P
ilHI
if
(III i
Mr
ii
I::
:3T
TP
mr
'K li:'<
Éi1 H
I1
'i -
fe'
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 Julij 1874.
86
Spr. heeft in de allerhoogste mate verbaasd gestaan over het
door de heeren Rengers en Bloembergen gesprokene. Volgens
deze sprekerszouden de bestrijders van het voorstel als ware
hetmet de el het schoolgeld naar het onderwijs willen afmeten.
Juist de bestrijders willen-dit niet, maar burgemeester en wet
houders widen" het. Let slechts op de beweegredenen van hun
voorstel: aan de school voor uitgebreid lager ouderwijs drie hulp
onderwijzers meer meer betalen aau de tusschensehool le
klasse iiet Fransch toegevoegd meer betalenaan de burger
school voor meisjes eene hulponderwijzeres meer meer betalen.
Juist burgemeester en wethouders wegen als met de goudschaal.
De heer Keugers heeft gevraagd, of men de regeling var. 1S71
dan als norm wil hebben aangemerkt'? Dat juist nietantwoordt
spr.maar de regeling van het schoolgeld aan de school voor
uitgebreid lager onderwijs dateert van ±867 en die van de tus-
sehenschool ie klasse van 1870. Ia het laatste jaar was men
reeds druk bezig aan het verhoogen der jaarwedden en toch heeft
men juist toen het schoolgeld verlaagd
Men heeft gezegddat, in weerwil het schoolgeld aan de Fran-
8che school voor meines ƒ52 bedraagt, deze school toch druk
bezocht wordt. Het hangt er hier maar van afwat men ouder
een druk bezoek verstaat. Als spr. zietdat de schooi bezocht
wordt door p. m. 100 leerlingen dus nog niet de helft van 't ge
tal leerlingen aan de school voor uitgebreid lager onderwijs voor
joDgensgrootendetls kinderen uit denzelfdeu standals hij
daarbij in aanmerking neemtdat ook nog onderscheidene jon
gens de hoogere burgerschool bezoeken dan dunkt hem kan
er niet wel van een druk bezoek sprake zijn. 100 leerlingen
op eene bevolking van 25,000 zielen acht hij uiterst gering. Hij
heeft trouwens ook meer dan eens gehoorddat menigeen door
het hooge schoolgeld wordt afgeschrikt zijne kinderen die school
te doen bezoeken.
De heer Attema heeft de tusschensehool le klasse genoemd
eene voorbereidingschóol voor de hoogere burgerschool. 8pr.
echter kan niet geloovendat er leerlingen zullen zijndie om
de verhooging van het schoolgeld de school voor uitgebreid la
ger onderv. ijs zullen verlaten om na de tusschensehool le klasse
te hebben doorloopen naar de hoogere burgerschool over te gaan.
Hij twijfelt er ten zeerste aanof de tusschensehool le klasse
wel ooit eene voorbereidingschool voor de hoogere burgerschool
zal worden trouwensdit behoeft ook nietwant aan twee
voorbereidende inrigtingen bestaat geen behoefte.
De heer Bloembergen heeft een beroep gedaan op art. 13 der
wet op het middelbaar onderwijs. Ook spr. gaat niet zoo ver als
zoude hij geen rekening willen houden met den stand der leer
lingen. Men heeft immers hier ook armen- en tusschenscholen
enz. Maarvervolgt spr.de heer Bloembergen voegde er bij
dat het maximum vau het schoolgeld voor het dusgenaamd kleine
middelbaar onderwijs J12 en voor de hoogere burgerscholen
60 bedroeg, en dit gelooft spr. nu al eene z-er geringe bijdrage
te mogen noemen. Volgens het onder de stukken voorhanden
rapport van den inspecteur Stein Parvé beloopt de opbrengst
van het schoolgeld aan de rijks hoogere burgerschool alhier dan
ook nog geen Ucnde gedeelte van de kosten dier iurigtiüg. Men
ziet dus hoeveel het rijk over heeft voor het middelbaar onder
wijs, en evenzeer is dit het geval met het hooger onderwijs.
