Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 8 Januarij 1874. wenscht aan te tasten ja dat hij zelfs aanneemt, dat er eene be paling geschreven staat. Is dit werkelijk het. gevaldan dient het aan burgemeester en wethouders zeiven te worden overgela ten of ze al dan niet van de hun daarbij verleende bevoegd heid gebruik zullen maken. Acht de raad het bestaan van die bepaling niet langer noodigdan behoort hij haar in te trekken. Het geeft evenwel geen houdingeen besluit te nemen over eenkomstig het voorstel. De heer Dirks oordeeltdat burgemeester en wethouders tot dit voorstel zijn geleid door eene bepaling in de voorwaarden tot verkoop van bouwterreinwaarbij uitdrukkelijk is vastge steld dat de met vergunning van burgemeester en wethouders aan te leggen riolen niet mogen dienen tot afvoer van faecale stoffen. Nu is het hem voorgekomen dat burgemeester en wet houders datgenewat bij die afzonderlijke voorwaarden is ver boden met dit voorstel in het algemeen hebben willen toepassen. De heer .Tnngsma gelooft, dat het door den heer Dirks bij- gebragt voorbeeld hier in geenendeele toepasselijk isomdat de voorwaarden van verkoop van bouwterreinen eene zaak van zuiver privaatregtelijken aard betreffen. Ook kan hij niet toe geven dat het vragen van vergunning tot aanleg van riolen een uitvloeisel van art. 179 litt. h der gemeentewet is. Moeijelijk toch kan hij aannemendat door het leggen van een riool een weg of straat minder bruikbaar of veilig wordt. Veeleer gelooft hijdat die bepaling ziet op het verkeer boven den grond. In 't bijzonder vestigt hij de aandacht op de woorden zoover van hen afhangt," die zijns inziens aautoonen, dat er nog andere bepalingen zijndie de zorg van burgemeester en wethouders verkorten. Zoo wordt ze in de eerste plaats gelimiteerd door het zooeven genoemd art. 138 en ten tweeden door art. 141 volgens 't welk de raad het aanleggen of verbeteren van gemeen tewegen straten enz. beveelt. Spr. blijft daarom bij zijne pri mitive opvattingdatwilde men juist handelende raad dan zich zeiven zou behooren uit te noodigen. Hij zal dus tegen dit onderdeel der conclusie stemmennog te eerderom dat hij overtuigd isdat de zaak buiten die uitnoodiging even goed zal marcheren. De heer Renger8 kan het laatste door den heer Jongsma ge sprokene toestemmen want hij vertrouwtdat de meening van den raad reeds duidelijk genoeg is gebleken en burgemeester en wethouders dienovereenkomstig zullen handelen. De zaak is hem gaandeweg duidelijk geworden, en thans kan hij dan ook mede- deelendat de vergunning niet wordt verleend naar aanleiding van eenige bepaling in de politie-verordeniDgmaar op grond van art. 179 litt. h der gemeentewet, dewijl de vergunning spe ciaal strektom particuliere riolen in gemeentelijke werken of vaarwaters te doen uitlozen. Punt 40 wordt hierop aangenomen met 11 tegen 5 stemmen die van de heeren Duparc Brungervan EijsingaWestenberg en Jongsma. (De heer Wiersma had vóór de stemming de ver gadering verlaten). Nadat hierop punt 50 zonder hoofdelijke stemming was aange nomen wordt de geheele conclusiegewijzigd als bedoeld in omvraag gebragt en met algemeene stemmen aangenomen. Dien tengevolge is besloten 10. In beginsel te besluiten dat binnen de kom dezer gemeente geene privaten of riolenbestemd tot afvoer van faecale stoffen, zullen mogen uitloopea in zinkputten of in slooten van mindere breedte dan vier meter. 20. Mede in beginsel te besluitendat aan eigenaars van privaten die deze in overleg met en volgens aanwijzing van den directeur der gemeentelijke reiniging willen doen veranderen het kosteloos gebruik van door de gemeente te verstrekken ton nen benevens eene tegemoetkoming van tweederden in de kos ten zal worden verleend hoogstens tot een bedrag van J 25. 