Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 26 Maart 1874. grond ter lengte van plus minus vijf meter en ter breedte van het erf dier huizin geonder zoodanige voorwaarden en bepalingen als burgemeester en wethouders dienstig zullen achten." De heer van Sloterdijck heeft zichtoen het huis lett. K no. 126 afbrandde, de illusie gemaakt, dat alsnu voor de ge meente te verkrijgen zoude zijn een belang, waarnaar op zoo verschillende wijze wordt gestreefd de verbreeding namelijk eener uaauwe steeg. De Doorgaande steeg tochdie langs het afge brand huis loopt, is een voorbeeld van engte. Hij had zich der halve gevleid, dat op het verzoek van den eigenaar, om de voor het huis gelegen plek gemeentegrond in eigendom aan hem af te staan een advies zou zijn gekomen waarmede aan den raad gelegenheid werd gegeven tot verbreeding dier steeg. Hij behoeft dus niet te zeggen dat het voorstel hem heeft teleur gesteld. Waar zooeven bij de beschikking op het verzoek van Zuidemahet als ware het met den passer wordt afgemeten opdat den requestrant niet meer grond worde afgestaan dan hij daartegenover in ruil geeft, daar wordt hier voorgesteld een belangrijke plek grond om niet uit te geven, enkel in" het belang eener goede rooijingeen belangdat ook spr. wel eenige opoffering waardig keurt. Doch naast dat belang staat een ander, zijns inziensnog grooter belang de verbreeding der steeg dat in dezen wel in consideratie had mogen worden genomen, t Is daaromdat hij van burgemeester en wethouders wenscht te vernemen of er overwegende redenen bestaan om welke van deze gelegenheid geen gebruik is gemaakt. Mogt dit niet het geval zijn dan zal hij de vrijheid nemen een voorstel te doen om de stukken tot nadere instructie aan burgemeester en wethou ders terug te zenden. De Voorzitter antwoordt, dat er bij het collegie wel over esproken isom den grond aan ten Brink te verkoopenmaar at men daarvan heeft afgezien uit vreesdat dan de eigenaren van de andere aangrenzende huizen zouden worden weerhouden deze vooruit te bouwen. Dat de Doorgaande steeg zeer naauw is en eene verbreeding er van dus zeer wenschelijk zoude zijn erkent ook spr.doch bij burgemeester eu wethouders is dit punt niet opzettelijk behandeld. De heer Bloembergen bevestigt het door den voorzitter medegedeelde, dat namelijk de verbreeding der steeg bij burge meester en wethouders geen speciaal punt van overweging heeft uitgemaakt. De gemeente heeft in der tijd in de steeg woningen aangekocht, meer met het oogmerk om daar meer ruimte te krijgendan om de steeg te verbreeden. Indien men echter dit wil, dan zal voor den requestrant de gelegenheid om een behoor lijk huis te bouwen verminderen. Doch, gelijk gezegd is, de verbreeding heeft geen punt van overweging uitgemaakt, voorna melijk ookomdat het verzoek enkel strekt om den grond vóór het huis in eigendom te erlangen bij welk verzoek burge meester en wethouders bij de behandeling der zaak uitsluitend zich hebben bepaald. Spr. weet niet, of het denkbeeld van den lieer van Sloterdijck voor verwezenlijking vatbaar is, met name of de eigenaar genegen is een gedeelte grond af te staan en of hij dan genoeg ruimte overhoudt, en in die onzekerheid komt het hem niet kwalijk voor de zaak aan te houden. Terugzending naar burgemeester en wethouders acht hij minder noodigomdat burgemeester en wethouders ook anders wel hunne gedachten over de zaak kunnen laten gaan. Indien echter de heer van Sloterdijck beoogt, dat de raad met de aanneming van zijn voor stel zal uitspreken, dat hij eene verbreeding der steeg wenscht, dan acht spr. het nog al eeniger mate bedenkelijk. Daarom nog te meer geeft hij dat geëerde lid in overweging zijn voorstel al dus te wijzigendat de verdere behandeling der zaak tot de volgende vergadering wordt aangehouden. De heer van Sloterdijck moet naar aanleiding van de be komen antwoorden opmerken dat zijn bezwaar niet tweeledig isdat hij zich geen partij stelt voor het betalen van den over te dragen grondindien niet de steeg mogt worden ver breed want hij gelooftdat het antecedent van het huis op den hoek voldoende isom ook dezen grond zonder vergoeding over te dragen. De door de leden van 't dagelijksch bestuur afgelegde verkla ringen hebben spr. er van overtuigd, dat de verbreeding der steeg niet in overweging is geweest, waaruit volgt, dat daarover ook niet met den requestrant is onderhandeld. Nu heeft de heer Bloembergen hem in overweging gegeven een voorstel te doen om de behandeling der zaak aan te houden doch dit komt hem minder rationeel voor. De zaak blijft dan bij den raad aanhan gig en burgemeester en wethouders kunnen inmiddels een on derzoek instellengelijk ook ieder lid van den raad kan doen maar dit is niet genoeg. Spr. althans zou mi enen, dat de zaak niet is geïnstrueerd met in achtneming