80 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Julij 1874. Door den heer Rengers is aan de commissie voorgehouden dat zij halve maatregelen zou aanbevelen doordien ze de drie aau te stellen hulponderwijzers met ƒ65u wil salariëren. 8pr. echter gelooft niet, dat dit een halve maatregel is te noemen, want de voorgestelde jaarwedde is geheel gelijk ami die dei- tegenwoordige ïiulponderwijzers voor het gewoon lager onderwijs. l)an slechts kan man van halve maatregelen spreken, ais men zietdat er iets noodig is en dit niet ten volle uitvoert. Waar de schoolopziener ook vermeerdering van lokaliteit noodig acht, daar willen burgemeester en wethouders en dat nog wel zon der het gevoelen van den schoolopziener te bestrijden de be vrediging van dien wensch op de toekomst schuiven. Met het oog hierop acht spr. de commissie volkomen geregtigd om van halve maatregelendoor burgemeester en wethouders voorge steld te sprekeu. Tot nog toe is er door niemand gewezen op eenea door bur gemeester en wethouders overgelegden staat, houdende eene vergelijking met de schoolgeldengeheven in een viertal andere plaatsen. Spr. hecht in den regel weinig waarde aan soortge lijke vergelijkingenomdat in de meeste gevallen de omstandig heden verre van gelijk zijn en men met ongelijke grootheden onmogelijk vergelijkingen kan maken. Met hetzelfde regt echter als men steltdat hier de schoolgelden te laag zijnzou men kunnen bewerendat ze elder3 te hoog zijn. Hoe 't intusschen ook zijburgemeester en wethouders halen onder meer ook eene bijzondere school aan met een schoolgeld van ƒ800; nu zal men echter wel willen toestemmendat deze hier geen punt van ver gelijking kan uitmaken. Burgemeester en wethouders hadden wel scholen met 1000 en meer schoolgeld kunnen aanhalen gelijk er in Holland verscheidene zijn. Ofschoon straks, bij de behandeling der conclusie, de nota van wijzigingen vau burgemeester en wethouders kan te sprake komenwil spr. nu al dadelijk zeggendat hij door die nota weinig bevredigd is. Hij heeft er reeds op gewezendat bur gemeester en wethouders niet meer kunnen sprekeu van wijzi ging hunner voorstellenomdat de conclusie van rapporteurs aan de orde is. De concessieom in de hoogste klasse der school voor uitgebreid lager onderwijs in plaats van 60 50 te heffenacht spr. al van bijzonder weinig beteekenis. Die klasse toch wordt door hoogstens 20 leerlingen bezocht. In de laagste klassendie het meest van de voorgestelde verhooging zullen hebben te lijdenwordt het schoolgeld onveranderd gelaten. Zoo men waarlijk iets tot verzachting had willen doen men had van anderen af behooren te beginnen. Juist voor die klasse is de verhoogiDg het drukkendst. Spr. kan en mag zich derhalve met deze weinig beduidende concessie niet te vreden stellen. Hij behoort tot die ledenwelke elke schoolgeldverhooging afkeuren. Js het onderwijs in het algemeen een teere plantin het bijzonder is dit ook het geval met het schoolgeld. Als eenmaal de inge zetenen aan een laag schoolgeld gewoon zijnmoet men niet dan in de hoogste noodzakelijkheid tot eene verhooging Over gaan en die noodzakelijkheid bestaat hier niet. Spr. besluit met te wijzen op het groote gewigt der te nemen beslissing. Door alle tijden heen was het openbaar lager onder wijs te Leeuwarden de roemde eereen kleinood^ van deze stad. Autoriteiten van naam wezen er steeds met welgevallen op. Nooit heercchte er karigheid bij het bestuur, waar sprake was van het onderwijs. Laten wijzegt spr.onzen goeden naam niet op het spel zettenalleen om eene meerdere uitgaaf te dekken van twee drie duizend gulden. Leeuwarden is ge- lukkiglijk nog niet zoover gekomenom voor zoodanige uitgaaf middelen te moeten bezigen als de nu voorgestelde; het is finan- tiëel krachtig genoeg om uit de gewone inkomsten die weinige meerdere kosten te