Verslag der handelingen van den gemeeiteraad te Leeuwardenvan 8 November 1873. 119 Vergadering van Zaturdag 8 November 1873. Tegenwoordig alle leden. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed- skeurd. lil. De Voorzitter deelt mede a. dat het in de vorige vergadering genomen besluit tot na- ire wijziging der gemeentebegrootingdienst 1873 door gede- jteerde staten is goedgekeurd)'; b. dat op de 2e serie ad ƒ94,000 van de geldleeniug groot 200,000 voor ƒ189,000 is ingeschreven, waarvan is aangenomen pO,000 naar 100 Vs en 24,000 naar 100 0^. Aangenomen voor notificatie. III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den iroepingbrief aangebragte punten 1. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van W. mlema en de Wed. J. Ilaniaom eene plek grondgelegen naast de tichenschool op het Vlietom niet aan hun in eigendom over te dra- m. (Zie verslag der vorige zitting). Ka lecture te hebben doen geven van een sedert de vorige èrgaderiog ingekomen adres van EJ. H. van Olthuizen, houdende erzoek den grond niet aan Zuidcma en de Wed. Hania af te aan, herinnert de Voorzitter, dat de conclusie van het voor- el luidt „Het verzoek van W. Zuidema en C. van der Meer Wed. J. Hauiaom gratis in eigendom te erlangen gemeentegrondge legen ten oosten van de tusschenschool op het Zuidvliette Vijzen van de hand." De heer Brunger is in de vorige vergadering niet tegenwoor- ig geweest, doch heeft, na lezing van het verslag van die ver ifiëring, zich naar het terrein begeven en bevonden, dat de lestand aldaar nog gelijk is aan dien van voor eenige jaren »en soortgelijke aanvrage als de onderhavige is gewezen van e haBd. Spr. wil erkennendat de toestand ter plaatse door ene bebouwing van den grond niet zal verminderen; doch stelt aartegenover, dat daar aan geene radicale verbetering te den- en valt, zoolang het huis van wijlen den heer Swarts geheel uiten de rooilijn valt. Hij moet zich er daarom tegen verzet en om de volbouwing toe te staan ten koste van den adressant Ithuijzen. De Voorzitterdie in de vorige vergadering eveneens niet acwezig waswil thans als zijn gevoelen uitspreken dat het eni heeft bevreemd, dat een der leden, die in 1869 als bestrij- er van den afstand is opgetredenthans daarvoor den hand- choen heeft opgevat. De lokale omstandigheden immers zijn eenszins veranderd. De eenige verandering is dat ook Zuide- na den afstand wenschtmaar dit vindt zijn oorzaak hierin, dat lij zelf nu den grond wil bebouwen. Er is gezegd dat de wel land door de bebouwing zal worden bevorderd. Indien men |öder het bevorderen van den welstand het trekken eener regte ijn verstaatdan kan spr. die bewering toestemmenofschoon |'j er verre van is om te erkennen dat het trekken eener regte 'jn steeds tot den welstand zal bijdragen. Daarentegen is hij nu meeningdat het welzijnde hygienebij de bebouwing van iet aangevraagde terrein zal lijden. En behalve dat men noode- oos eene steeg zal makenwordt bovendien nog een der naast- I®oers in zijne belangen verkort. I is gezegd dat aan deze zijde van de school geen licht- cheppingen zijn. Dit is slechts gedeeltelijk juist, daar de licht- c'ueppingen boven het afdak zijn geplaatst, en nu is het zeker, 'at door de bebouwing van den grond aan die zijde de licht- 'chepping minder wordt. Spr. ziet voor den afstand van den [rond geen redennu de adressanten gelegenheid hebben den r°or hunne huizen gelegen bleekgrond te bebouwen. Hij heeft 'Gnomendat een der adressanten zijn oud huis wil laten ge lik het is daardoor dus zou de gemeente al weder worden vor- 'l)kt met een dier ellendige pandendie men in meer stegen BIJVOÏGSKI. BEIIOORENDE BTJ Dï LEEUWARDER COURANT. dezer stad vindt. Om al het aangevoerde geeft hij der vergade ring ernstig in overweging het verzoek te wijzen van de hand. De conclusie van het' voorstel wordt hierop aangenomen met - 18 tegen 1 stem die van den heer van Sloterdijck. (De heeren Wiersma en Buma waren bij deze stemming nog niet ter verga dering aanwezig). 