2 'Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 8 Januarij 1874. losing in zinkputten in het algemeen te verbieden. De toevoe ging /..van mindere breedte dan vier meter" doelt alleen op sloo- teu. Om dit des te duidelijker te doen uitkomen ware het mis schien geraden te lezenin zuikputten of in slooten van mindere breedte dan vier meter. De Voorzitter deeltin betrekking tot de tweede vraag van den heer Dirks, mede, dat, toen het voorstel van burgemeester en wethouders werd iügediend het ontwerp der verordening op het bouwen van woningen, in opzigt tot den afvoer van faecale stoffen, nog niet*zóó beperkend was, al ze later is gemaakt. Ook daarin werd destijds het woord „zinkputten" gebruikt. Later heeft men dat woord veranderd in puttenom reden het moei jelijk is te constateren of ook een gemetselde put met den tijd niet in eeu zinkput ontaardt. Afgescheiden hiervan moet spr. opmerken, dat dit voorstel op bestaande toestanden zietin. a. w. betrekking heeft op bestaande zinkputtenterwijl daarentegen de verordening den aanleg van putten tot opoanie van faecale atoffeu verbiedt. De heer Suringar vereenigt zich met het gevoelen van den heer Kengers dat de zaak duidelijk zal worden wanneer wordt gesteld „in zinkputten of in slooten van minder dan 4 meter breedte." Zoo als de bepaling nu luidt, geeft ze aanleiding tot het vermoedendat de uitlozing in zinkputten van meer dan 4 meter breedte geoorloofd blijft. Da Voorzitter stelt hierop namens burgemeester en wet houders voor te lezen in zinkputten of in slootenenz. Aldus aangevuld wordt punt 10 zonder hoofdelijke 'stemming aangenomen. Punt 2. De heer Suringar gelooft dat de woorden „hoogstens tot een bedrag van ƒ25" op tweeërlei wijze kunnea worden opge vat. Waar vraagt hij slaan ze op: op het kostenbedrag of op de tegemoetkoming? Hij voor zich vat ze in dien zin op, dat ze betrekking hebben op het maximum der tegemoetkoming. Eenige opheldering van de zijde van het dagelijksch bestuur zal hem aangenaam zijn. De lieer Rengers kan moeijelijk toegeven dat de onder- werpelijke bepaling voor tweeërlei opvatting vatbaar is. Indien men althans let op de interpunctie, dan kunnen de geciteerde woorden nergens anders dan op de tegemoetkoming slaan. Er wordt gezegd dat de gemeente zal verstrekken de tonnenbe nevens eene tegemoetkoming van twee derden in de kosten hoogstens tot een bedrag van ƒ25. Spr. gelooft niet, dat deze redactie iets twijfelachtigs oplevert. De heer Suringar vindt juist in de interpunctie bezwaar. Dat bezwaar zou vervallen, wanneer de komma achter f 25 werd weggenomendan toch wordt 25 onmiddellijk verbonden aan verleend. Intusschen laat spr. dit punt gaarne aan de nadere overweging van het dagelijksch bestuur over. De heer Dirks doet met zekere schroomvalligheid de vraag, of het dagelijksch bestuur ook eene globale berekening heeft ge maakt van de kosten die eene algemeene invoering van het tonnenstelsel zal medebrengen. Hij doet die vraag vooral met het oog op hetgeen in Leiden is voorgevallen. Daar toch is een voorstel aanhangig tot toepassing van het Liernurstelselwaar van de kosten door de betrekkelijke commissie op ƒ980,000 en dejaarlijksche exploitatiekosten, met inbegrip van rente en af lossing, op 101,600 worden^geraamd. De reden, waarom de commissie aan het Liernurstelsel boven het tonnenstelsel de voor keur geeft is dezedat bij behoorlijke toepassing de exploitatie kosten van het laatste wel 20,000 per jaar meer zullen bedra gen dan die van het eerste. De heer Bruinsma merkt den heer Suringar opdat de vergoeding strekt tot tegemoetkomiag in de kosten voor de ver andering van een doorloopend riool in een privaat met een ton. Den lieer Dirks verwijst hij naar bijlage C van het voorstel, waarin eene begrooting van kosten voor de verandering volgens dat voorstel is opgenomen. Nu blijven uog over de andere door. loopende privatenwaaromtrent men bezig is een staataan. wijzende het getal enz.op te maken en waaraan uit den aard der zaak vrij wat moeite en werk verbonden is. Naar