70 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 26 Junij 1878. veer j 170 wordt betaald men neme daarbij in aanmerking dat de pachter iets moet verdienen en men zette dan het ge zamenlijk bedrag over in getal personendan zal men ontwaren, dat het verkeer aanzienlijk is. De architect geeft voorts te kennendatindien men eene verbinding tusschen den Grachtswal en het centrum der stad wil, dan niet aan de plaatsdoor adressanten bedoeldmaar veeleer aan de plaats van de pont bij het ziekenhuis de voorkeur moet worden gegeven. Spr. wil het niet tegenspreken dat het leggen van eene brug bij het ziekenhuis van belang zoude zijn maar toch is hij van oordeeldat het algemeen belang het meest zal worden gediend door eene brug op de door adressanten aange wezen plaats. Behalve deze argumenten voeren burgemeester en wethouders in hun voorstel nog aan dat door het leggen eener brug aan de scheepvaart een groot ongerief zou worden veroorzaakt. Spr. zou wel eens willen weten waarin dat ongerief gelegen is. De schipperij toch heeft in het algemeen over de gemeente niet te klagen waar eene brug wordt gelegdwordt ze in den reg|l ook draaibaar gemaakt; en dit in aanmerking nemende kan spr. zich niet voorstellen welk ongerief men hier op het oog heeft. Overdreven toch is de bewering als zoude dit ongerief in te ondervinden oponthoud gelegen zijndaar immers het afdraaijen eener brug aan de schipperij geen oponthoud veroorzaakt. Verder zeggen burgemeester en wethouders, dat do. aan het leggen der brug verbonden belangrijke uitgaaf niet gewettigd wordt door algemeen belang of dringende noodzakelijkheid. Dit laatste zegt spr. is slechts ..betrekkelijk waar, in zooverre er geen periculum in mora bestaat. Maar, indien men wil aan nemen dat dringende noodzakelijkheid daarin kan bestaandat bij velen sedert lang de overtuiging bestaat van de wenschelijk- heid eener brug ter aangeduider plaatsedan kan spr. de ver zekering gevendat lang vóór dat hij van de wenschelijkheid der verlangde verbinding doordrongen wasdie overtuiging bij velen reeds bestond. Dat er in het geheel geen algemeen belang zoude bestaan betwist spr. Hij heeft een algemeen belang op het oog, dat zich veel verder uitstrekt dan tot de bewoners der streekte weten het belang van een goeden rijweg van de Wir- dumerpoort naar de Hoeksterpoort. De behoefte daaraan is reeds erkend bij de vaststelling der plannen tot vernieuwing van de Vliet- sterbrug. Toen namelijk is de vraag geopperdof het niet van belang zou zijn de brug meer naar de vischmarkt te verplaatsen; doch daartegen is toen een zeer gegrond bezwaar gemaakt met het oog op de passage van de Tuinen naar het Vliet. Overtuigd was men intusschendat de rijweg er door zoude verbeteren en die verbetering kan men bereiken door inwilliging van het ver zoek waardoor men niet alleen het belang van deze adressan ten maar het algemeen belang der ingezetenen zal bevorderen. Door het leggen eener brug bij het ziekenhuis zal men dat al gemeen belang minder goed bevorderen omdat men dan toch voor een gedeelte door de stad moet rijden. Op deze gronden zal spr. zich tegen de conclusie van het voorstel verklaren. De Voorzitter heeft het woord opgevat, niet om alle door den heer van Sloterdijck aangevoerde argumenten te refuteren want hij heeft eerbied voor diens verdediging van het algemeen belangmaar enkel om te kennen te gevendat hij zich niet met zijne beschouwing over de opvatting van het algemeen be lang vereenigt. Hij wil alleen stilstaan bij het ongerief aan de scheepvaart te vereorzaken ietsdat door den heer van Sloter dijck wordt ontkend. Hij gelooftdatindien dat geachte lid zijn hand in den boezem steekthij die ontkenning niet zal vol houden. Ook al maakt men eene brug beweegbaar toch zal ze altijd voor de scheepvaart een hinderpaal zijn en zoo ergens, dan zal het juist hier ter plaatse zijn, waar de grootste schepen o. a. de beurtschepen op AmsterdamRotterdam enz.hunne ligplaats hebben. Stel