106 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 8 October 1874. doen uitkomendat in 1868 tot het maken eener beweegbare brug besloten is, niettegenstaande vooraf het denkbeeld van het maken eener vaste brug was voorgestaan. Toen besloot men met het oog op de scheepvaart de brug beweegbaar te maken, zonder dat er een enkele stem voor eene vaste opging. Met het oog op dit feit zal men ook de Wirdumerpoortbrug beweegbaar moeten maken anders toch zijn de aan de Prins Hendrikbrug bestede meerdere kosten onnoodig verspild. Als toch de schepen de andere zijde der gracht moeten omvaren waarvoor vraagt spr. behoeft de Prins Hendrikbrug dan nog beweegbaar te zijn De bezwaren van meer onderhoud kosten van bediening enz. die thans worden geopperdbestonden eveneens in 1868. Geen enkel argument is er aangevoerd, wat ook niet reeds in 1868 bestond. En nu is het spr. pDverklaarbaarhoe dezelfde leden, die toen niet op het maken eener vaste brug hebben aangedron gen althans tegen eene beweegbare geen bezwaren hebben in- gebragtthans zoo tegen eene beweegbare brug zijn. Hij gelooft, dat men door het leggen eener vaste brug op de tegenwoordige, hoogte het geheele plan van uitbreiding zal bederven. Het is hem overigens voorgekomendat men bij de bezwaren tegen eene beweegbare brug te weinig waarde hecht aan het belang van handel en scheepvaart. Zij die de bewering onderschrij ven dat bij het maken eener beweegbare brug enkel het belang van vreemde schippers wordt voorgetrokken hebben zeker op de zaak niet goed doorgedacht. De meerdere kosten toch ko men ten bate van de schipperij in 't algemeendie op hare beurt in betrekking staat met de handelaren in deze gemeente. Wan neer men nu er geen bezwaar tegen heeft om voor het onder wijs en andere zaken die geen dadelijke vruchten afwerpen de uitgaven der gemeente aanzienlijk te verhoogen, waardoor de van de ingezetenen gevraagde belasting hooger klimt, dan han delt men onverstandig met niet al datgene te bevorderen waar door de ingezetenen iö staat worden gesteld de van hen gevraagde meerdere belasting op te brengen. Spr. houdt zich overtuigd dat alle uitgaven die men zich in het belang van handel, scheep vaart en industrie getroostin vervolg van tijd ruimschoots rente afwerpen zij het ook dat daaromtrent geen post van ontvang op de begrooting wordt aangetroffen. Ook in andere plaatsen is men daarvan doordrongen. Spr. wijst o. a. op Goudawaar in de laatste zes jaren tieu vaste bruggen in beweegbare veran derd en twee beweegbare geheel vernieuwd zijnwaarvoor meer dan 150,000 is uitgegeven. Als men zulke voorbeelden voor oogen heeftdan dunkt spr.dat men over het bevorderen van de scheepvaart niet te ligt moet oordeelen en dat aan argumen ten als het straks genoemde al bijzonder weinig waarde is te hechten. De heer van Sloterdijck wil eene vraag van den heer van der Meulen oplossen. Indien er thans tegen eene beweegbare brug zooveel bezwaren bestaan waarom vroeg de spreker heeft men die dan ook niet in 1868 te berde gebragt Het moge waar ziju dat destijds met algemeene stemmen tot het maken eener beweegbare brug is besloten, doch dit is evenzeer waar, dat er toen bij het onderzoek in de sectiën ook stemmen voor eene vaste brug zijn opgegaan. Spr. weet zich dit positief te herinnerenwant hij zelf was sterk voor eene vaste brug. Hij heeft zich echter van het doen van een voorstel onthouden om dat zijn gevoelen in zijne sectie niet werd ondersteund. Men stelde zich toen ter tijd van eene draaibrug niet dat ongerief voorhetwelk men in de sedert verloopen jaren daarvan heeft ondervonden. De heer van der Meulen beweerde dat het belang van han del en scheepvaart niet genoeg in het oog wordt gehouden. 