spr.'s in zien is door den heer van Valkenburg teregt opgemerktdat men verder moet gaan dan het voorstel beoogt. Ook bij burge meester en wethouders zijn hierover reeds besprekingen gevoerd. Maar daar heeft men gemeend eerst weg te nemen wat het meest hindertnamelijk het ledigen van tonnen in schuiten. Aan vankelijk vindt het nieuwe systeem veel bijvaldaar er tot nu toe reeds 220 tonnen zijn geplaatst. Wanneer het voorstel wordt aangenomenzal men al weder veel gevorderd zijn. Intusschen zoude het van belang zijn te onderzoekenof men het regt heeft de bestaande doorloopende privaten te doen opruimen. Voor 't oogenblik heeft men echter nog niet verder durven gaan dan in 't voorstel is omschreven. De heer Suringar zegt, in antwoord op het door den heer Bruinsma gesprokene dat zijne opmerking volstrekt niet de zaak geldt; in tegendeel, de zaak zelve apprecieert hij zeer. Alleen strijdt hij togen de omschrijvingwaaruit het niet duidelijk blijkt, of de vergoeding hoogstens J 25 zal bedragendan wel van ƒ25. De Voorzitter gelooftdat aan het bezwaar van den heer Suringar op eenvoudige wijze is tegemoet te komenindien slechts de omschrijving aldus worde gewijzigd „het kosteloos „gebruik van door de gemeente te verstrekken tonnenbene- „vens tweederden in de kosten zal worden verleend hoogstens tot een bedrag vaa /"25." Spr. acht zich overigens verpligt te protesteren tegen eene verklaring van een lid van het dagelijksch bestuurde heer Bruinsmaals zou het collegie reeds werkzaam zijn om te ko men tot een algemeen verbod van het uitlozen der faecale stoffen in riolen. Voor zooveel hem betreft, verklaart hij de noodzake lijkheid van dergelijken maatregel niet in te zien. Hij wil aan nemen dat er verbetering is aan te brengen maar hij gelooft niet, dat de tegenwoordige toestand op de gezondheid der inge zetenen een zoo nadeeligen invloed zou hebben uitgeoefend dat dergelijke maatregel om die redenen noodzakelijk zou zijn in tegendeel meent hij te mogen bewerendat Leeuwarden een toonbee d van gezondheid is. Gaarne wil hij tot het aanbrengen van verbeteringen medewerken maar tot het in het leven roe pen van een zoo radicalen maatregel, als door den heer van Val kenburg gewenscht, durft hij zijue medewerking niet toezeggen. Den heer Dirks antwoordt spr.dat het moeijelijk is eene be rekening der kosten te leverenomdat het niet met juistheid te bepalen is, hoeveel privaten zullen worden veranderd. Dit echter kan hij zeggen dat de directeur der reiniging onlangs aan burgemeester en wethouders heeft verklaarddat bij eene ver meerdering van het getal tonnen tot op 1000 de exploitatie niet meer zal kosten dan tot dusver. Het zou hem dus zeer bevreem den dat hiergelijk te Leidenjaarlijks f 20,000 meer aan exploitatiekosten zou moeten worden besteed. Nog gisteren is eene aanbesteding van de leveriDg van tonnen gehouden, waarbij het is gebleken dat iedere ton nagenoeg 5 moet kosten. Hier komt bij de verandering van de privatenwat echter zelden de som vaa 25 zal vorderen. Den heer Rengers kan in aansluiting aan 't door den voor zitter gesprokene nog zeggen dat er onmogelijk eene betrouw bare berekening is te maken daar het vooraf niet bekend is hoeveel ingezetenen huDne privaten zullen doen veranderen. Voor zich zeiven heeft hij eene berekening gemaaktdie hij vertrouwt, dat niet ver van de waarheid verwijderd zal zijn. In aanmerking nemendedat in Delft de verandering gemiddeld 7 8 gulden per privaat heeft gekost en de grootte van deze gemeente met die van Delft gelijk stellendekomt hij tot de slotsom dat wanneer alle ingezetenen tot aanneming van het tonnenstelsel overgaande kosten hoogstens 10,000 zullen bedragen. Allen zullen daartoe vooreerst evenwel niet overgaanindien het uit lozen in riolen vrij blijft. Ook zullen die kosten zich over eenige jaren verdedenzoodat het zich laat aanzien dat men jaarlijks niet meer dan 1000 zal hebben uittegeven afgescheiden natuur lijk van de kosten, die van de aanneming van 't in behandeling zijnd voorstel het gevolg zullen zijn en die nagenoeg 1500 in Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 8 Januarij 1874. 