130 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 13 November 1873. Opzigtens de vermindering van de batige saldo's heeft spr. wei nig te voegen bij het in de memorie van beantwoording aange voerde. Alleen wil hij er op wijzen dat over 1871 8 a 9000 gulden en over 1872 9 a 10,000 gulden op de begrootingen van de brandweer de armenkamer en de schutterij te zamen geno men is uitgewonnen en dat dergelijke te hooge ramingen een hoog batig saldo der gemeente-rekening tengevolge moeten hebben. Overigens weet spr. niet in hoeveer door de leden kennis is ge nomen van den bij de stukken gevoegden staatdie een over- zigt geeft van de ontvangsten en uitgaven over de jaren 1870, 1871 en 1872 en tot grondslag heeft gestrekt van de tabellari sche opgave in de memorie van beantwoordingbladz. 1062e kolom. Het zou de moeite wel looneo zoo de heeren bij gele genheid van dien staat inzage nainenomdat daaruit kan blijken in hoever werkelijk de gewone ontvangsten met dc gewone uit- 1 garen gelijken tred hebben gehouden. c Er is gewezen op het stijgen der gemeenteschuldwaartegen r, niets te zeggen is. Gelukkig echter, dat men nog steeds gereede i handen vindtom de geldelijke behoeften der gemeente te be vredigen. Doch 9pr. wen8cht op te merken dat men wel in het c oog moet houden dat tegenover die verhooging een aanmerke- h lijk accres bestaat in het aanwezig zijn van productive gemeente- d inrigtii gen. Aan de geleeude kapitalen is voor 't meerendeel zoodanige bestemming gegeven dat ze in het vervolg productief d zullen zijn en de verschuldigde rente en meer nog zullen afwer pen. Als spr. nagaat, dat de schuld in 1853 bedroeg J 147,000 r en aan het einde van 1873 ruim een milliocn zal bedragen, dan l krijgt hij eene vermeerdering van J 900,000. Maar nu rergete i( men nietdat de gemeente tegenwoordig onderscheidene produc- 3 tive inrigtiugen bezit. Spr. wijst slechts op de gasfabriekvan welke de gemeente jaarlijks minstens zuiver f 15,000 aan rente 5 geniet en die alzoo een kapitaal representeert van 300,000, op de stads reinigingwaarvoor een belangrijk kapitaal is uitgege- r venmaar waarvan tegenwoordig ook grootc voordeelen worden genoten, op de veemarktdie der gemeente nagenoeg/ 150,000 zal kostenmaar waarvan ze ook in de gevolgen eeue aanzien- 3 lijke opbrengst zal genieten. Al die inrigtiugen werpen nu of op deu duur rente afdie strekken kan in compensatie van de 'j rente van het daarvoor aangewend kapitaal. Spr. zou hier nog kunnen bijvoegen de waarde van de nog onverkochte bouwter- r reinenwaarvan op dit oogenblik nog 17,853 centiare beschik- baar is en waarvan de opbrengst op minstens f 125,000 is te t schatten. Ook dit is een gevolg van de aanwending van kapi taal daar de terreinen aan de zuidergracht die waarde hebben gekregen door de daar tot stand gebragte werken. En wanneer nu spr. de vorenvermelde sommendie regtstreeks productief zijn, aftrekt van het bedrag, waai mede de schuld is vermeer derd dan dunkt hem dat van het schrikwekkende dier som veel vervalt. Doch dit neemt niet weg, dat hij geheel deelt de op- L merking van den heer Westenberg, om bij het belangrijk stijgen der schuld ook eene geëvenredigde aflossing te bevorderen. l)at ook het collegie deze zienswijze deelt, blijkt uit de voordragt, om de som voor aflossing te verhoogen en spr. gelooftdat men hiertoe kan komen zonder verhoogiDg van den hoofdelijken omslag H o. a. door het provenu in de personele belastingwanneer de huizen op terreinen aan de overzijde van de gracht in gebruik 'I zullen zijn genomen, van welke hij het accres berekent op 4000 a ƒ5000. Intusschen wil spr. gaarne erkennen, dat er allezins redenen bestaan om in toepassing te brengen de gulden leszet 1 de tering naar de neringdie vooral betrachting verdient bij de omstandigheid, dat, hoe meer er voor onderwijs verlichting enz. wordt gedaaner ook des te meer en van alle zijden gevraagd 1 wordt. In betrekking tot den tweeden spreker, den heer Dirks, vcr- J klaart spr. niet bij magte te zijn geweest hem in alle deelen te volgen omdat din spreker vrij wat cijfers ter beschouwing gaf. Een punt is hij echter in