nudat die schepen langs de Verlaats- brug binnen komen dan zouden ze van daar af tot hunne lig plaats vier bruggen hebben te passerenen moet spr. vra gen is dit op eene zóó kleine distantie in waarheid niet be zwarend Spr. heeft het minder goed begrepen wat de heer van Sloter dijck bedoelde met een beteren rijweg van de Hoeksterpoort naar de Wirdumerpoort. Toch moet hij daartegen opmerken, dat het steeds een gebrekkige weg zal zijndewijl de passage bijlangs het.huis de Roode Boer zeer naauw en het eind weg van daar tot de Potmargebrug zeer gebrekkig is. Bovendien mas naar spr's meening de Grachtswal niet bogen op den naam van koninklijke weg. Trouwens er bestaat ook gelegenheid om door de stad te rijden en spr. betwijfelt het of die distantie Bog niet korter isdan het geval zoude zijnindien men hier eene brw legde. Dit gelooft hij te mogen aannemen dat men in verkop ting van den afstand niet zal winnen. Daaruit nu wordt door den heer van Sloterdijck het algemeen belang verklaard doch spr. betwijfelt het zeer of met het oog daarop de gemeente zich een offer zou mogen getroosten van eenige duizende guldens voor het maken der brug, plus de jaarlijksche uitgaven voor onder houd en bediening. Het is vooral dit laatste dat burgemeester en wethouders heeft weerhouden vooralsnog tot inwilliging vao het verzoek te adviseren. De heer Bruinsma wenscht bij het door den voorzitter ge sprokene nog te voegen, dat in 1871 de brugwachter bij de Prins Hendrikbrug aauteekening heeft gehouden van het gelai schependat die brug is gepasseerd. Vergist spr. zich nietdan bedroeg dat getal twaalf duizend. Stel nu dat de helft van dat getal de Potmarge is ingevaren dan blijft er voor de te leggen brug nog een zes duizend tal over. Men kan zich daaruit ver klaren welk een ongerief de voetgangers die thans gelegenheid hebben om met de pont over te stekenvan het zooveel malen afdraaijen der brug zullen ondervinden. Het oponthoud, daar door veroorzaaktis gemakkelijk af te leiden uit hetgeen bij de Vlietsterbrug voorvaltdaar staan soms een vijftigtal mensehen gelijk te wachten. Wat men dus aan den eenen kant met de brug voor rijtuigen zal winpenverliest men aan den anderen kant voor de voetgangers. Wat aangaat het belang van een rijweg van de Hoeksterpoort naar de Wirdumerpoort merkt spr. op dat de Vlietsterbrug tot rijbrug is ingerigtniet om oedoelden rijweg te provoceren, maar ten einde, bij mogelijk ongeluk met de Hoeksterpoortbrug, een toegang tot de stad te hebben voor de rijtuigen die langs den Zwartenweg binnenkomen. De heer Dirks merkt op, dat door de verbreeding van de door- vaartswijdte der Boomsbrug de passage met groote schepen langs het Vliet zeer is toegenomen. Die schepen echter moeten thaiis nog benoorden de stad omvarenwijl ze met hun staand want niet de Wirdumerpoortbrug kunnen passeren. Is eenmaal ook die brug door eene draaibrug vervangen wat zeker wel niet lang meer zal duren dan zullen bedoelde schepen ook langs de zuidzijde der stad varen en dus het bezwaar van opont houd enz. doen toenemen. Dit argument wenschte spr. nog te voegen bij het door den voorzitter en den heer Bruinsma ge sprokene waarmede hij zich geheel vereenigt. De heer van Sloterdijck is nog niet overtuigddat eene brug aan de scheepvaart ongerief zal veroorzaken. Men spreekt van groote schepen maar spr. gelooft te mogen aannemendat de doorvaartwijdte der brug aan de breedte der schepen zal geüvenredigd zijn. De heer Bruinsma heeft gewezen op net ge tal malendat de brug zal worden gedraaiddoch merkt spr. op dit is een last voor den brugwachter, niet voor de scheepvaart. Spr. moet voorts bedenkingen opperen tegen de voorstelling van den voorzitteromtrent het gebrekkige van den rijweg. Dat de weg van af de Potmargebrug tot het huis de Roode Boer niet zeer bruikbaar isvalt niet tegen te spreken evenmin als de beweringdat de weg toch in ieder geval breed genoeg is om er een geschikten weg van te maken, Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 2<> Junij 1878. 