3 eens zullen bedragen. De opbrengst der exploitatie zal intusschen ook toenemen in verhouding met de uitbreiding van het tonnen stelsel. De heer Bruinsma gelooft door den voorzitter verkeerd te zijn begrepen. Hij meent althans te hebben gezegddat een verbod tot uitlozing in riolen bij burgemeester en wethouders in overweging is geweest. Als zijn persoonlijk gevoelen heeft hij uitgesproken, dat dit zeer wenschelijk zoude zijn; maar hij heeft niet gezegddat burgemeester en wethouders dit gevoelen waren toegedaan. De heer Dirk.8 bedankt voor de bekomen inlichtingendoch heeft nog eene vraag te doen. Hij meent namelijk onlangs te hebben gelezen dat in Grouiogeu het tonnenstelsel was afge schaft, op grond dat het voor die gemeente schadelijk was. Gaarne zou hij vernemen, of hieromtrent bij burgemeester en wethouders ook iets naders bekend is. Spr. maakt van de gelegenheid gebruikom in vervolg op hetgeen door den voorzitter over den gezondheidtoestand is ge zegdop te merken, dat deze sedert de wegruiming van het Vallaat aanmerkelijk is verbeterd. De voortdurende strooming schijnt daaraan zeer bevorderlijk te zijn. Spr. heeft voor zich eene opgave betreffende de sterfte in een twaalftal der grootste gemeenten over de maand October j.l.waaruit hem blijkt, dat in die maand te Leeuwarden de sterfte het minste bedroeg, zijnde 15.6 op de 10,000; daartegenover bedroeg ze te Dord recht, eene gemeente van Dagenoeg denzelfden omvang als Leeu warden 38.4 op de 10,000. Uit deze gegevens leidt spr. af, dat de gezondheidtoestand nog niet zoo dringend eene uitbreiding der voorstellen van burgemeester en wethouders vordert. De heer Bruinsma, den heer Dirks beantwoordendezegt, dat in Groningen tot nu toe nog opene tonnen worden gebruikt wier inhoud over dag in wagens wordt gestort. Nu was voor gesteld deze door gesloten tonnen even als in deze gemeente te doen vervangen. Maar de raad schijnt begrepen te hebben, dat die verandering te veel zou kosten waarom hij dat voorstel heelt verworpen. De heer Rengers kan aan het door den heer Bruinsma ge sprokene nog toevoegendat er tusschen de exploitatie van de reiniging te Leeuwarden en Groningen een principieel onder scheid bestaat. Hier te Leeuwarden heeft de raadbij de orga nisatie van de stadsreinigingteregt de zorg voor den gezond heidtoestand der ingezetenen vooropgezet. Daarentegen heeft te Groningen het finaotiëel beginsel over de eischen der hvgiène getriumfeerd. Van daar, dat de exploitatie te Leeuwarden duur der maar voor de ingezetenen minder hinderlijk is dan die te Groningen. Spr. zou het dus betreuren indien ook hier dezelfde weg als te Groningen werd gevolgd. Punt 2gewijzigd als door den voorzitter is aan de hand ge daan wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Punt 3 wordt eveneens zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Punt 4. De heer Duparc acht deze zinsnede geheel overbodig. Hij heeft nagègaanaan welke bepaling burgemeester en wethouders het regt ontleenen tot het verleenen van vergunning voor het aanleggen van riolenhij heeft niets anders kunnen vinden dan art. 26 van de verordening op de instandhouding enz. van de openbare wegen enz., bij de tweede alinea waarvan het verboden is waterlossingen uit huizen over de daarnevens liggende straten of wegen te doen uitloopenanders dan met vergunning van burgemeester en wethouders. Hij wil echter aannemendat er in deze of gene verordening eene andere bepaling ter zake wordt aangetroffenofschoon ze hem op dit oogenblik niet bekend is. Doch nu komt het hem voor, dat, waar een gemeenteraad het wenschelijk acht, dat bedoelde vergunning voortaan niet meer worde verleendhij dan de betrekkelijke bepaling behoort te roijeren. Hij acht dit veel beter dan burgemeester en wethou ders uittenoodigen geen gebruik meer te maken van hunne be voegdheid, wat hem minder gepast voorkomt. Ook meent hij, dat burgemeester en wethouders die uitnoodiging niet