30. Burgemeester en wethouders uit te noodigenom vóór 10 Januarij 1875 de privaten in alle openbare gemeentelijke ge bouwen te doen inrigten met draagbare tonnen. 40. Burgemeester en wethouders uit te noodigenom voor taan geene vergunning te verleenen tot het aanleggen van riolen, bestemd tot afvoer van faecale stoffen in gemeentegrond. 5°. De verordeningcommissie uit te noodigen, om met ge- pasten spoed eene ontwerp-verordening tot toepassing van het beginsel sub 10 gemeldaan den raad te willen aanbieden. 3. Ontwerpverordening op het bouwen en inrigten van woningen zoomede tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeclige woningen. (Zie bijlage no. 22 tot het verslag van 1873.) De heer van Eijsinga vraagt, of er bij deze verordening zooveel urgentie is, dat ze nog heden moet worden behandeld? Wat hem betreft, hij zou het niet ongepast achten zoo aan de leden gelegenheid werd gegeven deze zóó belangrijke zaak wat nader te onderzoeken. Als hij in aanmerking neemtdat het zoo even behandeld voorstel reeds 9 October 1873 bij den raad is ingekomendan gelooft hij te mogen zeggendat de termijn, ter overweging van dit ontwerp, wel wat kort is gesteld. Eerst in de vergadering van 24 December is het ter tafel gebragt en jongstleden Maandag is het in druk aan de leden rondge deeld. Maar spr. zou uitstel der behandeling ook daarom wen- schelijk achtenomdat hem van ter zijde eenige aanmerkingen van praktischen aard zijn gemaaktwaarvan hij de juistheid niet zoo dadelijk heeft kunnen beoordeelen. Overigens meent hij de vraag te mogen stellen of het geen overweging had verdiend het ontwerp te stellen in handen van de commissie voor openbare werken die omtrent alle bouwzaken kan worden gehoord. Doch dit daargelaten geeft spr. in over weging ombijaldien er geen urgentie bestaatde behandeling tot de volgende vergadering aan te houden. De heer Suringar ondersteunt het voorstel van den heer van Eijsinga. Hij acht de zaak van te groot belang, om met overhaasting te worden behandeld. De Voorzitter gelooft niet, dat de urgentie zoo dringend isdat de behandeling geen 14 dagen zou kunnen worden uit gesteld. Niettegenstaande veroorlooft hij zich op te merkendat de opdragt van den raad tot het aanbieden van dit ontwerp reeds dateert van het jaar 1871. Sedert zijn er tal van wonin gen gesticht, op de inrigting van welke, bij gebrek aan eene verordening, niet het minste toezigt is kunnen worden uitgeoefend. Het aangeboden ontwerp heeft Jangen tijd aanhangig geweest bij eene commissie, op wier voorlichting men grooten prijs 6telde. Nu het eenmaal in staat van wijzen isachten burgemeester en wethouders het zaak te zijn dat het spoedig worde behandeld. Wat betreft de opmerkingdat het voorstelzooeven behan deld langen tijd is aanhangig geweestmoet spr. observeren dat de behandeling van dat voorstel met voordacht is uitgesteld tot aan de indiening van deze ontwerp-verordeningomdat het in zeker opzigt daarmede in verband stond. Spr. zal zich intusschen niet tegen verdaging der behandeling verzettenindien het door den heer van Eijsinga geuit verlangen door de vergadering wordt gedeeld. Nadat onderscheidene leden hunne instemming daarmede had den betoondwordt op voorstel van den voorzitter besloten het ontwerp heden over 14 dagen in behandeling te nemen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aanvulling van de verordeningbetrejjende de instandhouding enz. van de openbare wegen enz. (Zie bijlage no. 21 tot het verslag van 1873). De Voorzitter heeft grondom te verwachten dat de zoo straks aan de verordeningcommissie verstrekte opdragt tot aan bieding eener ontwerp-verordening, houdende verbod tot afvoer van faecale stoffen in zinkputten enz. op nieuw tot aanvulling der verordening op de instandhouding enz. van de openbare we gen enz. aanleiding zal geven. Hij geeft daarom in overweging dit voorstel aan de verordeningcommissie terug te zenden ouder uitnoodigingom nategaan in hoever het wenschelijk is dat bedoeld verbod in evengenoemde verordening worde opgenomen, enbij toestemmende beantwoording het een met het ander in een en hetzelfde voorstel optenemen. Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. Verslag der kandeiingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 22 Januarij 1874. 5 Vergadering van Donderdag 22 Januarij 1874. Tegenwoordig 19 leden. Afwezig de heeren Westenberg cn van Sloterdijckbeide nret kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. Het rapport deT commissie, in wier handen, om berigten advies, is gesteld de resolutie van heeren gedeputeerde staten in zake de verhooging van de jaarwedde der wethouders. 2. Idem van diebelast geweest met het onderzoek van de rekening en verantwoording van de kamer van koophandel over 1873. 3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot vergroo ting van den Prinsentuin. 4. Idemtot het verleenen eener subsidie aan de commissie, die zich belast heeft met de regeling van de op 12 Mei a. s. in deze gemeente, ter gelegenheid van het 25-jarig krooningsfeest van zijne majesteit den koning, te geven feestelijkheden. 5. Eene voordragt tot benoeming van een hulponderwijzer der 2e klasse aan de tusschenschool le klasse. Op deze voor dragt komen voor J. Bonsema te Nuis en F. Duiker te Leeuwarden. Voormelde stukken zijn ter inzage gelegd om in eene vol gende vergadering te worden behandeld. 6. Een adres van S. F. van der Zee te Heerenveenhouden de verzoek om een tweede beurtveer tusschen die plaats cn Leeuwarden te mogen aanleggen. 7. Idem, van de wed. J. Ilaniaom gemeentegrond in koop of op grondpacht te erlangen. De sub 6 en 7 vermelde adressen zijn om berigt cn raad in handen van buigemeester en wethouders gesteld. 8. De rekening van den Prinsentuin over 1873. 9. Het procesverbaal van de door burgemeester en" wethou ders gehouden verificatie der gemeentekas. 10. Het eerste verslag omtrent den te Leeuwarden gevestig- den opleidingcursus voor hulponderwijzers. De stukken sub 810 vermeld zijn ter inzage gedeponeerd. 11. Eene missive van voogden van het Sint Anthony gast huis, houdende mededeelingdat zij zich voorstellen het geheele bedrag der door de gemeente over het jaar 1873 betaalde kos ten voor de verpleging van behoeftige krankzinnigen voor reke ning van het gasthuis te nemen. De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethouders reeds voorloopig aan heeren voogden hunnen dank hebben be tuigd voor de heusche wijzewaarop door hen aan de uitgaven van de gemeente wordt tegemoet gekomen. 12. Éene resolutie van gedeputeerde staten, geleidende af schrift van 's konings besluit, waarbij is goedgekeurd 's raads besluit tot wijziging van de bepalingen tot heffing eener belas ting voor het gebruik van de wateren kaden en wallen. 13. Een sch.ijven van burgemeester en wethouders houdende mededeeling a. dat aan T. G. Bekhuis en D. Damstra provisioneel in koop is toegewezen het perceel bouwterrein no. 52; b. dat door de gemeente zijn aangekocht de huizen aan den Singel bij 't Cambuursterpadno. 248 en 248/', voor 1993. De sub 12 en 13 vermelde stukken zijn voor notificatie aan genomen. III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op- roepingbrief aangebragte punten 1. Voorstel van burgemeester en weihouders in zake de in werking Bijvoegsel behookende bij de Leeuwarder Courant. treding tan de verordeningregelende den rang enz. van de ambtenaren bij de gemeentelijke architectuur. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten 1°. Te bepalen dat de op 14 Augustus 1873 vastgestelde ver ordening regelende den raüghet getalde bezoldiging en de wijze van benoeming der ambtenaren en bedienden belast met het beheer van en de zorg voor de plaatselijke werken en eigen dommen van deze gemeentewordt gerekend in werking te ziju getreden den 1 Januarij 1874. 20. Het bedrag der jaarwedden van de drie opzigters der ge meentewerken te bepalen als volgtvoor den opzigter D. van der Sluis, tot dusverre fungerende als onder-architect, op 850 en voor de andere beide opzigters respectivelijk op J 800 en j 600. 30. Vast te stellen als jaarwedde van den schrijver op 't bu reau van den directeur der gemeentewerken de som van 600. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders om den directeur der gemeentewerken te vergunnen bij zijne betrekking andere function waar te nemen. De conclusie van het voorstel luidt als volgt: //Aan den heer Thomas Romein directeur der gemeentewer- wken alhier, vergunning te verleenen om tot wederopzegging, //nevens zijne gemelde betrekking waar te nemen de betrekking z/van opperbrandmeester in deze gemeente en van boekhouder /,der onderlinge brand waarborgmaatschappij voor de gemeente //Leeuwarden." De lieer Jongsma zegt, dat in de verordening, regelende de benoeming van ambtenaren bij de gemeentelijke gaslabriek, liet beginsel is opgenomen dat de benoeming geschiedt voor den tijd van drie jaren. Dit beginsel heeft in sommige gevallen wel iets goeds. Daardoor toch is de raad in de gelegenheid gesteld, om na verloop van drie jaren na te gaan of de betrekking rig- tig wordt vervuld. Nu is spr. van meening, dat, wanneer men, gelijk liet voorstel beoogt, eene dispensatie lot wederopzeggens verleent, het moeijelijk is deze later weder in te trekken, vooral omdat dit dan geschieden moet door burgemeester en weihou ders,een klein collegie, waar zoodanige handeling altijd eigen aardige moeijelijkheden oplevert. Hij zet op den voorgrond, dat het in de tegenwoordige omstandigheden niet wel opgaat den titularis de door hem waargenomen betrekkingen te ontnemen. Is hij dus gezind de dispensatie toe te staandan wenscht hij er aau te verbindendat ze voor den tijd van drie jaren wordt verleend. Daardoor zal de raad genoodzaakt zijn 11a verloop van drie jaar te onderzoeken of de dispensatie al dan niet na- deelig op den gang der gemeentezaken heeft gewerkt. Spr. stelt dientengevolge voor in de conclusie, in plaats van de woorden: tot wederopzeggens, te lezen t,voor den tijd van drie jaren." De heer Dirks merkt op, dat de voorsteller-zelf reeds heeft erkend dat het moeijelijk is den tegenwoordigen titularis de door hem waargenomen betrekkingen le ontnemen. Ook spr. is dat gevoelen toegedaan en wel voornamelijkomdat de heer Romein reeds zoo langen tijd die betrekkingen heeft bekleed. Wanneer nu spr. tegenover dien langen tijd stelt de drie jaren die in het stelsel van den heer Jongsma als proefjaren zijn te beschouwen, dan komt het hem voordat hetgeen die spreker tot ondersteu ning van zijn voorstel heeft gezegd strijdt met dat voorstel zelf. Die lange jaren toch heeft de combinatie der betrekking van architect met andere betrekkingen geen aanleiding tot moeijelijk heden gegeven. Spr. maakt daarom bezwaar zich met het amen dement te vereenigen. Indien het hier eene geheel nieuwe be noeming golddan zou hij daaraan gaarne zijne stem geven. De VoorzittöT zegtdat de heer Jongsma de bepaling in de verordening voor de ambtenaren der gasfabriek als eene heil zame bepaling heeft gekwalificeerd. Het doet hem leed zich in deze vierkant tegen het gevoelen van dien spreker te moeten verklaren. Hij althans vindt het eene zeer onheilzame bepaling, eene bepaling, die zeer ontmoedigend voor de betrokken titula- 2

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 1