8pr. zal de eerste wezen om te erkennen dat de welvaart der han delaren naauw verwant is aan de welvaart der gemeente-zelve maar men moet zijns inziens niet, voorbijziendat niet alle inge zetenen handelaren zijp en dat. ook het belang van die niet handeldrijvende ingezetenen in liet oog moet worden gehouden. JSn daarenboven gelooft hij niet, dat de handelaren zich over gebrek aan belangstelling van de zijde van het gemeentebestuur hebben te beklagen. Men denke slechts aan de plannen tot stichting van een beursgebouw en men zal overtuigd zijndat er geen aanleiding bestaat dergelijk argument te bezigen. De heer Dirks had niet verwachtdat deze zaak tot eene zoo breedvoerige discussie aanleiding zoude geven veel minder nog, dat er buiten de vergadering zooveel oppisitie tegen zou worden gevoerd. Als hij nagaat dat het maken der draaijende brug in 1873 eerst in eene vereenigde vergadering van het dage- lijksch bestuur met de bouwcommissie is besproken dat na voorafgegaan onderzoek in de sectiën op 13 November 1878 zonder aat eenige bedei king daartegen in die sectiën gemaakt waren zonder discussie met algemeens stemmen een post op de begrooting is uitgetrokken aldus luidendeverandering van de Wirdumerpoortbrug in een draaibrug met twee doorvaarten en de daar mede in verband staande werkendan bevreemdt het hem in hooge mate, dat zoo vele leden thans geheel van opinie veranderd schijnen te zijn. Naar aanleiding van den post op de begrooting heeft het door den directeur der gemeentewerken opgemaakt plan een punt van beoordeeling bij de commissie voor openbare werken uitgemaakt. Spr. zal zoo vrij zijü een paar zinsneden uit het rapport dier commissie, let wel van 5 Julij 1874 voor te lezen. Na te hebben medegedeelddat de directeur een ver gelijkende staat van verschillende soorten van bruggen heeft overgelegd luidt het aldus«Met belangstelling hebben wij met «den inhoud kennis gemaaktnogtans vermeenen wij dien staat bui- nten beschouwing te moeten latendoordien bij besluit van 13 No vember 1873 met algemeene stemmen door den raad in beginsel is aangenomen de Wirdumerpoortbrug te veranderen in eene draaibrug met „twee doorvaarten. Het ontwerp, zooals het door den directeur is inge- wdiend vond bij uwe commissie a<lg61X106Il bijval." Dit zegt 8pr> jg geschreven onder dagteekening van 5 Julij 1874 drie maanden geleden. Sedert dien datum heeft er eene kunstmatige opwinding tegen de draaibrug plaats gegrepener is eene anti draaibrug verbond of verein bijeen gehaaldwaarvan spr. veel zou kunnen zeggen, dewijl hij, bij toeval, daarvan iets te weten is gekomen. Hij wil daarover echter zwijgentoch moet hij zijne verwondering uitspreken dat hij onder de oüderteekenaars van de beide adressen tegen eene draaibrug de handteekening van den schrijver der bekende hevige artikelen in de Provinciale en Leeuwarder Couranten mist. Men heeft beweerddat het eenige argument voor het maken eener beweegbare brug het belang van de scheepvaart zoude ziju doch dit is in spr's oog volstrekt niet het geval. Het is hier hoofdzakelijk te doen om de schoone Willemskade, ja om het geheele plan van de prachtige uitbreiding der stad te voltooijen. Spr. kan met den beer Brucger niet méégaan waar deze die welstand aan de bezwaren tegen eene draaibrug wil ten offer brengen. Alles is er op aangelegd, dat ter plaatse der Wirdu merpoortbrug eene vlakke beweegbare brug zou komen. Spr. vestigt de aandacht er op, dat de handel in en de scheepvaart om Leeuwarden in de toekomst zich nog belangrijk zal ontwik kelen, zoodra eenmaal de groot scheepvaarwaters door en in de provincie Friesland meer verdiept zullen zijn gelijk zulks reeds in de provincie Groningen geschiedt. Dan kan het niet missen of er zullen nog meer en grootere schepen met staande masten* de gemeente aandoeu en dau zal men toch wel genoodzaakt zijn eene draaibrug te maken. Waarom dan niet reeds nu? In de sectiën heeft men algemeen volmondig erkend dat eene nieuw te maken vaste brug van gelijke hoogte als de tegenwoor dige met daaraan sluiteude hooge wallen een ergen misstand zal te weeg brengen. Wel beweerde mendat dus de vaste brug lager moest worden gelegd doch spr. gelooftdat het bij onderzoek blijken zal dat dit nut mogelijk is. Tot eene verlaging van de vaste brug zal men in geen geval de toestemming van gedeputeerde staten erlangen en al ware dit niet zoo men zou het dau onmiddellijk te kwaad krijgen met een veel hooger collegie//de schippersvereniging SchuttevaSr"die dadelijk met Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 8 October 1874. 