noodig hebben. Zij tochdie uit eigen beweging het voorstel hebben gedaanzullen wel eigener autoriteit eventuele aanvragen om vergunning van de hand wijzen. Dc heer Rengers is niet in staat dadelijk een bepaald ant woord te geven maar zou meeneu dat de vergunning wordt verleend uit kracht van art. 2 der verordening op de instandhou ding enz. van wegen enz. Andere bepalingen zijn hem op het oogenblik niet bekend. Het is zijns inziens met deze zaak ge gaan als met zoovele andere, dat namelijk het gebruik den re gel heeft aangegeven. Spr. acht bij die algemeene heerschende opvatting het voorgestelde in geenen deele overbodig. De heer Duparc moet opmerken dat art. 2 der meerge noemde verordening niet datgene geeftwat dc heer Kengers op het oog heeft. Daar toch geldt het het opnemen der straat tot herstelling van riolen. Doch spr. komt minder op het be staan eener bepalinghij neemt zelfs aan dat er eene pertinente bepaling hier of daar is neergeschreven. Maarwaar hij liet oog op heeft, is dit, dat, wil men het aanleggen van riolen niet meer dulden, men dan die bepaling moet intrekken. Dit acht hij oneindig veel beter dan bij een besluit, dat aan geen hoo- gere goedkeuring onderworpen isburgemeester en wethouders uit te noodigen van de hun bij de wet of verordening toege kende bevoegdheid gepn gebruik meer te maken. De Voorzitter zegt, dat volgens de gemeentewet over liet gebruik van gemeentegrond niet mag worden beschiktdau met toestemming van burgemeester en wethoudersaan wie volgens art. 179, litt. hde zorg voor de instandhouding enz. van open bare wegen enz. is opgedragen. Nu ligt het, dunkt hem, in den aard der zaakdat iemanddie een riool wil maken, daar toe vergunning van burgemeester en wethouders vraagt. Met liet oog hierop komt hem eene uitnoodiging van den raad aan burgemeester en wethouders allezins gepast roor. De heer Jongsma erkentdat de in behandeling zijnde be paling eerst nudoor de opmerking van den heer Duparc zijne aandacht heeft getrokken. Nu hij daarover heeft nagedacht komt liet hem voordat er op dit stuk geene bepaling kan bestaan maar dat de kwestie wordt beheerscht door art. 138 der ge meentewet waarbij is bepaalddat de raad besluit omtrent het verhuren verpanden of op eenige andere wijze in gebruik geven van gemeentegrond. Hij vat het hier bedoeld in gebruik geven in dien zin op, dat daardoor het gebruik van anderen wordt uitge sloten. Waar nu hier aan particulieren het leggen van riolen wordt toegestaandaar staat men toe gebruik te maken van ge meentegrond. Is deze zienswijze juistdan moet de vergunning niet verleend worden door burgemeester en wethoudersmaar door den raad en in dat geval heeft dit punt niet de minste houdingwant dan zou de raad zich zeiven moeten uitnoodigen, om voortaan geene vergunning te verleenen tot het leggen van riolen. Spr. geeft daarom in overweging punt 4 der conclusie te roijeren. De heer Attoma wenscht den heer Duparc te wijzen op litt. h van art. 179 der gemeentewet, waarvan naar zijne meening het vragen van vergunning een uitvloeisel is. Daar toch wordt aan burgemeester en wethouders opgedragende zorg, zoover van hen afhangt, voor de instandhoudingbruikbaarheid vrijheid en veiligheid der pu blieke wegen enz. Nu is het waar datzullen burgemeester en wethouders zorgen voor de bruikbaarheid enz. der wegen zij dan ook er mede bekend dienen te wezen dat iemand daarin een gleuf graaft. Met het oog hierop kan spr. zich zeer goed begrijpendat ook zonder speciale bepaling in eene verordening op grond van genoemde bepaling der gemeentewet altijd vergun ning is aangevraagd en daarop door burgemeester en wethouders beschikt. Eu in dat geval kan hij er niet het minste bezwaar in zien de voorgestelde uitnoodiging tot burgemeester en wethou ders te rigten. Dan althans weten zedat de raad wenscht dat er geene vergunning worde verleend. De heer Duparc wenscht nogmaals te doen uitkomendat hij de bevoegdheid van burgemeester en wethouders geenszins

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 2