staat te weerleggen namelijk dat be. treffende de mindere aflossing in de laatste jaren tegenover vroe. gerc jaren. Indien de heer Dirks er op bad gelet waarin de af geloste schuld bestond - hij zou tot een ander resultaat zijn gekomen. Spr. althans ondersteltdat do heer Dirks tot eene gemiddelde aflossing van ƒ21,000 is gekomen met behulp van den door burgemeester en wethouders overgelegden staat. En is dat bet gevaldan moet, hij observeren dat daaronder ook eenige aflossingen voorkomen die niet uit gewone maar uit bui tengewone middelen zijn bestreden. Zoo is in 1856 72,000 af gelost, maar deze som was deels ia een vorig deels in datzelfde jaar voorloopig opgenomen bij twee tijdelijke geldopnemingen eene van j 32,000 en eene van f 40,000 en de aflossing daarvan werd bestreden uit eeoe nieuwe in datzelfde jaar aangegane for mele geldleening van f 110,000. Hetzelfde was het geval in 1862, toen men eene leening van f 84,000 gesloten en daarmede ver schillende tijdelijke geldopnemingen tot een gezamenlijk bedrag van ƒ42,000 afgelost heeft. Eveneens is onder de in 1869 afge loste 47,000 30,000 begrepen uit den verkoop van vastigheden geproflueerd. Deze sommen over de door den heer Dirks be doelde 15 jaren omslaande, brengt zulks eene vermindering van ruim 9600 op het gemiddelde der jaarlijksche aflossing uit de gewone middelen te weeg en wordt dus het bedrag dier aflos sing van f 21,000 tot ruim 10,000 gereduceerd, een cijfer dat nog al niet onaanzienlijk achterstaat bij dat over de jaren 1871 1874 door den heer Dirks op j 14,000 berekend. Dit een en an der neemt echter niet weg dat het wecscheliik blijft de aflossing te vermeerderenwaartoe trouwens ook bij deze begrooting het voorstel is gedaan. Over het door deu heer Duparc gesprokene heeft spr. weinig in het midden te brengen. Alleen het betoog van dien spreker dat de belastingen niet zijn verhoogd geeft hem aanleiding tot eene opmerking. De heer Duparc immers beweerde, dat het 4/. der personele belasting niet onder de gemeente-belastingen behoorde Tegenover die bewering stelt spr., dat die belasting toch in ieder geval vloeit uit de beurzen der gemeentenaren en in der tijd aan de gemeente is afgestaan voor het verlies van de belasting op voorwerpen van verbruik. In ieder geval strekt zij tot bestrijding van de uitgaven der gemeente en wordt zij door de ingezetenen daarvoor opgebragt. Spr. meent hiermede van de beantwoording der vorige sprekers te kunnen afstappen. De heer Wiersma zegtdat de reden om welke hij bij de algemeene beschouwingen het woord heeft genomengelegen is in eene uitdrukking in het verslag van rapporteurs omtrent de buitengewone aflossing \p.n schuld en het in verband daarmede door den heer Westenberg gesprokene. Spr. is er in de 3e sec tie voor geweestom het voor buitengewone aflossing uitgetrok ken bedrag te schrappen. Nu betoogen rapporteurs de wensche- 1 ijk beid van het behoud van dezen post met het oog op het cre- diet van de gemeente. Het credietmerkt spr. opis een zeer teere plant, die als een „kruidje roer mij niet" reeds lijdt door de aanraking, en daarom heeft het hem leed gedaan hierover eene uitdrukking in het rapport te vinden. In de derde sectie had men met het schrappen van den post geenszins op het oog, om de aflossing op eene 41/2 tyo8 leening tegen te gaan maar had men er bezwaar tegen om voor eene buitengtv)one aflossing van schuld de percentage van den hoofdelijken omslag op te voeren. Spr. heeft een ander denkbeeld omtrent de buitengewone aflos sing. Uit de memorie van burgemeester en wethouders blijkt, dat de gemeenteschuld hoofdzakelijk is vermeerderd doordien de gemeente is opgetreden als indistrueel. Hierin ligt ook de redenwaarom hij de noodkreet van rapporteurs over den fin&n- tieelen achteruitgang ongemotiveerd acht en hij verheugt zich dan ook dat die meening in de memorie van beantwoordiug zoo volledig en afdoende is bestreden. Spreker is geen voorstander van gemeentelijke exploitatie waar dit niet strikt noodzakelijk is, maar waar de gemeente zich hiermede inlaat, zoo als hier, daar heeft zij dezelfde behoeften als een industrieel. Een han delaar tochdie zijn zaken uitbreidtheeft behoefte aau kapi taal en daar nu de gemeente een handelaar zonder kapitaal is Verslag der handeling*. van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 13 November 1873. 