach
ten dit nog nader te doen uitkomen. Hij heeft dan ook alleen
het woord gevraagd otn op te komen tegen het door den heer
Wiersma geopperd bezwaar, dat, indien de politie thans wordt
geregeldzonder dat er tevens eene regeling van pensione
ring wordt vastgesteldmen later niet in de gelegenheid zal
zijn eene later vast te stellen en ook door spr. zeer gevvensehte
regeling op de nieuw te benoemen ambtenaren toepasselijk te
verklaren. Dat bezwaar klinkt wel wat vreemd. Had men nu
reeds een beginsel voor pensionering de bewering zou nog
eenigermate zijn te billijken maar zoo als de zaken zijn kar
thans geen enkel ambtenaar op pensioen aanepraak maken. Al
zou het ook voor de betrokken ambtenaren met ecuige geldelijke j
opoffering gepaard gaan dan dunkt spr.zal de invoering eener j
va>te regeling nog volstrekt geen bezwaar opleveren daar als- j
dan een regt, wordt verkregen terwijl men nu geheel van het
goedvinden des raads afhankelijk blijft. In allen gevalle geldt
het geopperd bezwaar toch ook voor de nu in dienst zijnde amb-
tenaren. Hoe krachtig spr. zich dan ook steeds heeft verklaard
voor de wettelijke regeling van pensioenen en wachtgelden
toch kan hij zich niet met de zienswijze der commissie vereeni
gen om thans over dat gewigtig punt een votum der vergade-
ring uit te lokken.
De heer Dllparc zegt, dat na het door onderscheidene spre
kers aangevoerde van hem zeker weinig nieuws zal worden ver
wacht. Hij wen8cht echter terug te komeu op het zoo herhaal
delijk gebruikt woord verband. Er is gesproken van geen ver
band weinig verbandwaarschijnlijk verbandenz. Eu nu ge
looft spr.datwanneer er een verband kan worden aangenomen,
het dan in het volgende zou moeten worden gezocht. Men reorga
niseert de politie; men stelt per.-oncn aan en bezoldigt deze:
na eenige jaren hebben ze uitgediend en nu komen ze op hun
ouden dag iets uit de gemeentekas verzoeken. Dit, dunkt epr.
is het eenige verband dat tusschen het voorstel tot reorganisatie
der politic en dat tot het vaststellen eener regeling op het ver-
leenen van pensioen zou kunneo bestaan. En als men dit in
aanmerking neemt en men let er opwat in andere gemeenten
in zake het vcrleencn van pensioen geschiedt, dan zou men
bijna kunnen zeggen, dat er in het geheel geen verband bestaat.
De commissie heeft tusschen beide zaken verband mcenen te
zien en is daardoor gekomen tot het ideeom bij het invoeren
eener pensioen-regeling eene korting op de tractementen toe te
passen. Doch nu moet spr. er op wijzendat in sommige ge
meenten eene pensioen-regeling is tot stand gekomenzonder
dat daarbij eene kortiDg op de tractementen is bepaald. De
vraag is dus, hoe men in deze gemeente in zake het toekennen
van pensioen zal te werk gaan. Wil men het laatstbedoeld sys
teem volgen dan bestaat er tusschen beide zaken hoegenaamd
geen verband. Alleen in geval men eene korting op de tracte
menten wil toepassen zou er van eenig verband, iu den reeds
gemelden zinsprake kunnen zijn.
De lieer Wiorsma moet naar aanleiding van 't door den
heer Rcngers gesprokene verklaren dat werkelijk bedoeld be
zwaar zeer bij hem heeft gewogen en hij door liet door dien
spreker aangevoerde daarvan niet is teruggebragt. De commissie
is van liet denkbeeld uitgegaan, om bij invoering eener pensioen
regeling eene korting op de tractementen toe te passen. Zij
gelooft, dat dit wel noodzakelijk zal zijn, wil men althans de
gemeente niet al te veel bezwaren. En nu is zij uitgegaan van
de onderstellingdatindien eerst de ambtenaren worden aan
gesteld en later eene pensioen-regeling wordt gemaakthet dan
van zelf spreekt, dat de aangestelden zich niet aan eene korting
op hun tractement zouden behoeven te onderwerpen. Het is
waar, dat de menschen wel gemoveerd zouden kunnen worden
om in het pensioenfonds deel te nemenmaar dit is niet het
zuivere standpuntdat de gemeente moet innemen. Intusschen
zou het bezwaar van spr. kunnen worden opgehevenwanneer
bij de benoeming der politiedienaren eenig voorbehoud omtrent
de toetreding tot het fonds werd gemaakt; doch aangezien de
gemeentewet geene inmenging van den raad bij de benoeming
van politiedienaren toelaat*is de door de commissie voorgestelde
wijze de eenigeom eene weigering van de ambtenaren te voor
komen.