kunnen bestrijden. Bij de behandeling der ge- meentebegrooting voor 1874, toen over de klimmende uitgaven werd geklaagd, uitgaven, die grootendeels strekten tot nuttige doeleindenherinnerde spr. aan het Franech gezegde11 jaut 'payer de sa gloire. Niet alleen wil hij die woorden ook nu heb ben toegepastmaar hij zegt tevensOn peut payer de sa glcirt. Oe heer Rdllgors *-egt, dat du heer Wiersma een argument heeft gebezigddat uog al indruk maaktdour te beweren dat bur gemeester en wethouders zijn afgeweken van den liberalen weg vroeger gevolgd. Tegen die bewering moet hij opkomen met er op te wijzen dat men uit dien goeden liberalen tijd nog ééu schoolgeld over 'heeft, namelijk aau de Fransche school voor meisjes, dat alle klassen door 52 per jaar bedraagt. Met het oog hierop gelooft spr. nietdat er van eene afwijking vau den liberalen weg sprake kan zijnab hier een schoolgeld van ƒ80 tot 50 met vermindering tot op de helft voor meer leerlingen wordt voorgesteld. De a^emeene beraadslaging wordt hierop gesloten en punt 1 van de conclusie van rapporteurs aan de orde gesteld, dat zon der discussie en hoofdelijke stemming aangenomen wordt. De Voorzitter zegt, dat naar zijn inzien de zaak een meer geleidelijken gang zal gaan zoo thansnu men het over het ge tal klassen eens isworde beraadslaagd over de vermeerdering van het personeel aan de school voor uitgebreid lager onderwijs, vervolgens over de avondschool en eindelijk over het bedrag van 't aan de aan te stellen'hulponderwijzers toe te kennen tractement. Nadat de vergadering verklaard had in deze wijze van behan delen genoegen te nemen brengt de voorzitter in behandeling het voorstel van de commissie van rapporteurs, om het hulp personeel aan de school voor gewoon eu meer uitgebreid lager onderwijs met drie onderwijzers te vermeerderen. De heer Plantenga merkt opdatblijkens het heden mor gen ingekomen schrijvende schoolcommissie het noodig acht dat een der aan te stellen hulponderwijzers acte voor het Fran8eh liebbe. De heer Duparc wil in dit geval zeer gaarne met de school commissie medegaanin zaken als deze kan men nooit zoo ver gaanof men zal spr. bereid vinden te volgen hij vertrouwt uit naam van de commissie te spreken als hij verklaart dit voor stel over te nemen. Hij wil intusschen rekenschap geven hoe de commissie tot de aanstelling van drie onderwijzers is gekomen. Zij was van oordeel, dat aan elk der laagste twee klassen een onderwijzer moest worden toegevoegd en dat door de toevoeging van een onderwijzer aan de derde klasse een der andere onder wijzers met acte voor het Fransch beschikbaar zou komenom den hoofdonderwijzer te steunen. Indien echter de schoolcom missie nog een hulponderwijzer met acte voor het Fransch noo dig achtkan de commissie er s:ch wel mede vereeuigen. Tot het cijfer van ƒ651) is de commissie gekomen, doordien gelijk reeds door hem is opgemerkt, ook de beide laagstgesalaricerde onderwijzers aan deze school die bezoldiging genieten De Voorzitter maakt den heer Duparc er op indachtig, dat de toe te kennen bezoldiging straks aan de orde komt. De heer Duparc herinnerde zich dat op het oogenblik niet. Intusschen de slotsom isdat de commissie zich met den wensch der schoolcommissie vereenigt. Hierop wordt het evengenoemd voorstel der commissieonder toevoeging van waarvan een in het bezit der acte voor het Fransch zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter stelt alsnu aan de orde punt 2 van het rap port der commissie//In te trekken de raadsbesluiten van 25 //Mei 1871betreffende de oprigting van een avondcursus voor //de Fransche taal". De heer Rengers heeft in het rapport geen voldoende, mofi- ven kunnen vindenom een avondcursusdie een paar jaren heeft bestaan en door sommigen gewenscht wordt, af te schaffen. En dewijl het burgemeester eu wethouders niet gebleken isdat de opgerigte cursus niet aan het beoogde doel beantwoordt, hebben ze gemeend deze niet te laten varenmaar af te waeh- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 Julij 1874. 