Deze beide soorten van onderwijs zijn echter lang niet van zoo
algemeene behoefte als het lager onderwijs, dat het gemeen goed
vau allen zonder raDg of stand moet zijnen waarvoor men zich
dus wel in de eerste plaats eenige opoffering zal mogen getroosten
De Voorzitter geeft den leden in overweging de discussie
niet te doen ontaarden in eene bestrijding van denkbeeldenwat
zeker niet ten nutte der zaak strekt. De raadzaal zou op die
wijze in eene pleitzaal veranderen. Hij gelooft overigens ook
te mogen vertrouwendat de opinie van de leden nu wel al
gevestigd zal zijn.
De heer van der Meulen heeft dezen morgen het woord
retributie in plaats van tegemoetkoming gebezigd. Hij wil thans
erkennendat hij daarmede eene vergissing heelt begaan hij
gelooft trouwens ook wel te mogen aannemen dat de meeste
leden het als eene vergissing zullen hebben aangemerkt.
fcpr. heeft hoofdzakelijk het woord gevraagdom te kennen
te geven dat hij niet zoover kan gaan als de bestrijders van
het voorstel. Voor hem is het alleen de vraag, of oüder de
tegenwoordige omstandigheden eeno verhooging niet billijk is to
achten. Kr is reeds gewezen op de vermeerdering van het per
soneel, Maar spr. voegt er nog bij, dat men ook rekening moet
houden met de veel hoogere eischen tegenwoordig aau het school
wezen gesteld. Zoo verkeeren o. a. de schoolbanken in de school
voor uitgebreid lager onderwijs in een toestanddie binnen kort
eene aigeheele vernieuwing noodzakelijk makenwat ook al
weder eene aanzienlijke uitgaaf zal vorderen. Nu is spr. er zeer
tegen om de tegemoetkoming telkens te verhoogen en daarom
acht hij het allezins rationeeldat thans worde gelet op hetgeen
reeds is- of cog in de eerste toekomst moet worden gedaan. De
heer Duparc, die de tegemoetkoming tot procenten ging herlei
den vergat in rekening te brengen lokaalhuur. De gemeente
hei ft o. a. aanzienlijke sommen besteed voor stichting van
gebouwen. Indien men ook deze sommen in rekening brengt
zal men tot eene geheele andere percentage komendie spr.
althans volkomen vrijheid geeft om aan het voorstel van burge
meester en wethouders zijne stem te geven.
De heer Bruinsma vereenigt zich met het voorstel. Als
een der argumenten tot bestrijding van het voorstel van burge
meester en wethouders, werd door een geacht lid van den raad,
heden morgen aangevoerdhet spreekwoordII faut payer de
sa gloire. Spreker vraagt echterwie moet hier die glorie be
talen of althans een goed gedeelte daarvan Zij wier kinderen
op de school gaan in 't bijzonder, of de belasting betalende
ingezetenen in 't algemeen Spr. is van oordeel de eersten.
De school tochwaarvan hier sprake iswordt hoofdzakelijk
bezocht door jongeliedenwier ouders tot den vermogecden
stand behooren en dus zeer wel tot betaling van het schoolgeld
in staat zijn. Hij zou het Liet billijk achten dat deze met het
betalen eener geringe bijdrage vrij raakten en dat bet grootste
gedeelte betaald wierd door alle belastingschuldigen. Met den
heer Bloembergen is hij het eensdat de school moet worden
ingerigt naar de behoefte van de leerlingoD. Hij wenscht ieder
ouder vrij te lateu in de keuze, waar hij zijne kinderen zal ter
school zenden. Daarom is hij er in der tijd ook voor geweest
het schoolgeld voor de burgerdag- en avondschool laag te stel
len. In weerwildat ook nog dat lage schoolgeld in sommige
gevallen door anderen wordt betaald telt die school nog altijd
een gering aantal leerlingen. Daaruit kan men dus ziendat
de mindere stand op lange na dat belang niet in goed onderwij?
stelt dan de hoogere standen.
De beraadslaging hierop gesloten zijndewordt het voorstel
van de commissie tot niet-aanneming van het voorstel van bur
gemeester en wethouders tot verhooging van het schoolgeld aan
de school voor uitgebreid lager onderwijsin stemming gebragt
en verworpen met 10 tegen 4 stemmen, die van de heeren Du
parc, van Sloterdijek, "Wiersma en Plantenga.
Als gevolg van drze verwerping komt het voorstel van bur
gemeester en wethouders aau de orde.
De Voorzitter merkt opdat door het dezen morgen geno
men besluit de avondschool ia kómen te vervallen en daarvoor
dus ook geen schoolgeld behoeft te worden uitgetrokken.