131 zoo is het duidelijkdat zij dat bedrijfskapitaal door leening moest verkrijgen. Het spreekt van zelfsdat de opkomsten van dat bedrijf de renten van liet daarvoor opgenomen kapitaal kun nen bestrijden. Dit zelfde nu wil spr. ook toepassen op de af- ossing van het gewone kapitaal. Zoodra de opkomsten van het bedrijf dit toelaten, wil hij een gedeelte daarvan aanwenden tot aflossing van schuld. Daarentegen acht hij het niet goed die aflos sing te verkrijgen door verhooging van de percentage van den hoofdelijken omslag. Met genoegen heeft hij geziendat die percentage in den laalsten lijd op nagenoeg dezelfde hoogte is gebleven. Voor 1874 echter zou ze tot J 3.70 moeten klimmen. Om die reden en ook omdatnaar zijne mceningde hoofdelijke omslag met 6trekken moet tot aflossing van voor het uitoefenen cener industrie opgenomen kapitaalheeft spr. tegeu de voorge dragen buitengewoue aflossing bezwaar. Teregt is door den heer Duparc gezegd dat het stijgen der uitgaven er toe geleid heeft om van den hoofdelijken omslag een belt noire te maken. Hij ge looft evenweldat men goed zal doen met eene verhooging van i den hoofdelijken omslag zooveel mogelijk tegen te houden. De heer van dor MöUlen is ten opzigte van de aflossing van schuld eene andere zienswijze toegedaan dan de commissie van rapporteurs. In het rapport leest hij, dat sedert 1853 de schuld met nagenoeg f900,000 is vermeerderd, waartegenover voor 1874 eene aflossing van f 18,000 wordt aangebragt. Hieruit volgt dusdat deze ceheele schuld in ongeveer 40 jaar zou zijn afgelost en dit acht hij geenszins te lang waar de schuld voor een buitengewoon werk is aangegaan. Zoodanig werk toch is ook voor volgende geslachten van blijvend nut eu zal ook in de toekomst revenuen blijven afwerpen. Spr. noemt slechts de vee markt. Indien de daarvoor aangegane schuld eenmaal is afge lost en het onderhoud daarvan uit de gewone middelen is be streden dan zal het geval zich voordoendatterwijl de kos ten zijn betaald de inkomsten daarvan nog steeds zullen wor den genoten. Met het oog hierop is hij niet voor eene te spoe- dige aflossing van schuld. Ook zal hij geenszins schroomen ver der leeningen aau te gaan voor werkenwaarmede zoowel de inkomsten als de bloei der gemeente kunnen toenemen, want juist door het uitvoeren van werken van algemeen nut worden de inge zetenen in staat gesteld tot het betalen van hoogere belastingen. De heer van Slotordijck heeft een kort woord te zeggen naar aauleidiug van het door de laatste drie sprekers aange voerde. Hij begint met den heer van der Meulendie eeue aflossing van ƒ18,000 voldoende acht, omdat, zooals hij bere kende de geheele schuld daarmede in 40 a 50 jaar zou zijn af- te lossen. Deze opmerking, zoo ook de opmerkingen ter zake van de heeren Bloembergen eu Wiersmageven den indruk alsof in deze gemeente geen leeningen zijn gesloten auders dan voor werken die productief zijn of zullen worden. Voor zoo ver de veemarktde gasfabriek en de stadsreiniging betreftkan ook hij dat toestemmenmaar er zijn ook voor andere werken leeningeu gesloten, ja het zou hem geenszins verwonderen, dat, wanneer men de gemeeuteschuld eens nacijferde en daarvan af trok datgene wat voor productive werken is geleendmen een zeer belangrijk cijfer zou overhoudendat enkel voor het tot stand brengen van niet-productive inrigtingen heeft gestrekt. De beschouwing van den lieer Bloembergenals zou de ge meente op dit oogenblik niet in een normalen toestand verkee- renacht spr. minstens overdreven. Het spreekt van zelfsdat ten opzigte van uitgevoerde werken de laatste tijd abnormaal is. Maar de opmerking van rapporteurs is dezedat de gemeente door verschillende omstandigheden tot zoo hooge uitgaven is ge bragt, waarvan het te voorzien is, dat ze ook in de volgende jaren zullen terugkeeren. In dit opzigt nu ontkent spr. alle ab normaliteit. Hij behoeft slechts te wijzen op de begrooting