van alles, wat in acht had kannen worden genomen. Hij blijft daarom op terugzending aandringen en stelt mitsdien voor /,de stukken betrekkelijk tot deze zaak te renvoijeren aan burgemeester en wethouders tot nadere instructie en voorstel." Hij moet echter nog opmerken dat de raad door dit voorstel aantenemen nog geenszins tot verwijding der steeg besluit. De heer Dirks kan dit voorstel ondersteunenomdat op die wijze de zaak het spoedigst tot een einde zal komen hetgeen ook door den requestrantdie zeker hoe eerder hoe liever met het bouwen zal willen aanvangenzeer zal worden gewenscht. De heer Bloembergen is er niet tegen, dat burgemeester en wethouders in de gelegengeid worden gesteld, om met het oog op eene mogelijke verbreeding der steeg de zaak nog nader in overweging te nemenmaar zou meenendat een daartoe strekkend voorstel niet kan worden gebaseerd op de bewering, als zoude de instructie d«rr zaak niet voldoende geweest zijn. Het collegie immers is opgedragen een onderzoek van het ver zoek om den grond in eigendom te erlangen en in zoover is dus de instructie voldoende geweestdoch indien men de in structie nog verder wil hebben uitgestrektdan zal daarvoor een bepaald motief moeten worden opgegeven. De heer van Slotördijck zegt, dat de vraag, of de instruc tie al dan niet voldoende is geweestverschillend kan worden beoordeeld. In het algemeen is de instructie als voldoende te beschouwen doch er is in de discussie een nieuw gezigtspunt geopperdeen gezigtspuntdatindien burgemeester en wethou ders er op hadden geattendeerdtot verder onderzoek zou heb ben geleid en in zoover is de instructie onvolledig. Dit neemt echter niet wegdat spr. gaarne voldoet aan den wensch van den heer Bloembergen door namelijk het punt tot verdere instructie in zijn voorstel op te nemen. Hij stelt mitsdien voorr z,de stukken betiekkelijk tot deze zaak te renvoijeren aan burge meester en wethouders tot nadere instructie en voorstelmet het oog op de gelegenheid tot verwijding van de Doorgaande- steeg." De heer Brungor zal zich tegemdit voorstel verklaren. Hij weetdat het afgebrand huis niet breed waszoodat het tè voorzien isdat de eigenaar niet ligt een gedeelte tot verbree ding der steeg zal afstaan. En bovendienal wilde ook de eige naar daarin tredendan zou de verbreeding zich toch alleen kun nen bepalen tot zoo ver zijn pand strektdus alleen over dat gedeeltewaar geen bewoonde panden zijn want deze vindt men verder op in de steeg. In de steeg-zelf zal geen meer licht of lucht verkregen worden dan alleen voor zoover het pand van ten Brink loopt. Het voorstel zal dus enkel dit gevolg heb ben dat de opbouwiDg van het huis eenigen tijd wordt vertraagd. De heer Rengershoewel met den heer Bruuger van gevoelendat nader onderzoek toch niet tot verbreeding der steeg zal leidenvindt geen redenen om zich tegen het voor stel te verklaren, dewijl daarin de bedoeling niet ligt opgesloten, dat burgemeester en wethouders verpligt zullen zijn een plan tot verbreeding der Doorgaande steeg aan te bieden. Spr. is integen deel wel geneigd de zaak nog in nadere overweging te nemen Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 26 Maart 1874. 43 omdat het onderzoek in plaats van tot verbreeding van de steeg wel tot eene geheele onttrekking aan de publieke dienst zou kunnen leiden. De Voorzitter zal zich met het voorstel vereenigenomdat er aan den kant van de Put geen uitzigt op verbreeding der steeg bestaatterwijl daarentegen aan de Nieuweburen gelegen heid bestaat de steeg ook nog te verbreeden door bijvoeging van een gedeelte van het huis van Polakwanneer deze te eeniger tijd zijn huis gaat verbouwen en daarbij den daarvoor liggenden grond wenscht te gebruiken. Het voorstel van den heer van Sloterdijck wordt hierop aan genomen met 16 tegen 3 stemmendie van de heeren BruDger Altema en van Eijsinga. 7. Voorsttl van burgemeester en wethouders tot bepaling van den dagop welken de nieuwe veemarktplaats zal worden in gebruik geitdd. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten Te bepalen dat de nieuwe veemarkt wordt in gebruik gesteld, aan te vangen met den 17en April 1874. 