72 Verslag der handelingen van den gemeen digheiddat zij in zake de pensionering een voorstel hoopcn te doenhebben ze gemeend de adressanten te moeten gratificeren en ze later, na het vaststellen eener vaste regeling, op te nemen onder de gepensioneerden. Zij vonden het minder goed nu te spreken van pensioen als ware hetdat de zaak der pensione ring in het vergetelboek is geraakt. Dit laatste is in geenen deele het gevalmaar de zaak ia van teederen aard en vereischt een naauwkeurig en langdurig onderzoek. Zooveel is zeker dat spr. zich vleitdat er een voorstel zal zijn gedaan vóór dat er van deze adressanten een nieuw verzoek zal inkomen. De heer JongSïïia acht na de door den voorzitter gegeven inlichting de aanneming van het amendement van den heer van Valkenburg ongeraden. Hij althans zal zich genoodzaakt zien daartegen zijne stem uit te brengen. Een andere vraag intus- schen is hetof ook een tus&chenweg ware in te slaan. Hij vindt het iets gewaagd zoo klakkeloos te beslissen op een amen dementdat de strekking heeft eene doorloopende toelage van ƒ300 te verleenen. 't Is om die reden dat hij als motie van orde voorsteltde behandeling van het voorstel van 'burgemees ter en wethouders met het amendement van Valkenburg aan te houden tot de volgende vergadering. De heer van Sloterdijck kanna de daarin gemaakte wij ziginghet amendement van den heer van Valkenburg niet lan ger ondersteunen. Hij acht het geheel onaannemelijk om ieder der adressanten eene gratificatie van ƒ150 te verleenen, aange zien het volstrekt onzeker is wie der adressanten het eerst zal overlijden ea in welke omstandigheden de langstlevende na dat overlijden zal verkeeren. Dan nog acht hij het beter 300 aan beide adressanten gezamenlijk toe te kennen. Ilij stelt mitsdien voor te besluiten //Aan Johannes Voorst en Trijntje Blinksma, vader en moeder in het stads ziekenhuisgedurende hun leven te verleenen eene toelage van ƒ300 in het jaar, kwartaalsgewijze op bevelschrift te betalen en zulk9 met ingang van 12 November 1874 en met bepaling, dat bij overlijden van een hunner deze beschikking ophoudt te werken." Tot nadere adstructie voegt spr. er bijdat het zijne bedoeling isdat de langstlevende in de gelegenheid zal zijn voor zich de vereischte demarches te doen. De Voorzitter verzoekt de leden zich te bepalen tot de motie van den heer Jongsmadie thans aan de orde is. De heer JongSlïia is zoo straks in gebreke gebleven zijne motie toe te lichten. Thans wil hij de beweegredenen daarvoor mededeelen. Hem is het altijd zeer moeijelijk voorgekomen zich eene juiste voorstelling van een amendement te maken m. a. w. dat het bijna niet doenlijk is aan te geven waar een amendement begint, waar het eindigt. Nu wordt zijns inziens, wanneer burgemeester en wethouders voorstellen eene gratifica tie van J 300 te verleenenmet een voorstel om b. v. maar 200 toe te kennen het beginsel in tact gelaten. Zoodanig voor stel nu kan spr. als een amendement aannemen. Maar hier wordtzoo het heet bij amendementeen geheel ander beginsel ingeschoven. Terwijl burgemeester en wethouders voor een jaar eene gratificatie willen hebben toegekendstelt de heer van Valkenburg voor eene levenslange toelagewat in spr's. oog het zelfde is als een pensioente verleenen. Hij is het nog niet met zich zeiven eensof hij zoodanig voorstel wel als een amendement mag beschouwen al vast gelooft hij te mogen zeg gen dat hij dit in hooge mate betwijfelt. En ten einde nu de vergadering voor een overhaast besluit te vrijwaren heeft spr. zijne motie voorgesteld en blijft hij de aanneming daarvan aan bevelen. De heer van Valkenburg gelooft, na het door den voor zitter gesprokenede adressanten niet in 't minst te benadeelen als hij zijn amendement bij deze