136 Verslag der handelingen van den gemeente ook verdermen moet de middelen tot de uitvoering beschik baar stellenanders blijft het bij dien eersten stap. Men heeft gevraagd „waar zijn de gegevens voor de beurs?" Spr. antwoordt hieropdat burgemeester en wethouders in der tijd zooveel hebben medegedeeld als ze konden. De heer Dirks heeft een beroep gedaan op de vergadering van burgemeester eu wethouders met de bouwcommissie. Spr. kan van die vergadering nog iets anders mededeelennamelijk dat de heer Dirks zelf de auteur er van geweest isom den post op die wijze op de begrooting te omschrijven als geschied is. De heer Dirks toch zal zich herinneren dattoen de som van 110,000 werd genoemd, er een ware paniek heerschtemaar toen door hem is gezegddat het niet noodig was die som in eens op de begrooting te brengen. In betrekking tot de uitvoering van het werk kan spr. er op wijzen dat deze week het bouwen van een nieuw weeshuis is aanbesteed en dat nog in deze maand met het heiwerk zal wor den aangevangen. Stel nudat met de beoordeeling der ant woorden op de prijsvraag, die vóór 1 Mei 1874 moeten zijn ingekomentwee maanden zullen verloopendan is het toch te verwachten dat in de maand Julij het plan ter vaststelling aan den raad zal kunnen worden voorgelegd. En nu vraagt spr., of dan niet genoeg tijd overblijft om f 50,000 te verwerken? Spr. zal met den heer Kengers niet strijden over het aanbren gen van posten op de begrooting. Alleen wil hij zeggendat wanneer men gelijk hier bij de vaststelling der begrooting de waarschijnlijkheid heeft tot het doen van uitgaven voor een of ander werkhet dan ook pligt is daarvoor eene som uitte- trekken. Hierop wordt het voorstel van rapporteursom den post voor «memorie" uittetrekken in omvraag gebragtwaarbij de stem men staken als zijnde 9 stemmen voor en evenveel stemmen tegen dat voorstel uitgebragt. Voor stemden de heerenSuringar, Dirks, Westenberg, de With, Plantenga, Rengers, Buma van Sloterdijck en Oosterhof!. Tegen de heeren: Duparc, Hommes, Brunger, Bruinsma WijbraodiBloembergen Wiersma van Valkenburg en van der Meulen. Ingevolge het bepaalde in de 2e alinea van art. 50 der ge meentewet zal er alzoo in eene volgende vergadering op nieuw eene stemming worden gehouden. Art. 8 Waterleiding met pulten en pompen voor brandblusechmg in het Zaailand en Ru iter skwar tier f 8000. De commissie van rapporteurs stelt voor dezen post te roijeren. De heer Oostorhoff merkt opdat deze post zijn ontstaan te danken heeft aan den jongsten brand in het Kuiterskwartier. Hij gelooft echter, dat de bij die gelegenheid opgedane ervaring niet aan den te verren afstand van het water moet worden toe geschreven. Er hebben in deze gemeente wel meer branden plaats gehad op ver van het water gelegen punten doch steeds waren de spuiten tot blassching daarvan in staat. En om nu hier f 8000 voor het maken van brandriolen uittetrekken daartegen heeft spr. bezwaar. Wel wil hij erkennen dat met het maken dier brandriolen verbetering zal worden aaugebragt, doch niet van dien aard, dat ze eene uitgave van f 8000 zou regtvaardigen. De heer Bloembergen heeft als lid van het dagelijksch bestuur tot het voordragen van dezen post medegewerkt; doch in de sectie waarvan hij lid iszijn iiem zoodanige inlichtingen verstrektdat hij tot de overtuiging is gekomen datrnoge al aan het maken dier riolen eenig nut verbonden zijn, de nood zakelijkheid toch niet zoo bijzonder dringend isdat er met het oog daarop redenen voor het behoud van dezen post bestaan. Het voornaamste argument, dat er voor pleit, zou dit zijn, dat men met een brandput het getal der werkende spuiten kan ver- Ipeerderenmaar aan de andere zijde is het bluschvermogen ook aad te Leeuwardenvan 18 