Dc heer SuriDgar merkt opdat zoolang er in de gemeente
schoolgeld geheven wordt en er verschillende scholen bestaan
cn in verband daarmede verschillend schoolgeld geheven wordt,
ook rekening inoet worden gehouden met hetgeen de scholen
aan de gemeente kosten. Daarom heeft hij zich geredelijk bij
het voorstel van 't dagelijksch bestuur kunnen aansluiten. In-
tusschen is hem de sprong van ƒ16 op 30 voor de laagste
klasse al te groot. Zoo mogelijk, zou hij dien sprong wel wat
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 Julij 1874.
87
willen verkorten en stelt hij mitsdien voor het schoolgeld voor
de laagste klasse te bepalen op f24-.
Dit voorstel, niet ondersteuud wordende, blijft builen behan
deling.
Het voorstel van burgemeester en weihoudersvervolgens in
stemming gebragtwordt aangenomen met 10 tegen 4 stemmen,
die van de heeren Duparc, van Sloterdijek, Wiersma en Plan
tenga.
De Voorzitter stelt, in verband met het genomen besluit,
voor thans ook het voor den tweeden en ieder der volgende
leerlingen aan deze school voorgedragen schoolgeld vast te stel
len. Door de commissie is voorgesteld dit schoolgeld te bepalen
op de helft van dat voor den eersten ieerling verschuldigd.
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter brengt alsnu in behandeling het 2e gedeelte
yau punt 8 der conclusie van het rapport der commissie, strek
kende tot aanueming van het door burgemeester en wethouders
voor de tusschensehool le klasse voorgedragen schoolgeld. Op
dit voorstel is door den heer Wiersma een amendement ingediend
tot verwerping van het voorstel van burgemeester en wethouders.
Nadat de heer Wiersma verklaard had zijn amendement in
t(? trekken wordt het voorstel van de commissie aangenomen
met 10 tegen 4 stemmen die der heeren Duparc Wiersma van
Sloterdijek en Plantenga
Het voorstel van de commissie, om ook voor deze school het
schoolgeld voor meer kinderen uit hetzelfde gezin op de helft van
het voor het eerste kind bepaalde bedrag vast te stellenwordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter merkt op dat punt 9 van het rapport der
commissie (om het voor de avondschool voorgedragen schoolgeld
te roijeren) mag geacht worden reeds te zijn afgedaan dat punt
10 (strekkende tot niet aanneming van het voorstel tot verhoogiug
van het schoolgeld aan de burgerschool voor meisjes) doordien het
betrekkelijk voorstel door burgemeester en wethouders is inge
trokken geen onderwerp van beraadslaging meer kan uitmaken;
dat punt IV (om het schoolgeld voor meer leerlingen uit het zelfde
huiegezin op de helft van het voor den eersten leerling verschul
digde te bepalen) reeds is aangenomendat alzoo aau de orde
is punt 12strekkende tot aanneming van punt 8 van het voor
stel van burgemeester en wethouders aldus leidende //Burge
rmeester eu wethoudeis uit te noodigenom, zoo de genomen
//besluiten veranderingen in de bestaande verordeningen nood
zakelijk maken daartoe ter geschikter tijd de vcreischte voor
dstellen te willen aanbieden."
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Eindelijk komt in behandeling punt 13 van de conclussie van
rapporteursluidende
//Burgemeester en wethouders uit te noodigenden raad ten
//spoedigste de vereischle voorstellen in te dienen tot vermeerde-
//ring der lokalen van de school voor gewoon en meer uitgebreid
z/lager onderwijs en, in afwachting daarvante trachten het daar-
z/héén te leidendat in de behoefte aan die vermeerdering door
z/een tijdelijken maatregel wordt voorzien."
De heer Rengörs zou omtrent dit voorstelwaarvan hij de
porté niet begrijpt, gaarne eenige opheldering erlangen. Burge
meester en wethouders hebben te kennen gegeven dat er voor
alsnog niet tot eene vermeerdering der lokaliteit behoefde te wor
den overgegaan. Zij hebben het woord //vooralsnog" speciaal ge
bezigd omdat het zich liet aanziendat de schoolgeldverhooging
in het getal leerlingen welligt eenige wijziging zou te weeg bren
gen. Hoe het collegie op dit oogenblik iu staat, zou zijn bepaalde
voorstellen te doen kan spr. inderdaad zich niet begrijpen. De
school is in der tijd ingerigt voor 160 leerlingen. Langzamerhand
is het getal tot 220 a '230 geklommen. Thans zal er eene nieuwe
organisatie worden ingevoerddoch nu is het spr. een raadsel op
welke wijze men thans tot eene vermeerdering van 't getal loka
len zou overgaan. Het meest nationele ware misschien een ge
heel nieuw gebouw te stichten. Het tegenwoordige toch is zeer
ondoelmatig gebouwd. De commissie wenscht voor iedere afdee-
ling een afzonderlijken onderwijzer en een afzonderlijk lokaal.