intrekt. Iudien de voorgespie gelde regeling mogt achterwege blijven, zullen zij het volgend jaar zich op nieuw aanmelden en dan zei men gelegenheid heb- sraad te Leeuwarden, van 23 Julij 1874. ben de zaak definitief te regelen. Met het oog hierop kan spr. thans het voorstel van burgemeester en wethouders aannemen. De heer van Sloterdijck merkt opdat de bedoeling van de motie van den heer Jongsma is, om de amendementen te appreciëren. Hij echter acht dit met noodigwant hij beschouwt het als boven twijfel verhevendat de voorgedragen amende menten inderdaad amendementen zijn. Immershet beginsel vau het voorstelom de adressanten na bekomen ontslagniet onverzorgd te latenwordt geheel gehandhaafd. Dat beginsel verandert geenszins als men in plaats van gratificatietoelage of pensioen leestook niet als men voor gratificatie levenslange toelage stelt; zelfs dan nog niet als men zegt, dat bij overlij den van een der adressanten de beschikking ophoudt te werken. Spr. gelooft daarom niet, dat zijn amendement ais een nieuw voorstel is aan te merken, en daarmede vervalt zijns inziens ook het bezwaar, om de zaak heden af te doen. Hij is er zeker vandat er niet het minste bezwaar kan zijn om thans zoowel omtrent het voorstel van burgemeester en wethouders als aan gaande de amendementen eece beslissing te nemen. De heer Wiersma heeft de motie ondersteundomdat hij verwacht, dat eeuig uitstel den raad in het toekennen van pen sioen tot voorzigtigheid kan leiden. Het is zeker een aangenaam iets om, wanneer een gemeente-ambtenaar in de waarneming zijner betrekking ongeschikt is gewordeneen pensioen toe te kennen daartoe wordt in sommige gevallen al zeer ligt overge gaan. Men let voornamelijk op de bezwaren van den ambtenaar en houdt de bezwaren, voor de gemeente daaruit voortvloeiende, niet genoeg in het oog. Vooral na het gesprokene door den voorzitter zou spr. de aanneming van het amendement al zeer ongeraden achten. Indien er uitzigt bestaatdat er weldra eene regeling op het pensioneren tot stand zal komen, dan zou het al zeer onpraktisch zijn thans, in afwachting van die regeling, pensioen toe te kennen. Men zou dan bij die regeling met dit geval rekening houden, ja, wat nog erger is, men zou zich wel- ligt daarnaar gaan rigten. Spr. is het geheel met den heer Jong- sma eens, dat het toekennen van pensioen iets geheel anders is dan het verleenen eener gratificatie. Daarom acht ook hij de zaak niet geschikt om reeds nu te worden afgedaan. Op dien grond blijft hij de motie ondersteunen. De Voorzitter veroorlooft zich in het midden te brengen dat hij in een uitstel van veertien dagen niet het minste resul taat kan zien. De geachte voorsteller zal toch zeker wel niet verwachtendat de zaak der pensionering in die veertien dagen haar beslag zal krijgen Wel heeft spr. gezegd dat hij zich vleidedat er spoedig een voorstel zou kunnen worden inge diend doch dat dat reeds met veertien dagen zou plaats heb ben dat behoeft men niet te verwachten. Overigens is de toe stand der adressanten genoegzaam bekend. De kwestie is dus eenvoudig dezeof men hen een gratificatie dan wel pensioen zal toekennen, en in zooverre acht spr. de zaak rijp voor be handeling. De heer Bruinsma is er bepaald tegen ora in dit besluit van pensioen te sprekendoch kan zich wel vereenigen met het denkbeeld van den heer van Valkenburg om adressanten meer zekerheid te geven. Hij oppert het denkbeeld of het niet het best zou zijn -te spreken van eene jaarlijksehe toelage tot weder- opzeggen3 toe. Dan toch is de raad geheel bij magte daarop ten allen tijde terug te komen. De Voorzitterden heer Bruinsma in de rede vallende moet nogmaals herinneren dat op dit oogenblik de motie van den heer Jongsma aan de orde is. De heer