107 een beklag gereed is zoo men eene scheepvaartsbrugal zij het ook maar eenige centimetersverlaagt. Men moet er bovendien op letten dat op deze brug zes toe gangen uitloopen en dat de helling aan sommige zijden nu al bijzonder sterk is. Nog gister is spr. er getuige van geweest wat een moeite het kostte een zwaar geladen handkar van de oostzijde van Amicitia tegen de tegenwoordige brug en den weg daartoe op te werken. Aan de andere de zuidzijde zal de hel ling nog veel sterker worden, daar de nieuwe vaste brug langer zal zijn en het terrein voor den opreed zooveel korter en steiler als de brug langer wordt. Spr. brengt in herinnering, dat reeds nu nog onlangs aan die stijle zijde een rijtuig met drie perso nen er in gezeten (die met móeite gered zijn) is in het water geraakt. Die toestand mag niet zoo blijven veel minder mag ze worden verergerd. De ingezetenen aan den Wirdumerdijk die op de adressen tegen eene draaibrug hebben geteekend mo gen wel bedenken, dat ook de waterafvoer door het maken van zoodanige brug en de afgraving daar ter plaatse zal worden verbeterd. Bij de behandeling van de begrooting voor 1874 in de sectiën heeft spr. gewezen op de wenschelijkheid om het afgegraven terrein bij de brug niet renteloos te laten liggen maar het ia 1874 te verkoopen hij heeft daarvan echter geen voorstel wil len maken juist omdat men hem tegenwierp dat het terrein veel minder zou opbrengen dan laterwanneer het in verband met de nieuwe lage brug en den afgegraven weg daarnevens zou worden verkocht. Die opmerking kon hij destijds volkomen beamen hij durft zelfs beweren datals de brug op deze hoogte blijft, bewust terrein, als in een zak of diepte liggende, zeer zeker 10,000 minder zal opbrengen dau anders het geval zou zijn als het meer gelijkvloers lag. Geen der leden dezer verga dering is er voor de brug zoo hoog te laten als ze is. Men heeft dus maar te kiezen of te deelende steilehooge brug zoo te houden óf eene draaibrug te maken. Er is in de dag bladen gesproken van geldverspilling doch spr. gelooft niet, dat men hem daarvan zal kunnen beschuldigen tegen die beschul diging wil hij dan ook niets inbrengen maar wel moet hij op komen tegen de velerlei ook finautiéel scheve en opgeschroefde voorstellingen in de meer besproken courantartikelen voorko mende. Om slechts op eene te wijzen haalt hij aan dat in een daarvan beweerd wordtdat de tegenwoordige brug bij den aanleg slechts H— 6000 heeft gekostterwijl zulks Hz 14,000 is geweestdaar dit werk in twee perceelen is aanbesteed. Hoe 't ook zijspr. zal over de zaak geen messen meer trek ken. De scherpe aanmerkingen van zijn medelidden heer van Sloterdijckzal hij dan ook maar niet beantwoorden. Ken enkel woord wil hij toch naar aanleiding daarvan zeggen. Toen die spreker het rapport ongemotiveerd noemdeverwachtte spr. althans dat deze nieuwe motiven zou hebben aangevoerd doch dit is geenszins geschied. Rapporteurs zijn van het beginsel uit gegaan datterwijl de verschillende opinie's zoo breedvoerig mogelijk zijn ontwikkeld in de gedrukte stukken en in de sec tiën het onnoodig moest worden geacht de zaak nog eens op nieuw breedvoerig te herkaauwen. Zij hebben de argumenten voor en tegen zoo kort mogelijk ineengedrongen. Spr. herinnert zich zeer goeddat in zijne sectie het eenige lid dat tegen de beweegbare brug gestemd wasnaar de gronden van zijne opinie gevraagd antwoordde„wat zal ik deze verder ontwikkelen ik verwijt eenvoudig naar de nota vau den heer burgemeester." De opmerking van den heer van Sloterdijck als zou men met de aanneming van het eerste punt der conclusie twee hulpbrug gen krijgen beschouwt spr. meer als eene aardigheid. Dat be zwaar is trouwens ook reeds door de opmerking van den heer van der Meulen in de herstelling eener schrijffout uit den weg geruimd. Of men spreekt van het eerste gedeelte, de eerste zinsnede of de eerste alinea komt al vrij wel op hetzelfde neder. De bedoeling van de commissie is deze om de woorden //met bepaling" en wat daar