Men bedenke iutusschen weldat men er dan vier lokalen zou
moeten bijvoegen en dat, indien deze aan het tegenwoordige ge
bouw werden toegevoegd, do inrigticg meer het "aai.zien zou krij
gen van een paardenspel dan van eene school. Spr. zou daarom
den raad in overweging willen gevenhet voorstel niet aante-
nemen maar aan burgemeester en weihouders over te laten,
om naar gelang van omstandigheden te haudelen. Daar is zijns
inziens weinig gevaar bij; want, indien al eens niet spoedig
een voorstel mogt worden gedaan, en bij het vele werk aan
hét bouwdepartement zal in den eersten tijd daarvan ook wel niet
komen zoodat aan eene verbouwing wel niet voor het aanstaande
voorjaar zal kunnen worden gedacht dan kan nog altijd daarop
worden aangedrongen. Dat er verandering kome acht ook spr.
wenschelijk maar daarom acht hij het nog geenszins noodig
dat er aan burgemeester en wethouders een bepaald mandaat
worde verstrekt.
De heer Duparc merkt op, dat dit voorstel afkomstig is van
de meerderheid van de commissie van rapporteurs en dat die
meerderheiddoordien de heer van Eijsinga heeft opgehouden lid
van deD raad te zijntot op één lidnamelijk spr.is gedund.
Dia meerderheid nu kwam tot net voorstelomdat het geheel
in haar stelsel paste, dat verbetering van het onderwijs beoogde
zonder verhooging van het schoolgelden waaruit dan stellig
nog meer toeneming van leerlingen zou voortvloeijen. Nu evenwel
de raad anders besloten heeft en het te verwachten isdat het
getaj leerlingen zal vermindereu, is ook de grond voor het
voorstel vervallen, 'tls daarom dat spr., als de meerderheid
vertegenwoordigende, het voorstel intrekt.
De Voorzitter zegt, dat alzoo de zaak geen punt van beraad
slaging meer uitmaakt. Hiermede aan het einde van de voorstel
len der commissie gekomen zijndevraagt spr. of hij thans de
zaak als afgedaan en goedgekeurd kan beschouwen.
Geen der leden het woord vragende gelooft de Voorzitter
te mogen aannemendat de raad de volgende besluiten heeft
genomen
10. Aan de school voor gewoon en meer uigebreid lager on
derwijs zoodanige organisatie te geven dat de thans bestaande
verdeeling in drie klassen of zes afdeelingen worde vervangen
door eene verdeeling in vier klassen waarbij de drie laagste
klassen een zesjarigen voorbereidingcursus voor het middelbaar
onderwijs zullen vormen, bestemd voor jongens van 6 a 7 tot 12
a 13 jaren eu de hoogste klasse bestemd zal zijn voor meer uit
gebreid lager onderwijsmet in begrip van de beginselen der
levende talen.
20. Intetrekken 's raads besluiten van 25 Mei 1871, betreffen
de oprigting van een avondcursus voor de Fransche taal.
30. Het hulppersoneel aan bedoelde school te vermeerderen
met drie onderwijzers, waarvan een met acte voor het Fransch
ieder op eene jaarlijksche bezoldiging van ƒ600 tot 800.
40. Aan de tusschensehool le klasso als leervak toe te voegen
de beginselen van het Fransch.
50. Het hulppersoneel aan genoemde school te vermeerderen
met een hulponderwijzer, in het bezit der acte voor het Fransch
op eene bezoldiging van /'TOO tot ƒ900.
60. In alle van het gemeentebestuur uitgaande stukken de
verschillende openbare scholen voor lager onderwijs te noemen
a. v.
De Fransche dag- en kostschool voor meisjes //gemeenteschool
no. 1".
De school voor gewoon en racer uitgebreid lager onderwijs
gemeenteschool no. 2".