Bloembergen is het met den voorzitter eens, dat uitstel in dezen niet geraden is. Hij zal zich daarom tegen de motie verklaren. Hierop in stemming gebragt, wordt de motie van den heer Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 23 Julij 1874. Jongsma verworpen met 11 tegen 5 stemmendie van de hee- ren JongsmaHommesOosterhoflSuringar en Wiersma. Na deze stemming komt het amendement van den heer van Sloterdijck in behandeling. De heer Atteina weet niet regt wat de voorsteller bedoelt met de toevoegingdat bij overlijden van een der adressanten de beschikking ophoudt te werken. Is het de bedoelingdat bij het overlijden van een hunner de toelage wordt ingetrokken Spr. is niet van den aanvang der discussie af ter vergadering geweest en zou daarom nog gaarne eenige opheldering erlangen. De heer van Sloterdijck antwoordtdat zijne bedoeling geen andere is dan door den heer Attema werd ondersteld doch moet hij er bijvoegen daar staat tegenover, dat de langstlevende het regt behoudt op nieuw stappen te doen ter bekoming eener gratificatie. Spr. wensclitnu hij toch aan het woord isdeze gelegenheid nog te benuttigenom het door den heer Wiersma gesprokene te refuteren. Het moet, zijns inziens, den raad hier niet uitsluifesd te doen wezen een maatregel te nemen in 't finan cieel belang* van de gemeente; maar 'juist in het belang der adressanten. En indien men aan het verlangen der adressanten voldoet, dan eaat dit natuurlijk met eene opoffering gepaard. Nu is sprs. doelora zooveel mogelijk aan dat verlangen te vol doenals met het oog op de krachten der gemeente kan wor den toegestaan. In het gegeven geval gaat het niet aan te vra genhoe men op het zuinigst aan de aanvrage zou kunnen vol doen. Uitgaande van de gedachtedat de gemeente vcrpligt is iets in het belang der adressanten te doen heeft spr. vrijheid gevonden eene levenslange toelage van ƒ300 voor te stellen. Den heer Westenberg heeft het voorstel van den heer van Sloterdijck aanvankelijk zeer toegelagcheu. Na de verzekering van den voorzitter, dat een voorstel in zake de pensionering kan worden tegemoet gezien kan hij zich echter niet meer bij dat voorstel aansluiten. Ilij wil op de in 't leven te roepen regeling niets prejudiciëren. Hier nu wordt eene levcnslage toe lage voorgesteld zonder eenige reserve terwijl het denkbaar ja bijna zeker isdat eene verordening op de pensionering de bepaling zal behelzendat het pensioen of de gratificatie zal worden ingetrokken of verminderd indien de gepensioneerde of gegratificeerde in eene andere gemeentelijke hetrekking mogt worden herplaatst. Deze adressanten zouden dusbij aanneming van het amendement, in veel gunstiger positie komen dan die, welke na de vaststelling der verordening worden gepensioneerd. Spr. zal zich om die redenen met hét voorstel van burgemeester eu wethouders vereenigen. De heer Jongsma verklaartdatwanneer hij stemt legen het amendement van den heer van Sloterdijck hij dit geenszins doet als zoude hij tegen het pensioneren van deze adressanten zijn maar omdat hij is tegen aile pensionering op dit oogenblik nu er een voorstel tot vaststelling van vaste regelen te wachten is. De heer van Sloterdijck stemt het den heer Westenberg toe, dat in eene eventuele verordening eene bepaling als bedoeld zal voorkomen; maar vraagt hij waarom': omdat bij eece verordenieg alle denkbare gevallen moeten worden geregeld. Hier echter heeft men te doen met een speciaal geval en spr. gelooft niet, dat de gesloopte gezondheid van den vader in het ziekenhuis eenige kans overlaatom dezen te eeniger tijd ia eene of andere betrekking te herplaatsen. Hoe waar de opmer king in het algemeen ook moge zijn op dit speciaal geval is ze in geenendeele van toepassing. Hierop in stemming gebragt, wordt het amendement van den heer van Sloterdijck verworpen met 12 tegen 4 stemmendie van de heeren Duparc, Bruinsma, van Sloterdijck en Attema. Vervolgens wordt de conclusie van 't voorstel van burgemees ter en wethouders zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer RcngGI'S was tijdens de behandeling dezer zaak nog niet ter vergadering tegenwoordig. 