November 1873. al zóó grootdat het aanbrengen van brandputten ter bedoelde plaatse niet zoo gebiedend noodzakelijk is, althans niet nu daar voor eene zoo belangrijke som noodig is en deze afdeeling al zoovele kostbare werken behelst. De heer Bruinsma zegt, dat het argument van den heer Bloembergen hem heelt genoopt dezen post op de begrooting te brengen en tevens om hem er op te houden De ondervinding toch heeft geleerd dathoe spoediger de spuiten werkendes te beter de brand te blusschen is. Dit nu wordt door het aan- hggen van brandriolen bereikt, omdat men daarmede het uit leggen der slaogen voorkomtwaarmede in den regel vrij wat tijd verloren gaat, Spr. moet aarzelen het voorstel der commis sie aantenemen om de groote verantwoordelijkheid die de raad op zich neemtwanneer hij niet het advies van deskundigen op volgt. De heer Brunger zal voor het voorstel stemmen. Hij is langen tijd brandmeester geweest en weet daardoor bij ervaring, dat, wanneer de directeuren en pijphouders tijdig bij de spuiten zijn men ook daar ter plaatse geen gebrek aan water heeft. Hij wijst slechts op den branddie in der tijd bij Wouda op de Nieuwestad heeft plaats gehad waar juist die spuit de meeste dienst heeft bewezenwelke haar water uit de Zuidergracht putte. Het voorstel der commissie wordt hierop aangenomen met 16 tegen 3 stemmen, die van de heeren Hommes, Bruinsma en lieugers. (De heer Jongsma was tijdens de discussie ter verga dering verschenen.) Art.,9 Verandering van de Wirdumerpoortbrug in eene draaibrug nut twee doorvaa-.ten en de daarmede in verband staande werken42,200. De commissie van rapporteurs stelt voor dezen post goed te keuren onder voorbehoud om na kennisneming van de betrek kelijke plannen burgemeester en wethouders nog nader tot de uitvoering te magtigen. Den Voorzitter heeft het door de commissie voorgesteld voorbehoud bevreemd. Zeker is het tochdat werken van dien omvang als waarvan hier de rede is, nimmer zonder goedkeu ring der plannen worden ondernomen. Voor burgemeester en wethouders bestaat er dus ook üiet het minste bezwaar, om zich bij het voorstel nederteleggen. Als in vervolg van tijd de werkzaamheden bij de gemeentelijke architectuur verminderen en het personeel zal zijn versterktdan zullen de zaken van zelf regelmatiger kunnen marcheren en de plannen vóór de be grooting afzonderlijk behandeld worden. I)e heer van Slotei'dijck merkt opdat het voorgesteld voorbehoud een gevolg is van eene opmerking In eene der sec- tien die in de eerste plaats betrekking had op het wenschelijke van dit werk en hi de tweede plaats op het minder volledige van de opgaven met het oog waarop deze sectie den wensch uitsprak, dat de raad zou besluiten zich de vaststelling der plan nen voortebehouden. Hiertegen is door den voorzitter dier sectie opgemerkt, dat het moeijelijk kan opgaan van dit voorbehoud ebruik te maken voor zoover betreft de vaststelling van de estekken. Daarom is het voorstel door de commissie op de aangeduide wijze geformuleerd. Het voorstel van de commissie wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Oj) voorstel van burgemeester en wethouders wordt onder art. 8 dezer afdeeling aangebragt«Gedeelte der kosten van «stichting van het gebouw voor de tusschenschool le klasse en «voor aanschafTiug van ameublement in die school f 7000." De Voorzitter opent thans de beraadslaging over het voor stel van den heer Suringar tot het aanbrengen van een memorie- post voor de stichting van een tweede gymnastiekschool. Dc heer Suringar is het uiet eens met den heer Rengers, Verslag der handelingen ran den gemeenten als zouden burgemeester en wethouders regt hebben, stilzwijgend een post van de begrooting weg te laten die op een raadsbe sluit steunt. Zoolang het raadsbesluit tot stichting der school niet is ingetrokken zoolang heeft de post op de begrooting regt van bestaan. En daarbij geldt het hier de vraag of men dc leerlingen aan de tusschen- en armenscholen gelegenheid zal geven tot het ontvangen van onderwijs in de gymnastiek. Nog dezer dagen werd spr. door een autoriteit in zake het lager on derwijs op het hoog belang van deze aangelegenheid gewezen. 