voor 1874 op welke een belangrijk cijfer voor buitengewone werken voorkomt. En wanneer hij in aanmerking neemt de klimmende eischen in zake verlichting, bestratinggezondhiidspolitieon derwijs ccz xlan gelooft hij te mogen zeggendat al deze en meer onderwerpen gedurende de eerstvolgende 10 jaren aan de gemeente zeer bezwarende uitgaven zullen opleggen. Dat de bijzondere begrootingen voor de brandweerarmenka mer en schutterij zooveel liooger zijn dan ze behoeven te we zen stemt spr. toedat dit niet te wijten is aan het dagelijksch bestuur, maar aau den ïaad die deze begrootingen onderzoekt en eene te hooge raming kan voorkomen. Eindelijk moet hij nog eene opmerking maken omtrent den vorm vau de memorie van beantwoording. In deze vergadering is altijd het verslag van rapporteurs besehouwd als een zelfstan dig verslag. Nu gelooft spr.dat de memorie van beantwoor ding op de conclu3ien van rapporteurs behoort te slaan, niet tevens op de door sommige leden der sectiën individueel geuite opmerkiugen. In verband hiermede vestigt hij de aandacht op deze zinsnede van de memorie „Naar aanleiding en in verband met het vorenstaande zullen „wij overgaan tot de beantwoording van de vraagof de in het „verslag der commissie opgesomde bezwaren over den finantiëlen „toestand der gemeente op goede gronden rusten." Hiermede heeft men dus het oog op de bezwaren van rappor teurs. Doch nu volgt iu de memorie eene opsomming van vijf grievenw aarvan er slechts twee van rapporteurs afkomstig zijn. En met het oog hierop vraagt spr.of men op die wijze aan den vorm voldoet en of niet het in de sectiën gesprokene wordt ge maakt tot een onderwerp van debatterwijl daarentegen enkel de conclusion van rapporteurs dit behooren te zijn. De heer Bloembergen kan met de beantwoording van den heer Wiersma wachten tot bij de behandeling vau den post voor buitengewone aflossing van schuld. Ten opzigte van den heer van Sloterdijck die heeft toe gestemd dat in zoover de flnantiën der gemeente nog abnor maal zijn als men van de veemarkt nog niet die vruchten ge niet als men in de gevolgen daarvan kan tegemoetzienmerkt hij op, dat burgemeester eu wethouders niets anders hebben be doeld. Zij hebben met de beweringdat de flnantiën der ge meente in een abnormalen toestand verkecrendit wil zeggen dat de gemeente nog niet de vruchten geniet van de werken die zij met de aangegane leeningen heeft tot stand gebragt. Wat verder betreft den vorm van de memorie van beantwoor ding geelt spr. te kennendatwaar ze spreekt van „de in het „verslag der commissie van rapporteurs opgesomde bezwaren dit niet doelt regtstreeks op de conclusiën van rapporteursmaar ook op de opmerkingen in de sectiën gemaakt. Hij kan toege ven dat burgemeester en wethouders zich bij de conclusiën van rapporteurs hadden kunnen bepalen, maar aau den anderen kant is het toch ook als eene hoogst verschoouhare overtolligheid aan te merken, dat, waar in do sectiën eene bepaalde opinie is uit gesproken het collegie daartegenover van inlichting dient. I)e algemeene beraadslaging wordt hierop gesloten. I)e lieer burgemeesterwederom ter vergadering verschenen neemt het voorzitterschap andermaal op zich en stelt voor met de behandeling der uitgavetc beginnen. Hiertoe besloten zijnde, wordt hoofdstuk I aan de orde gesteld Bij art. 2 van af'd. II wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van de commissievan rapporteurs aan burgemeester en wethouders opgedragen om zich namens den raad tot gedeputeerde staten te wenden met het verzoek om dc jaarwedden van de wethouders in deze gemeente te verhoogen. De heeren wethouders BruinsmaBloembergen en Rengers hebben zich van de stemming over dit voorstel onthouden. Hoofdstuk I wordt hierop onveranderd aangenomen. Hoofdstuk II. Bij art. 1 van afd. V vestigt de heer Dirks cr de aandacht op dat ook in de gemeente Groningen de in dc gewisselde stukken besproken kosten der zegels voor de registers van den burgerlij ken stand is ter sprake gebragt. Daar toch zijn burgemeester en wethouders uifgeuoodigdom aan den raad voorstellen tc

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 3