81 tenwat hij onder de nieuwe regeling zal opleveren. Tot af schaffing kan men nog altijd overgaan. De heer Attema zegtdat de commissie den avondcursus in verband heeft beschouwd met de toevoeging van het Fransch aan de tusschenschool le klasse. Bekend is hetdat hij is in het leven geroepen naar aanleiding van een verzoek van eenige ingezetenenwier kinderen genoemde school bezochten. Deze ingezetenen wenschten hunne kinderen Fransch te doen leeren en om aan dien wensch te voldoen heeft men den avondcursus opgerigt. Thans echter zal het onderwijs in het Fransch als leervak aan de tusschenschool le klasse worden toegevoegd. Alzoovoor de leerlingenwaarvoor de cursus is opgerigtzal hij voortaan niet meer noodig zijn en dit gaf der commissie vol doende aanleiding om de afschaffing voor te stellen. Bovendien nog was de commissie geïnformeerddat die avondcursus weinig vrucht afwierp. Wievraagt spr.zullen den cursus nog be zoeken nu hij voor degenen waarvoor hij primitief is opgerigt, tamelijk overtollig geworden is? Men heeft gewezen op jonge lieden die op kantoren of in wiokels geplaatst zijn doch de ervaring heeft genoegzaam bewezendat het onderwijs voor dit soort van jongens al heel weinig geeft. Nadat ze den geheelen dag werkzaam zijn geweest, zijn ze voor 't meerendeel 's avonds ongeschikt om onderwijs te ontvangen. Mogt er al eens een en kele uitzondering op dezen regel zich voordoendan is er trou wens ook nog gelegenheid te overom in de leergierigheid door het nemen vau privaatlessen te voorzien. Wat ten slotte af doende is om deze avondschool te veroordeelenis de omstan digheiddat, naar het voorstel, leerlingen van allerlei gehalte en de meest verschillende voorbereiding daar zullen worden toe gelaten. Onder die gegevens is het aan het onderwijs te geven peil zóó moeijelijk dat het stellig in de praktijk over de massa der leerlingen niets zal geven. De heer van Valkenburg zegt, dat, behalve leerlingen der tusschenschool le klasseook andere kinderen den avond cursus bezoeken. Uit het verslag van de schoolcommissie blijkt dat in 1873 het geheele getal 55 heeft bedragen. Hij ziet er daarom bezwaar inlot de afschaffing over te gaan. Burgemees ter en wethouders willen thans ook den avondcursus reorganise ren zoodat er nu voortaan ook andere talen dan het Fransch alleen zullen worden geleerd. Spr. acht de inrigting nuttig, ook omdat ze voor velen gelegenheid aanbiedt het geleerde te onder houden. Mogt ze in de toekomst overbodig blijken te zijndan kan nog altijd tot de opheffing worden overgegaan. De heer Duparc zegtdat de opheffing van den avondcursus zoowel in de sectiën als bij rapporteurs met ernst is overwogen laatstgenoemden zijn daardoor tot de slotsom gekomen, dat, als eenmaal het Fransch aan de tusschenschool le klasse zal ziju toegevoegd het grootste gedeelte der tegenwoordige leerlingen den cursus niet meer zal bijwonen. De heer Suringar gelooftdat er in de discussie eenige ver warring heerscht. Men spreekt van afschaffing van den cursus- in spr's oog zeer ten onregtewant naar zijne opvatting wordt de cursus niet opgeheven maar eenvoudig verplaatst naar de tusschenschool le klasse. De thans bestaande avondcursus wordt wel gehouden in het gebouw der school voor uitgebreid lager onderwijsmaar ze maakt geen aanhangsel van die school uit. Immers, hij is opgerigt ten behoeve van de tusschenschool le klasje, zoodat, wanneer men hem door een andere Fransche avondschool vervangteenvoudig eene verplaatsing plaats heeft. Men maakt hier geen onderscheid tusschen school en so\\o6\gcbouw. De heer Bruinsma merkt op dat het hier niet enkel om het