8pr. kan het den heer Duparc niet toestemmen dat een me- moriepost het eerst uit de memorie zou zijn. Veeleer zal dit het geval worden, wanneer men den post ongemerkt van de be grooting weg laat. De heer Duparc heeft het voorstel van den heer Suringar ondersteunddoch wil niet geacht worden in elk geval aan het uittrekken vau een memoriepost die beteckenis te hech ten als zooeven bij den post voor de stichting van een beursge bouw door hem is ontwikkeld. Daar, waar hij te kiezen heeft tusschen een cijfer- en een memoriepostgeeft hij aan den eer sten de voorkeur. De heer van Valkenburg zal op de door den heer Rengers aangevoerde gronden tegen het voorstel stemmen. Na het be sluit tot stichting eener tweede gymnastiek:: chool is er eene be langrijke wijziging voorgevallen door de opheffing van de com binatie met de hoogere burgerschool tengevolge waarvan wei- ligt die tweede school niet noodig zal zijn. In ieder geval is er in 1874 niet aan het stichten dier school te denken. Het voorstel van den heer Suringar wordt hierop verworpen met 14 tegen 5 stemmen, die van de heeren OosterhofT, Suringar, DuparcDirks en van der Meulen. De heer Attema is na deze stemming ter vergadering gekomen. Hoojdst-ik IV wordt buiten discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. Hoofdstuk V. Art. 1. De heer van Sloterdijck vestigt er de aandacht op, dat door dc commissie van rapporteurs bij dit art. de opmerking is gemaakt, dat de woningen in de Doorgaandesteeg zijn aange kocht met het doel om te worden geamoveerd. Hierop is door burgemeester en wethouders geantwoord, dat zij uit een oogpunt van politie gemeend hebben den bestaanden toestand te rqogen bestendigen. Men ziet hieruit zegt. spr. dat de politie niet alleen tweeërlei beteekenis, maar ook tweeërlei eischen heeft. De politiedoor het bestuur bedoeld, eisclit het iu stand blijven der woningen, de politie, op welke de commissie het oog lu-eft, de gezondheidspolitie eisclit hare amotie. Ondanks de juistheid van de opmerking van het dagelijksch bestuur komt het spr. voor, dat in dezen aan de eischen der ge'/.ondheidspolitie de voorkeur moet worden gegeven. De raad toch heeft tot aankoop dezer woningen besloten met het oogmerk om met hare amotie aan den gezondheidstoestand der ingezetenen bevorderlijk te zijn, niet om ze te doen strekken tot verblijfplaats van menschen die op een gegeven oogenblik zonder huisvesting zijn. De Voorzitter merkt op dat het woord «bestendigen" in de memorie van beantwoording minder juist gekozen is want ook in de bedoeling van burgemeester en wethouders ligt het de woningen zoodra ze ledig zijnte doen amoveren. Toen de gemeente ze in het bezit heeft gekregen waren ze bezet en had in- n ze toen ontruimddan had men in deze ongelegenheid ge komen dat dc bewoners van huisvesting beroofd de publieke straat voor hun verblijf zouden hebben gekozen. Hoofdstuk V wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Hoofdstuk VI. Afd. I wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Ajd. II wordt eveneens zonder hoofdelijke stemming aange- ad te Leeuwarden, van 13 November 1873. 