Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 29 Januarij 1874.
15
Vergadering van Donderdag 29 Januarij 1874.
Tegenwoordig 18 leden; afwezig de heeren de With en Wes
tenberg met- en de heer van Valkenburg zonder kennisgeving.
Voerzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Eene missive van den schuttersraad bij de dienstdoende
schutterijhoudende verzoek om magtiging tot het doen van af-
en overschrijvingen op de begrooting van kosten der schutterij
voor 1873.
Ten fine van berigt en advies in handen gesteld van de hee
ren Brunger, Wijbrandi en Plantenga.
2. Een adres van de afdeeling Amsterdam der maatschappij tot
bevordering der bouwkunst, houdende verzoek wijziging te bren
gen in het programma der prijsvraag tot het erlangen van plan
nen voor een in deze gemeente te stichten beursgebouw.
Om berigt en raad in handen van de commissie voor openbare
werken gesteld.
III. De Voorzitter deelt mededat aannemer is geworden
van het doen van af- en uitgravingen ten behoeve van den te
maken versch water vijverR. Tichelaar aannemer alhier voor
f 5600 en dat het afgraven van den Verlaatsdwinger niet is
gegundomdat de inschrijvingen de gemaakte begrooting verre
overtroffen.
Voor notificatie aangenomen.
IV. Voortzetting der behandeling van de verordening op het bouwen
van woningen en tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige
woningen.
(Zie verslag der zitting van 22 Januarij 1874, bladz. 713).
De Voorzitter opent de beraadslaging over art. 6 van het
ontwerp.
De heer van Eijsinga brengt in herinnering, dat hij reeds
bij de discussie over de algemeene strekking van de verordening
tegen dit art. bezwaren heeft geopperd. Die bezwaren kwamen
in hoofdzaak hierop neerdat hij van de in het art. vervatte
bepalingen eene te groote inmenging van het gemeentebestuur
in de aangelegenheden der ingezetenen vreest. Spr. heeft die
bepalingen getoest aan den algemeenen regeldat men de indi
viduele vrijheid niet verder moet beperken dan door het alge
meen belang wordt gevorderden is daardoor tot de overtuiging
gekomendat ze te ver gaan. Hij prijst de goede bedoeling
die er aan ten grondslag ligtmaar hij is tevens van oordeel
dat men zich van hare strekking duidelijk rekenschap dient te
geven. En dit doende gelooft hijdat het voorschriftdat ten
minste een van de lichtramen moet kunnen worden geopend
weinig beteekentindien niet tevens wordt bepaald dat dat
raam moet worden geopend. Doch het is duidelijkdat een
zoodanig voorschrift in deze verordening niet kan worden opge
nomen. Het is echter de bevestiging van de waarheiddat
men, wanneer men te veel regeltde exceptiën in 't leven roept.
Spr. wil aannemendat bij de oplevering van een gebouw en
de opneming daarvan door een gemeentelijken ambtenaar alles
volgens de verordening is ingerigt; doch hij mist nog altijd de
waarborgendat ook in vervolg van tijd daarvan niet zal wor
den afgeweken. Men zouwilde men hiervan zekerheid hebben
zich op bepaalde tijdstippen daarvan door eene inspectie in loco
moeten vergewissen waarvoor zeker een corps van ambtenaren
zou noodig zijn. Geenszins toch hoort het tot de onmogelijk
heden dat een beweegbaar raam tengevolge van het verwen of
andere omstandigheden op den langen duur niet meer geopend
kan worden. Spr. heeft zich de vraag gesteld of ook niet van
de bepalingen van dit art. in zekere gevallen dispensatie zou
dienen te worden verleend. Hij hoopt intusschen wèl te worden
Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant.
verstaan want in de vorige vergadering heeft men het doen
voorkomenalsof hij de commissie van de hier en daar in deze
verordening opgenomen dispensatiën een verwijt heeft gemaakt
wat geenszins het geval ishij heeft zelfs in 't midden gelaten
of de dispensatiën niet talrijker moesten zijn. Wat hij beweerde
is ditdat de omstandigheiddat in eene verordening vele
bepalingen worden aangetroffen van welke het te voorzien is
dat er nu en dan van zal moeten worden afgewekenvoor die
verordening geen aanbeveling is.