Spr. moet voorts weerspreken de bewering van den heer Dirk*
als zou de peasionering van ambtenaren een particulier belang
gelden. Dc commissie, dit kan spr. verklaren, heeft bij haar
voorstel niet het oog gehad op het belang van particulieren
maar op dat van de gemeente. Dat de commissie met haar
P voorstel verder is gegaan dan de politie eu ook andere ambte-
j naren er in begrijptis niet geschied om ook ten opzigte van
deze bij deze gelegenheid eene beslissing uit te lokken maar
enkel omdat zevan de politie alleen sprekende zich voor eene
(T pensionering van deze met uitsluiting van anderen zou hebben
Juilgesproken. Dit wil de commissie niet; ze wenscht in 't geheel
a niet daarover te beslissen.
De heer Jongsma gelooft, dat omtrent het verband der
4 beide zaken de raad uitspraak zal moeten doen en dat men
ten gevolge die uitspraak nooit meer zal bekomen dan eeu sub
jectief voordeel van de meerderheid omtrent de grenzen van die
J zelfstandigheidwijl noch de stelling van den voorzitter, noch
Bdie van de commissie met ronde woorden in het reglement van
^pforde staat. Het verband is door de commissie in het rapport
^aangetoond zij wenscht de pensionering afhankelijk te stellen
[van inhouding op de tractementen. Spr. gelooft, dat dit het
eenig verband is en hij beschouwt het als een belangrijk ver
band.
3 De heer van Eijsinga kan bij nader inzien niet meógaan
met zoovele leden, die er de commissie een verwijt van maken
H dat zij hare bevoegdheid heeft overschreden. Heeft spr. het wel
dan heeft de voorzitter gewezen op de wijze van behandeling
H van voorstellen door leden van den raad ingediend. Hij gelooft
echter, dat een beroep op het betrekkelijk artikel van het regle-
J ment van orde niet wel kan opgaan. Wanneer hij daarentegen
let op de bepalingen aangaande het onderzoek in de sectiën en
i daarin aan de commissie zonder eenige beperking ziet opgedragen
het doen van bepaalde voorstellen en de commissie door eene
naauwgezette overweging tot eene conclusie komtdie van het
voorstel, dat onderzocht is, afwijkt, dan gelooft hij, dat de be-
handeling daarvan bij het reglement is aangewezen. En nu stelt
spr.datzoo de rapporteurs de gronden aanvoerendie er toe
leiden om de behandeling van een voorstel uit te stellenzij
dan tot zoodanig voorstel geregligd zijn. Dit is de redenwaar-
om spr. tegen het voorstel van den voorzitter zijne stem zal
uitbrengen.
De heer Dirks moet den vorigen spreker opmerkendat de
zaak alleen eenigsins ter loops in de tweede sectie is behandeld.
In de beide andere sectiën is daarover in het geheel niet ge
sproken. I)us slechts een rapporteur is er mede als liet gevoelen
van enkele leden in de vergadering der commissie gekomen. De
andere rapporteurs kwamen daar, om het zoo eens te noemen,
met schoon papier. En nu dunkt spr.dat de zelfstandigheid
wel wat te ver gaatwanneer de commissie naar aanleiding
van het door dien eenen rapporteur medegedeelde, een voorstel
doet waarvan het onmiddellijk gevolg moet zijn om de behan
deling der zaak voor lang uit te stellen.
De heer Duparc wenschttengevolge van het door den heer
van Eijsinga aangevoerde in opzigt tot de bepalingen van het
reglement van ordeop te merken dat naar liet hem voorkomt
die spreker de bepalingen betrekkelijk het onderzoek in de sec
tiën niet juist heeft opgevat Hij erkent liet, dat de zelfstan
digheid van de commissie moeijeiijk valt te definiëren hij vat
haar echter zóó op dat de commissie zich niet bloot behoeft te
bepalen bij het in de sectiën behandeldemaar datwanneer
zich na het onderzoek nieuwe gezigtspunteu omtrent de zaak bij
haar opdoen zij de bevoegdheid heeft deze in het rapport op
te nemen en des betreffende voorstellen te doen.
Hierna wordt het voorstel van den Voorzitter, om de punten
fl en b van de conclusie der commissie buiten behandeling te
houden wegens strijd met liet reglement van orde, ia omvraag
gebragt en aangenomen met 14 tegen 5 stemmen die van de
heeren WiersmaBuinavan der MculenJongsma en van
Eijsinga.
Als gevolg hiervan komt de ontwerpverordening met de daar
op door de commissie voorgestelde wijzigingen aan de orde.