73 4. Voorstel van burgemeester cn wethouders op Jut verzoek van de wed. W. va:Nusom met een jaargeld of eene gratificatie te worden begiftigd. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten Aan Anna Geertruida Overberg, weduwe van Wijbe van Nus, als beschikking op haar adres te kennen te gevendat het ge meentebestuur geen termen heeft gevonden aan haar een jaargeld tot levensonderhoud of eene gratificatie toe te kennen. 5. Voorstel van burgemeect'-r cn wethouders op het verzo-'k tan A. Nes tens om kwijtschelding van b.loopen boete. In overeenstemming mot de conclusie van het voorstel wordt besloten Aan Antonius Kestenssteenhouwer te Heerenveenkwijt schelding te verleenen van de boete door hem beloopen ter zake te late uitvoering der aaugenomen levering van 152,000 Luiksche keijen ten behoeve dezer gemeente tot een bedrag van f 4075. 6. Verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiën betref fende Jut vooritel van burgimratyr en wethouders tot nadere regeling van hU gewoon cn meer uitgebreid lager onderwijs cn tot verhooging van sommige tchoolgtlden, (Zie bijlagen nos. 8 en 9). Van het in de sectiën onderzocht voorstel van burgemeester en wethouders luidde de conclusie als volgt: //10. Aau de school voor gewoon en meer uitgebreid lager on derwijs zoodanige organisatie te gevendat de thans bestaande verdeeling in drie klassen of zes afdeelingen worde vervangen door eene verdeeling in vier klassen of acht afdeelingenwaarbij de drie laagste klassen een zesjarige voorbereidingscursus voor het middelbaar ouderwijs zullen vormen bestemd voor jongens van 6 a 7 tot 12 13 jaren en de hoogste klasse bestemd zal zijn voor meer uitgebreid lager onderwijsmet in begrip van de beginselen der levende talen z/20. met intrekking van 's raads besluiten van 25 Mei 1871 betreffende de oprigting van eeu avondcursus voor de Fransche taal te behalen dat aau de school voor gewoon en meer uitge breid lager onderwijs wordt verbonden eene avondschool voor het onderwijs in de levende talen //30. te besluiten dat het hulppersoneel aan bedoelde school worde vermeerderd met twee onderwijzers respectivelijk op eene bezoldiging van f 600 en J 800 's jaars /,40 aan de tusschcnschool le klasse a's leervak voor de hoog ste afdeeliegtu en de avondschool toe te voegen de beginselen van het Fransch //50. te besluiten dat het hulppersoneel aan genoemde school worde vermeerderd met een hulponderwijzer in het bezit der acte voor het Fransch op eene bezoldiging van j700 //60. te besluiten dat in alle van het gemeentebestuur uitgaande stukken de verschillende openbare scholen voor lager onderwijs zullen worden genoemd a. v. De Frausche dag- en kostschool voor meisjes //openbare ge meenteschool no. 1". De school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs //Openbare gemeenteschool no 2". De burgerschool voor meisjes //Openbare gemeenteschool no. 3". Tusschcnschool le klasse 4". le Tusechenschool 2e klasse n f, 5". 2 e ,f n 6". 3e w 7". le Armenschool u 8". 2e 9". 3e //10". z/7ö. het raadsbesluit regelende de heffing van schoolgelden voor onderwijs aan de openbare scholen van 5 September 1871Ge- mcentebl. 1871, no. 9, te wijzigen als volgt: Art. 1. Ter tegemoetkoming enz. II. Aan de openbare gemeenteschool no. 2 a. voor het onderwijs in de le klasse 30.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 2