137 nomen nadat dc omschrijving van art. 5 op voorstel van bur gemeester en wethouders, was veranderd in «Toelage aan een gemeenteveeart8.J' Afd. III. De heer van Sloterdijck zegt, dat bij deze afd. in het rap port der commissie de opmerking is gemaakt, dat gedurende het laar 1873 aanhoudend woonschepen in de stadsgracht hebben ge legen in strijd met de veroraening van 22 November 1866. Hierop is in de memorie van beautwoording een antwoord ge geven waarop spr. als lid van de commissie met een eokel woord moet terugkomen. In de eerste plaats vestigt hij de aan dacht op de periode, waar burgemeester en wethouders zeggen «Wij kunnen ons ter deze zake echter de opmerking niet ont- «hüudendat het eenigzins bevreemdend isdat in een officieel «verslag, aan burgemeester eu wethouders ingediend, de burge- «meester qua talis door heeren rapporteurs als 't ware ter ver- «antwoording wordt opgeroepen." Was bij de beantwoording van de opmerking omtrent de amotie van woningen in de Door gaandesteeg een verkeerd woord ingeslopen hier schijnt dit in niet mindere mate het geval te zijn. Spr. althans is van oor deeldat, waar de commissie den heer burgemeester uÜmodigt de redenen op te geven van de niet-naleving der verordening zij in de verste verte niet den schijn aanneemt als zoude zij den burgemeester ter verantwoording oprorpw. Wat betreft het vragen van inlichtingen van den burgemeester, gelooft spr.dat dit teregt is geschied. Van wie anders zou de raad die inlichtingen moeten vragen van burgemeester en wethouders Het geldt hier enkel de uitvoering eener politie verordening, en dit in aanmerking nemende gelooft spr., dat rapporteurs oneindig beter hebben gedaan met eene uitnoodiging te rig tan tot den heer burgemeesterdau wanneer zij eene in terpellatie aan het. dagelijksch bestuur hadden aangeraden. Wat de zaak zelve betreft is spr. van oordeel, dat de tegen woordige toestand maar al te duidelijk aantoont hoe gevaarlijk het is van de bepalingen der verordening af te wijken. Toen in lS63 de verordening werd tot stand gebragt, bestond de grootste moeijelijkheid in de eerste uitvoering daarvan. Die moeijelijkheid zal nu op nieuw zich voordoen. Burgemeester en wethouders zeggen iu hunne memoriedat het aanwezig zijn van zoovele woonschepen ecu gevolg is van de verschillende in uitvoering zijnde aardewerken. Hieruit zou dus moeten volgen, dat de bewoners dier schepen aardewerkers zijn. Doch nu moet spr. er de aandacht op vestigen dat hij een staatje van al de aanwezige schepen heeft voor zich liggen waaruit blijktdat voor eenige dagen vijf en twintig woonschepen in de stads gracht aanwezig waren en dat slechts twee dier schepen door aaidowerkers bewoond werden. De bewoners van de overige schepen oefenden allen een ander bedrijf uit, sommigen zelfs wa ren geheel zonder bedrijf. De vergelijking met het opslaan van houten gebouwen op bouwterreinen schijnt te slaan op een daartegen bij de verorde ning tot voorkoming en blussching van brand gemaakt verbod doch hieromtrent moet spr. opmerken, dat art. 3 van die veror- ning aan burgemeester en wethouders de magt toekent om van dat verbod dispensatie te verleenen hoedauige bepaling in de verordening op de woonschepen niet voorkomt. De heer Dirks is van oordeel, dat het liggen van woonsche pen in de stadsgracht de bedelarij langs de huizen doet toenemen. Het heeft althans zijne aandacht getrokken dat het bedelen op Maandag morgen vooral op den Grachtswal en in de buitenwijken in den laatsten tijd weder druk in zwang is gekomen. Ook is hem onlangs de verzekering gegeven, dat er Maandags tegenwoordig menschen van buiten met den spoortrein in de stad komen om te bedelen. Spr. herinnert zich daarbij den vasten bedelaar in Rome, die, na zijn volbragt dagwerk bij deu St. Pieter, zich per omnibus in de stad liet terugvoeren. De Voorzitter beeft iu de opmerking vau rapporteurs uiot

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 6