meer volgt door die in punt 1 van de conlusie van het verslag te vervangen. Met het oog op het reeds vergevorderde uur zal spr. hiermede eindigen. De Voorzitter geeft der vergadering in overweging thans met de behandeling der zaak op te houden. Een oogenblik DOg zij het hem vergund het woord te voerenniet zoo zeer over de zaak zelve, want ziju gevoelen daarover is genoegzaam uit de nota bekend maar naar aanleiding van het gesprokene door den heer Bloembergen over het standpunt van burgemeester en wethouders bij de indiening van het voorstel. Het is spr. niet regt duidelijk geworden welke strekking het gesprokene heeft in verband met zijne nota. Heeft hij goed verstaan dan is het denkbeeld tot het maken eener va9te brug slechts ter loops ter sprake geweestdoch spr. doet een beroep op het scherpzinnig geheugen van den heer Bloembergen, of niet bij de stukken, toen ze bij de leden van het dagelijksch bestuur circuleerden eene nota van bezwaren van zijne hand was gevoegd Doch aangezien die bezwaren door geen der leden van het collegie werden gedeeld en het niet spr.'s gewoonte is zijn gevoelen aan anderen op te dringen heeft hij de zaak bij de mondelinge behan deling laten rusten. Hij had zich intusschen voorgestelddat de nota zou worden aangebragt in de vergadering van de commissie voor openbare werken doch door een onwillekeurig verzuim aan wien dit moet worden geweten weet spr. nietwant hij was des tijds buiten 's landsis ze niet bij die commissie teregt geltomen. Bij zijne terugkomst dit ontdekkende en er prijs op stellende, dat de leden van den raad zijne bezwaren zouden kennen, heeft hij zich de vrijheid veroorloofd voor het sectie-onderzoekwaaraan hij per soonlijk geen deel neemt bewuste nota bij de stukken te voegen. Hij deed dat vooral ook, omdat, toen hij bij de behandeling der voor stellen in zake de veemarkt bij de opening der discussie eenige beschouwingen ten beste gaf, hem de opmerking is gemaakt wwat zouden we die beschouwingen gaarne vroeger gekend heb- //ben." Die opmerking heeft spr. niet uit het geheugen verloren, en zie daar dus de voorname redenwaarom hij thans vóór het onderzoek in de sectiën zijne beschouwingen in eene nota heeft neergelegd. Eene algemeene opmerking over de zaak zij spr. nog toege staan. De bestrijders der vaste brug op de hoogte als de tegen woordige komen allen op technische bezwaren aan de uitvoering verbonden. Hij zou daarom dien leden in overweging willen ge ven eerst een vast plan van zoodanige brug in oogenschouw te nemen. Op het oogenblik heeft men niets dan plannen voor eene beweegbare brug. Indien dus de raad een principiëel be sluit mogt nemen gelijk ook reeds teregt door den heer van Sloterdijck is gereleveerd tot het maken eener vaste brug dan zouden burgemeester en wethouders moeten worden uitge- noodigd een plau van zoodanige brug over te leggen. Men zou daarbij kunnen in acht nemen zoowel het belang van de scheep vaart als de helling van de toegangswegen naar de brug. Deze algemeene opmerking meende spr. nog te moeten in het midden brengen. Thans stelt hij voor de vergadering tot heden avond 7 uur te verdagen. De heer Bloembergen heeft het woord gevraagdomdat de voorzitter heeft te kennen gegeven dat hem de strekking zijner woorden niet duidelijk waren. Hij wil daarom bij ver nieuwing verklarendat die strekking geene andere wasdan om het standpunt te doen uitkomenwaarop burgemeester en wethouders zich geplaatst vonden toen zij een voorstel tot ver dere uitvoering en voltooijing van het plan der uitbreiding had den voor te bereiden. Dit heeft hij getracht duidelijk te maken, en indien hij nu daarbij heeft opgemerkt, dat de vraag, of er ook eene vaste brug zou kunnen worden gemaaktgeen onder werp van beraadslaging bij het collegie heeft uitgemaaktdau gelooft hij in dat opzigt geheel de waarheid te hebben gehuldigd. Hij moet eerlijk bekennendat het scherpzinnig geheugen door den voorzitter hem toegeschreven hem in dit geval in den steek schijnt te latendaar hij met gerustheid do verklaring kan ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 4