8. Voorstel van burgemeester en nathouders op het ver zeek van de wed. H. Meijerom verhooging harer belooning als medehelpster aan de armenbewaar school. Den heer van der MöUlen is het bij lecture van 't adres geblekendat adressante verhooging vraagt als medehelpster en dat ze dit doet in verhand met het schoonhouden der school wat ook aan haar is opgedragen. Spr. kan zich wel vereenigen met het advies van burgemeester en wethouders tot afwijzing van het verzoek doch zou willen voorstellen adressantes beloo ning voor het schoonhouden der school met 15 te verhoogen en te brengen op 95 waardoor deze gelijk zoude worden aan de belooning van de schoonmaakster der school op het Yliet. De Voorzitter merkt op dat de belooning der schoon maaksters van scholen door burgemeester en wethouders in over leg met den directeur der gemeentewerken wordt geregeld. Hij zou dus meenendat het voorstel van den heer van der Meulen niet bij den raad behoort te worden beslist. Intusschen geeft hij de verzekeringdat burgemeester en weihoudersdes noodig bij de eerstvolgende regeling op den wensch van den heer van der Meulen regard zullen slaan. De heer van der Meulen verklaart zijn voorstel in te trekken. Het was hem niet bekenddat de regeling der beloo ning van de schoonmaaksters bij burgemeester en wethouders behoort. Hierop wordt overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten Aan Aukje de Vries, wed. H. Meijer, in antwoord op haar adres van 3 Februarij 1874, te kennen te geven dat het daarbij gedaan verzoek om verhooging harer belooning als medehelpster in de armenbewaarschool niet voor inwilliging vatbaar is geacht en mitsdien wordt gewezen van de hand. 9. Voorstel van de commissie voor openbare werken op het verzoek van de ajdeeling Amrttrdam der maatschappij tot bevordering der bouw kunst tot wijziging van het p'o gramma der prijsvraag voor een in deze gmeente te stichten beursgebouw. De conclusie van het voorstel luidt aldus //Aan het bestuur der afdeeling Amsterdam van de maatschappij //tot bevordering der bouwkunst 's raads dank te betuigen voor //het blijk vaa belangstelling in de uitgeschreven prijsvraag voor z/een beursgebouwonder te kennen geving //dat zonder te willen treden in eene beoordeeling in hoe- //verre de in het adres geopperde bezwaren gegrond zijn de «tijd reeds te ver gevorderd is om thans nog suppletoire bepa lingen aan het programma van 8 November 1873 toe te voegen, //daar de raad vermeent, dat dit aanleiding zoude geven tot vgroote teleurstelling bij een tal van belanghebbendendie door z/het aanvragen van programma's reeds blijken hebben gegeven //van te willen concurreren //dat evenwel, ter voorkoming van misverstand omtrent den //voor het bekroonde plan uitgeloofden prijswaartoe naar het z/schiint eene minder duidelijke omschrijving in het programma //aanleiding geeft, is besloten in de nieuwsbladen te wijzen op /,eene mogelijke onjuiste opvatting van het totaalbedrag van den //prijs der bekrooning en dit punt zooveel noodig nader toe te //lichten z/dat eveneens door de nieuwsbladen aan de inzenders zal //worden kenbaar gemaakt, dat het plaatsen van een spreuk of //kenbaar teeken op de in te zenden stukken geoorloofd ismits /,worde opgegeven hoe en op welke wijze men de terugzending //verlangt." De heer van Sloterdijck heeft naar aanleiding van dit ad vies eene vraag aan de commissie voor openbare werken te doen deze namelijkof 't bij deze gelegenheid ook wenschelijk zoude zijn den termijn voor de indiening der ontwerpen te verlengen Spr. stelt daarom nog te raeer prijs op een antwoord van de commissieomdat hij niet bij magte is te appreciërenof de wij ziging die nu in het programma wordt aangebragtook nog deze of genedie anders van mededinging zou hebben afgezien tot deelneming daaraan kan uitlokken. En indien eens dit het geval kon zijndan ware liet zeker rationeel den termijn van inzending te verlengen. De heer van Valkenburg antwoordt, dat er bij de com missie van verlenging van den termijn van inzending geen sprake is geweest. De prijsvraag is op 8 November 1873 uitgeschreven terwijl het adres der maatschappij 28 Januarij 1874 tot dag- teekening draagt. In dat tijdsverloop zijn er zeer vele program ma's aangevraagd. Menigeen heeft dus blijk gegeven van naar den prijs te willen mededingen. En nu gelooft spr.datin dien men den termijn verlengteene onregtvaardigheid tegen over die personenwelke ongetwijfeld reeds aan het werk zijn wordt gepleegd. Daarenboven heeft de commissie geen ingrij pende veranderingen voorgesteldzoodat het programma in be ginsel gehandhaafd blijft. De heer Bloembergen zou zeggendat het laatste gedeelte der conclusie wel eenige wijziging in de redactie zal dienen te ondergaan. Hij verwacht dan ook nietdat de commissie zal willendat burgemeester en wethouders alles woordelijk uit de conclusie overnemen. Toch acht hij zich verpligt de opmerking te makenomdat anders burgemeester en wethouders aan de woorden der conclusie gebonden zouden zijn. De heer van Valkenburg zegt, dat de heer Bloembergen de zaak goed heeft opgevat. Zoo staat er in de conclusie, dat omtrent het jniste bedrag van den prijs in de nieuwsbladen me- dedeeling zal worden gedaandoch de wijzewaarop dit zal ge schieden is natuurlijk aan burgemeester en wethouders over gelaten. Hierop wordt de conclusie van het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De voorzitter sluit de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 2