2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van mr. W. A. van Sloterdijck en mr. U. II. Huberom te worden ontheven van de nakoming van het bepaalde in de artt. 15 en 22 der voorwaar den voor de uitgifte van bouwterrein. De conclusie van het voorstel luidt als volgt //Aan de heeren mr. W. A. van Sloterdijck en mr. U. H. Hu- z/ber, naar aanleiding van hun adres van 3 October 1873 te //kennen te gevendat de raad het daarbij gedaan verzoek niet //voor inwilliging vatbaar acht en het mitsdien wijst van de hand." De heer Suringar ziet waar de architect geen bezwaar heeftom aan het verzoek te voldoen mits onder het stellen der in zijne missive opgenomen voorwaarden geen noodzake lijkheid de eisehen der uaiformateit zoo ver te drijven om alleen ter wille daarvan aan de voorwaarden vast te houdenwaar het geldt de door de adressanten gebouwde twee villa's. Tenzij er gegronde bezwaren tegen bestaan waaromtrent hij nadere in lichtingen afwacht, zou hij er voor wezen het verzoek toe te staan altijd echter onder de door den architect gestelde voor waarden. De heer Attema merkt opdat bij een vorig besluit de koopers van terreinen langs den Stationsweg ontheven zijn van de verpligting tot het maken van stoepen. Dit in aanmerking nemendekomt liet hem voordat het tegenwoordige verzoek ook allezins voor inwilliging vatbaar is. Bij eene vorige gele genheid waren de bezwaren tegen dat verzoek tweeledig. Voor eerst had men geen zekerheid dat het op den buitenkant der voor stoep beschikbare ruimte te plaatsen hek zou worden door getrokken ook voorlangs de aangrenzende terreinen aan do Willemskadeen ten tweeden koesterde men vreesdat hot uit- zigt van de naastlegers zou worden belemmerd door het plaat sen van hoog opgaand hout. Beide deze bezwaren ziju thans opgeheven. Het is zelfs te voorziendat men met eene inwil liging van 't verzoek een beteren welstand zal krijgen. Anders toch zal het door den heer Huber voor zijn huis te plaatsen hek vooruitspringenwaardoor een onoogelijke hoek zal wor den gevormd. Spr. ziet daarom tegen de inwilliging van 't ver zoek geen bezwaar, mits daarbij de door den architect opgege ven voorwaarden worden gesteld. De Voorzitter merkt opdat de heer Suringar heeft ge zegd dat de architect zich met het verzoek vereenigthetgeen voor hem voldoende was om het in te willigen. Doch nu moet hij herinnerendat bij de vorige gelegenheid de architect aan vankelijk evenmin bezwaar hadmaar na bespreking met het dagelijksch bestuur daarvan is teruggekomen. Thans echter geeft de architect een middenweg aan de handdoor namelijk te bepalen dat op den voor stoep bestemden grond geen hout gewas van meer dan een meter hoogte mag worden geplant. Doch deze bepaling geeft aanleiding tot moeijelijkhedenwaar van het geenszins zeker isof ze door de adressanten of door het gemeentebestuur moeten worden uitgemaakt. Het is te voorziendat wanneer dit verzoek wordt ingewilligdook de heer Speelman de gevraagde ontheffing zal wenschen en ver krijgen waardoor alsdan beide aan de uiteinden der Willems kade gelegen villa-terreinen geen stoepen zullen krijgen. Nu heeft men wel de wetenschap dat de heeren Andrecc en Berg- sma hekken zullen makenmaar volstrekt niet of ook de koo pers der terreinen aan de andere zijde dit zullen doen. Laat. men echter de voorwaarden zoo als ze zijn dan heeft men ze- kerkerheid dat de gewenschte regelmatigheid zal worden be houden. ai

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 1