73 teren om thans tot de uitvoering over te eaan. Ofschoon ook hij voor het voorstel zal stemmen gelooft hij tochdat het wcl- ligt overweging verdient de aanbesteding zelve nog eenigen tijd uit te stellen. Volgens hetgeen spr. in de laatste dagen heeft gehoord, is de bouwlust thaiis zoo groot en zijn er zooveel wcr-4 ken onder handen dat het niet anders kan of men moet duur bouwen. Van belang acht hij bet daaromdat het dagelijksch bestuur met het schooltoezïgt in gedachtenwisseling trede of misschien niet de uitvoering tot het najaar zou kunnen worden uitgesteld dan althans heeft de aannemer gelegenheid den win ter te benuttigen tot voorbereiding van een en ander. Men zal in dit opzigt wel met het schooltoezigt in overleg moeten tre den omdat de stichting dezer nieuwe school in verband staat met de le armenschooldie in de tegenwoordige tusschenschool le klasse zal worden overgebragt. Gedoogt nu de toestand van die armenschool eenig uitsteldan is het wenschelijk niet met te veel spoed tot de uitvoering van het aanhangig plan over te gaan. Spr. maakt van zijne opmerking voor alsnog geen voor stel omdat dit een punt raaktdat evengoed laterwanneer eenmaal het beginsel van de stichting der nieuwe school is uit gemaakt kan worden ter sprake gebragt. De heer Duparc verklaart, dat het hem aangenaam was te vernemen dat burgemeester en wethouders er thans ook aan zijn begonnen te denken om aan de architectuur eene andere inrig- ting te geven. Wat door den voorzitter werd in het midden ge bragt tegen het leveren van speciiieke berekeningen, bevestigt spr. te meer in zijn gevoelen, dat dit noodzakelijk mag worden ge acht. Juist het schoolgebouw op Olde-Galileën strekt daartoe ten bewijze. In 1871 is een post daarvoor op de begrooting gebragt ter som van J 12,000; maar er was voor de stichtiug der school geen plaats. De begrooting van 1871 is dus onnoodig met die som bezwaard geweest. Spr. acht het een verkeerd denkbeeld de wenschelijkheid van een of ander werk door het uittrekken eener som op de begrooting uit te spreken. Dit kan evenzeer op andere wijze geschieden en weet men eenmaal wat volgens specifieke berekening een werk zal kosten dan is er gelegen heid genoeg om het óf op de begrooting te brengen óf er aan toe te voegen. De geachte laatste spr. heeft er op gewezen, dat de verhooging der raming niet alleen aan liet verloop van tijd moest worden toegeschreven; spr. stemt dit gedeeltelijk toe; hij weet, dat onder de tegenwoordige raming mede is begrepen het maken van een ijzeren hek en de aanschaffing van anieublementmaar hij is daarentegen ook overtuigddattoen men onlangs op nieuw tot het bouwen dezer school besloot, men ook wel zal geweten hebben dat er een hek en ameubh ment moest zijn men had het althans behooren te weten. Daarvan hoort men intusschen nu voor het eerst gewagen. In het voorstel van burgemeester eu wethouders wordt daarvan geen melding gemaakt. Daarin heet het alléén «dat de voortdurende stijging van de prijzen der //bouwmaterialen op de nadere raming invloed heeft uitgeoefend." Spr. heelt nog eene opmerking. De begrooting wordt in No vember vastgesteld en in December goedgekeurd. Waren nu de zaken zoodanig voorbereiddat bij goedkeuring der begroo ting dadelijk tot ae aanbesteding kon worden overgegaandan zou het werk spoediger en goedkooper kunnen worden afge werkt dewijl de werkloonen in den winter niet zoo hoog zijn. Zoo had men in spr's. jeugd de gewoonte graafwerken in den winter te doen uitvoeren. Tegenwoordig geschiedt dit des zo mers en komt het veel duurder te staan. Spr. wil niet zeggen dat de afgraving van den Wirdumerpoortdwinger reeds in den winter had kunnen geschieden, dewijl gelijk bekend is, het molenerf enz. eerst in Mei jl. in het bezit der gemeente is overgegaan maar hij heeft het oog op de nieuwe veemarktplaats, tot aan leg waarvan reeds in Junij 1872 was besloten. Wat betreft het uitstel van de aanbesteding