Fransch maar ook om het Engelsch eu Duitsch te doen is. Er zal derhalve aan de avondschool uitbreiding worden gegeven. Spr. is het eens met den heer van Valkenburg, dat de school eene gewenschte gelegenheid zal zijn voor die jongelieden welke de school verlaten hebben en het geleerde willen onderhouden. De Voorzitter releveert, dat bij de oprigting der avond school aan de onderwijzers verhooging van tractement is toege kend. Indien ze nu werd opgeheven en er later behoefte aan ontstonddan zou men op nieuw eene avondschool moeten in het leven roepen en waarschijnlijk aan de onderwijzers weer verhooging van tractement moeten toekennen terwijl men ze daarentegen niets schaadt als men haar laat bestaan. Het voorstel van de commissie wordt hierop in stemming ge- bragt en daarbij aangenomen met 9 tegen 8 stemmen die van de heeren ReDgersvan der MeulenOosterhoff, Wijbrandi van ValkenburgBloembergenWestenberg en de With. De Voorzitter zegt, dat alsnu de bezoldiging van de aanfe- 8tellen drie onderwijzers zal dienen te worden vastgesteld. Hij herinnert er aau dat door burgemeester en wethouders is voor gesteld deze te bepalen op een cijfer van 600 tot 800. Nadat de commissie van rapporteurs verklaard had dit voor stel te kunnen overnemenwordt het zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De Voorzitter Stelt alsnu voor/over de thans in zake de school voor uitgebreid lager onderwijs genomen besluiten eene eindstemming te houden. De heer Rengers acht de stemming die heeft plaats gehad niet geheel afdoende daar er eigenlijk geen positief besluit tot afschaf fing van de avondschool genomen is. Hij zou daarom in over weging willen geven het primitief voorstel van burgemeester en wethouders aan de stemming te onderwerpen. De heer Suringar meentdat er geen kwestie kan zijnof de avondschool is thans vervallen. Punt 2 van het rapport der commissie is in de plaats getreden van- en verwijst naar punt 2 van 't voorstel van burgemeester en wethouders. De heer Attema vereenigt zich met het gevoelen van den vorigen spreker. Door de aanneming van punt 2 van 't rapport der commissie is punt 2 van 't voorstel van burgemeester en wethouders vervallen. Hij acht het aan bedenking onderhevig, om thans nogmaals tot de stemming over te gaan. De heer Westenberg sluit zich bij den heer ReDgers aan. Burgemeester en wethouders stellen thaDS voor eene avondschool voor de levende talen in het leven te roepen. Nu zullen er leden zijndiena toevoeging van het Fransch aan de tusschenschool le klasse, in eene avondschool alleen voor die taal geen nut zien deze konden derhalve met het voorstel van de commissie medegaanmaar dezelfde leden kunnen daarom nog wel eene avondschool voor andere levende talen noodig achteo. De heer Bruinsma merkt op, dat hij juist om de door den heer Westenberg aaugevoerde redenen voor het voorstel van de commissie gestemd heeft. De Voorzitter acht het in strijd met het reglement van orde om thans het voorstel van burgemeester en wethouders in stem ming te breDgen. Nietteminindien de heer ReDgers als lid van den raad een voorstel wenscht te doenzal hij zich daartegen niet verzetten. De heer Rongers dient hierop het volgend voorstel in z/Aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager onder- ,/wijs eene avondschool voor het onderwijs in de levende talen z/te verbinden." -r Dit voorstel wordtna ondersteund te zijnin stemming ge- bragt en met 10 tegen 7 stemmen die van de heeren Rengers van der Meulen, Uosterhoff, van Valkenburg, Bloembergen, Westenberg en Bruinsma, verworpen. De Voorzitter vraagtof thans over de genomen besluiten ook eene eindstemming wordt verlangd Geen der leden het woord vragende, worden de genomen be sluiten op voorstel van den Voorzitter en bloc goedgekeurd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 6