Daar geen der leden daarover in het algemeen het woord
wenschte te voeren, veroorlooft de Voorzitter zich, om ten
aanzien van een paar opmerkingen in het verslag der commissie
inlichting te verstrekken. In de eerste plaats betreft dit de in-
rigting van de nachtdienst. De commissie heeft namelijk gewe
zen op het bezwaardat bij nacht de posten door slechts een
man worden bezet. Zij is van meeningdat er veel voor te
zeggen is bij nacht den omgang door twee dienaren gezamenlijk
te doen plaats hebben. Ook spr. erkent de waarheid er van
dat de dienst van een persoon niet tegen die van twee personen
opweegt. Maar moet hij opmerken men vergete nietdat
het gehalte der aan te stellen ambtenaren van geheel anderen
aard zal zijn als van de tegenwoordige nachtwachten. Ook moet
men wel in het oog houden dat de tegenwoordige nachtwachten
geheel alleen de ronde doen. Welligt is de commissie op
het denkbeeld gekomen dat thans de ronde door twee personen
gezamenlijk wordt gedaan omdat de posten door twee wachten
worden betrokken doch dit is niet het gevalzoo als gezegd
ieder persoon loopt afzonderlijk en op de helft van de ronde
ontmoet hij zijn collega. Nu zal men zeggen//dit is juist het
bezwaarde personen zijn te geïsoleerd Doch hiertegen moet
spr. aanvoerendat dit maar gedeeltelijk waar is. De gemeente
is thans in 7 posten verdeeld en deze worden te zamen door 14
personen betrokkenieder van deze gaat een verschillenden weg.
Bij de nieuwe organisatie worden er 8 posten betrokken. Dan
zal b. v. post 1 post 3 ontmoeten in de Weerdt, post 2 op den
hoek der IJvobrouwersteeg en dezen, wanneer het licht is, zien
van uit de Sint Anthonystraat. Post 2 ontmoet post 1 in de
Yvobrouwersteegziet verder post 1 in de Pijlsteeg en kan post
5 zien enz. Spr. weet weldat het moeijeiijk is van een en
ander een goede voorstelling te geven hij deelde het trouwens
enkel ook mede om aan te toonen dat de verschillende posten
van tijd tot tijd met elkander in aanraking komen en niet zoo
geïsoleerd zijn als men zich voorstelt. Er zijn echter enkele
posten, die geheel alleen zijn, zooals b.v. Achter de Hoven enz.
doch dat is tegenwoordig ook het geval. En bovendienwan
neer de omstandigheden dit noodig maken kan men zoodanige
posten verdubbelen, door tijdelijk agenten der 4e klasse in dienst
te stellenvan welke er 8 zullen worden aangesteld.
In de tweede plaats is er eene opmerking gemaakt opzigtens
de aanstelling van een onder-inspecteur. Door de commissie is
voorgesteld twee inspecteurs aan te stellen Spr. zou dit punt
ook wel bij de behandeling van art. 1 kunnen ter sprake bren
gen doch veroorlooft zich nu reeds daarop te letten. Er worden
in ieder geval twee ambtenaren vereischtdie van hoogeren rang
zijn dan de gewone politie-agenten het zij men ze inspecteur of
onder-inspecteur noeme. Deze zijn vooral voor de nachtdienst
noodig. De noodzakelijkheid van twee inspecteurs evenwel is
spr.na den commissaris en den inspecteur van politie daarover
te hebben geraadpleegdvolstrekt niet gebleken. Het is zelfs
wenschelijk voorgekomen dat tusschen beide ambtenaren eenig
verschil in rang besta. Niet zelden gebeurt het, dat beide ge
lijktijdig dienst verrigten. En vraagt spr. wie van beide
is dan de verantwoordelijke persoon indien ze denzelfden rang-
hebben Bekend is het hoe dikwijls door den eenen de schuld op
den anderen wordt geschoven. Bestaat er nu verschil in rang,
dan rust natuurlijk de verantwoordelijkheid op hem, die het
hoogst in rang is. Bleek het nog dat met twee inspecteurs de
zakeu beter zullen marcheren dan was er nog eenigen grond
voor het voorstel der commissie. Daarenboven bespaart men
met de aanstelling van een inspecteur cn een onder-inspecteur
eene jaarlijksche uitgave van J 200. Spr. ziet niet in, waarom
men zich dezA, meerdere uitgave zal getroosten, zonder dat er
eenig nut aan verbonden is. Er is bezwaar geopperd tegen het
denkbeeld, om den onder inspecteur uniform te doen dragen.
Wanneer dit het grootste bezwaar isdan beeft spr. er hoege-