waarop de ge achte laatste spr. heeft gewezen, is spr. van oordeel, dat dit eene zaak is, waaromtrent burgemeester en wethouders na overleg met liet schooltoezigt voorstellen zouden kunnen aanbieden. Kan men zich met de iu gebruik gestelde hulplokalen nog eenigen tijd behelpen dan zou spr. zich misschien niet tegen zoodanig uitstel verzetten, 't is echter de vraag, of de prijs der mate rialen en arbeidslooneu nog niet voortdurend zal stijgen men heeft alles behalve de zekerheiddat men nu reeds den hoog- sten prijs heeft bereikt. Daarvoor heeft men het advies van deskundigen noodig, en naar dezer advies slechts zal men zich later kunnen regelen. Hierop wordt het eerste punt der conclusie in omvraag ge bragt en met algemeene stemmen aangenomen Punt 20. De heer van Sloterdijck vraagt, of in dit onderdeel ligt opgesloten, dat het werk in 1873 zal worden uitgevoerd, dan wel ef het ruimte laat tot toepassing van het idee van den heer Bloembergenwaarmede hij volkomen instemt. De heer Bloembergen zegt, dat men de uitvoering van het werk afhankelijk zal dienen te#stellen van den loop, dien de zaak zal nemen. Wanneer spr. 'er van gesproken heeft om het werk tegen den winter te doen uitvoerendan had hij daar mede niet het oogmerk de kosten te breDgen ten laste van een volgend dienstjaar. De post kan zeer goed op de begrooting voor 1873 blijven, daar spr. zich voorstelt dat ook bij latere aan besteding, in het najaar b.'v, altijd nog een goed deel van het werk op de rekening van dit dienstjaar kan worden gebragt. Wat niet op die dienst kan worden verantwoord, zal op die van de volgende dienst iu uitgaaf kunnen worden gesteld. Wordt de aanbesteding in het najaar gehouden, dan zal het overweging verdienen een gedeelte der uitgaven ten laste van het dienstjaar 1874 te brengen. Punt 2 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer van der Meulen zou met het oog op de door sommige leden beweerde wenschelijkheid om niet dadelijk tot de stichting der school over te gaanin overweging willen ge ven aan burgemeester en wethouders op te diagen de uitvoe ring van het werk met gepasten spoed te bevorderen. Hij acht dit daarom wenschelijk omdat naar zijne meening uitstel voor de gemeente schadelijk zal zijn. Nfë't alleen de overbrenging der tusschenschool le klasse naar het nieuwe gebouw hangt vau de uitvoering van het besluit af ook de overbreuging van de le armenschool naar het gebouw der tusschenschool le klasse staat daarmede in onmiddellijk verband terwijl voorts door verplaat sing van de le armensohool gelegenheid wordt verkregen voor een gymnastieklokaalwaaraan ook dringende behoefte bestaat. Spr. acht uitstel ook daarom onpraktisch, omdat hij aan verlaging van den prijs der materialen vooreerst althans nog twijfelt en daarbij veeleer verhooging dan verlaging van de arbeidsloonen verwacht.Het is om deze redeuendat spr. voorstelt aan burgemeester en wethouders op te dragen zoo spoedig mogelijk tot de aanbesteding over te gaan. De heer van Valkenburg ondersteunt het voorstel van den vorigen spreker, dewijl ook hij van oordeel is, dat de arbeids loonen niet spoedig zullen dalen. Overalzoo elders als te Leeuwarden is de bouwlust tegenwoordig groot. Allerwege is gebrek aan werklieden. Daar komt nog bij dat er in den laat- sten tijd uit Overijssel veel werklieden naar Duitschland zijn vertrokken. Spr. meent hier in herinnering te mogen breDgen wat onlangs te Vlissingen is voorgevallen. In Mei jl. is daar het maken van een schoolgebouwvoor 300 kinderen bestemd aanbesteed voor ƒ34,000. Twee maanden vroeger had er eene besteding plaats gehadwaarbij de minste inschrijving 32,000 beliepmen meende met eenig uitstel geld te kunnen uitzuini gen en gunde daarom het werk niet. Het tegendeel is echter geschied. Ook hier zou uitstel hetzelfde gevolg kunnen mede brengen waarom spr. de aanneming van het voorstel van den heer van der Meulen aanbeveelt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 2