Spr. meent hiermede zijne bezwaren tegen het art. genoegzaam
te hebben uiteengezet. Hij ziet geen kans om door de indiening
van een amendement daaraan te gemoet te komen en zal er
zich dus toe bepalen het art. af te stemmendoch doet dit alleen
op grond van de bezwaren in de toepassingdie men in opzigt
tot dit art. zal ondervinden. Het heeft hem getroffenwat hij
in den loop dezer week van een lid dezer vergaderingdie
overigens een voorstander van deze verordening isvernamdat
hij zich gelukkig rekende dat hij niet met de uitvoering der
verordening belast zou zijn.
De heer Rengörs is het met den vorigen spreker eens, dat
dit art. deels te veel anderdeels niet genoeg geeft en zonder
schade in de verordening kan worden gemist. De opmerking
dat het met de bepaling aat ten minste een lichtraam moet kun
nen worden geopendnog lang niet zeker isdat het ook zal
worden geopend, komt hem volkomen gegrond voor. Uit ervaring
weet hij het, dat bij de arbeidende klasse groote vrees tegen
het openzetten van ramen bestaat. Langen tijd heeft hij in eene
met arbeiderswoningen omgevene buurt gewoond maar nog
nimmer heeft hij in eene dier woningen een raam geopend ge
zien ofschoon daartoe anders wel gelegenheid bestond.
Spr. gelooft verder, dat er in opzigt tot de grootte van de
lichtramen en die van het vertrek geen duidelijke punten van
vergelijking zijn aangegeven. Wat toch vraagt hij heeft
men te verstaan onder //licht doorlatend gedeelte" Wordt het
beschouwt 1/7 van de oppervlakte van den vloer of van die der
muren uittemaken En dan wat is het lichtraam van eene
kamer, die haar licht door een winkel ontvangt? Dit zijn be
denkingen die spr. zullen leiden om tegen het art. te stemmen.
De heer van Slotordijck moet, zonder in de details van
de vorige sprekers te treden met een enkel woord refuteren d©
opvatting van die sprekersdie eigenlijk geheel op al de artike
len dezer verordening toepasselijk is en duswierd ze door de
meerderheid der leden gedeeld tot afstemming van de verorde
ning, of liever tot intrekking van het besluit van den raad,
waarbij de opdragt tot aanbieding der verordening werd verstrekt,
zou moeten leiden. I)e raad toch wist a priori, dat in zake het
bouwen van woningen met het oog op de eischen der gezond-
heidpolitie niet alles tot in de geringste details kon worden
geregeld dat hij wel gelegenheid kon geven aan die eischen te
voldoenmaar niet de ingezetenen tot opvolging daarvan kon
dwingen. Met die wetenschap voor oogen heeft de raad de op
dragt aan de verordeningcommissie verstrekt. En nu komt het
spr. onbillijk voor te vorderendat de verordening bepalingen
behelzedie de menschen dwingen gezond te zijn. Zoover kan
naar zijne meening de verordening niet gaan. Maar voor hem is
het geenszins twijfelachtig dat men toch altijd moet doen zooveel men
kan als men onmogelijk alles kan regelen. Hij wil erkennen
dat wanneer hier al wordt bepaalddat ten minste een lichtraam
moet kunnen worden geopendhet nog geenszins zeker isdat
het ook tot dat einde zal worden gebruikt maar hij moet er
tevens op wijzendat de verordening wel meer bepalingen be
helst waarvan men niet de minste zekerheid heeftdat zeaan
vankelijk opgevolgdook steeds zullen worden nageleefd. Om
maar iets te noemenart. 1 schrijft voordat de gemaakte uit
dieping met zuiver zand of sintels moet worden aangevulddoch
wie staat er voor in dat dat zand of die sintels daar later niet
worden weggehaald En eveneenswat waarborg heeft men
3