110
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 October 1874-.
strekking dan dat van de meerderheid in de commissie. Er is
in deze zaak echter meer wat hem duister is. Door deze motie
aan te nemen zou de raad zich op een geheel ander standpunt
plaatsen, dan toen hij in November 1873 tot het maken eener
dubbele draaibrug besloot. Spr. zou zich welligt nog kunnen
vereenigen met een voorstel om de stukken aan burgemeester en
wethouders terug te zenden met uitnoodigiog om een outwerp
van eene vaste brng in te dieneD. De raad heeft op dit oogen-
blik alleen liet plan eener beweegbare brug volledig uitgewerkt
voor zich. Dat plan heeft ook een onderwerp van discussie
uitgemaakt bij de commissie voor openbare werken en burge
meester en wethouders. Later is het in de sectiën behandeld
en eerst driar openbaarde zich verschil van zienswijze. Het ware
toen zeker de tijd geweest om den directeur der gemeentewer
ken te vragen naar de bezwaren tegen het maken eener vaste
brug. Op dit oogenblik weet men van die technische bezwaren
geheel niets. Daarom acht spr. het aan bedenking onderhevig nu
reeds in beginsel tot het maken eener vaste brug te besluiten. Hij
acht den raad niet genoegzaam op de hoogte om al de bezwa
ren daartegen te kunnen overzien. Ook de voorzitter heeft
daarvan bij de opening der discussie het bewijs geleverd. Spr.
gelooft, dat men voor eene juiste beoordeeling beide plannen
ontwikkeld naast elkander moet zien. Van af het pogenblik
dat het tegenwoordige plan is aangeboden is het hem steeds als
uitstekend voorgekomeu zij het ookdat hij zich de bezwaren,
aan eene draaibrug verbonden geenszins ontveinst. Met het oog
op den vooruitgang van Leeuwarden is spr. niet vreemd van het
denkbeelddatzoo eens de raad tot het maken eener vaste
brug besloot,""de omstandigheden hem later tot het maken eener
beweegbare brug zullen dringen. Hij acht de zaak niet genoeg
zaam voorbereidom op de motie van den heer Suringar eene
beslissing te kunnen nemen.
De heer Suringarterugkomende op de bevreemding van
den heer van Valkenburg hoe hij het durfde wageu een voorstel te
doen in strijd met dat van de meerderheid van rapporteurs, ge
looft dat het reglement van orde tot zoodanig voorstel het regt
geeft. Immersde minderheid is volgens dat reglement gereg-
tigd haar gevoelen kenbaar te maken en van dat regt veroor
looft spr. zich thans gebruik te maken. Maar bovendien is de
bevreemding van den heer van Valkenburg geheel ongegrond,
wijl spr. rapporteur is van de eerste sectiewaar men algemeen
voor het maken eener vaste brug was. Het mag eerder bevreem
dend heetendat de meerderheid in de commissie gestemd is
voor eene beweegbare brugniettegenstaande toch de meerder
heid van de leden zich voor eene vaste brug verklaarde. Dat
standpunt heldert de zaak geheel op. Daaruit blijkt, dat spr.
de meerderheid van de leden van den raad vertegenwoordigt.
Bij het sectie-ondersoek is toch gebleken dat negen leden zich
voor eene vaste- en zeven zich voor eene beweegbare hebben
verklaard. Uit de bespreking over de algemeene strekking is
af te leidendat dit verschil blijft heerschen en dat de kwestie
zich geheel beweegt over de vraagof er eene vaste- dan wel
eene beweegbare brug zal worden gemaakt. Indien het thans
de tijd is om te spreken over de voorkeur van eene vaste- boven
eene beweegbare brugdan wil spr. niet in herhaling vallen van
hetgeen reeds door anderen is opgemerkt. Hij had zich anders
bij de opmaking van het verslagdateven als sommige punten
van de conclusiebij meerderheid van stemmen is vastgesteld
voo.behouden zijne motivendie hij gewenscht had in het ver
slag opgenomen te zien doch op verlangen van zijne medele
den daaiia geen plaats hebben mogen vinden in deze vergade
ring te releveren doch het lust hem niet in herhaling te vallen,
waarom hij liever kortelijks zijn gevoelen wil resumerenen
dat komt hierop neder. Het gerief, dat de schipperij zou heb
ben bij eene beweegbare brug hier ter plaatse mag daar, waar
voor dat bijeonder belaDg langs anderen weg gezorgd isniet
gelden tegenover een meer algemeen belanghetwelk daar tegen
over staat. Spr. schroomt niet de Wirdumerpoortbrug te noe
men het brandpunt van het algemeen verkeeren acht het ongeraden
een zoo onmisbaar middel van gemeenschap bloot te stellen aan
gedurige belemmering eu oponthoudals het ondervinden zou
door het telkens openen van de brug. Spr. meeDt. verder te
mogen gaan en te mogen vragen of men het niet bedenkelijk
acht tusschen al die draaibruggen in Diet één enkele vaste brug,
cd wel bepaaldelijk aan deze zijde van de stad te houdenwaar
door het verkeer van binnen naar buiten en van buiten naar
binnen de gracht opengelaten blijft en die den toegang tot en
den uitgang uit de stad altijd openlaatook bij het ontstaan van
brand of van andere onverhoedsche rampen aan andere bruggen
Men vergete nietwat de ervaring van beweegbare bruggen heeft
geleerd men beelde zich niet in dat de herstelde kranken alle
dispositie voor vallende ziektewaaraan zij eeümaal zoo zwaar ge
leden hebben hebben verloren. Van de meerdere of mindere
kostbaarheid spreekt spr. niet. De bekende cijfers spreken voor
zich zeiven. Maar zóó hoog schat hij het behoud van eene vaste
brug hier ter plaatse dat hij daaraan zijne stem zou geven al
kostte zij evenveel als eene andere doch dat doet zij gelukkig
niet, en dan is die belangrijke bezuiniging geene onverschillige
zaak.
Wat de uitvoerbaarheid betrefthet is cog niet gebleken
dat de directeur der gemeentewerken geen kans zou zien om
daarvan het bewijs te leveren. Persoonlijk heeft deze aan spr.
verklaard datindien het moetalles kan. Dit verzekerde die
ambtenaartoen hij met hem op de brug stond. Indien men aan
dit laatste twijfelen mogt, dan moge de directeur, die volgens
zeggen van den heer burgemeester hier aanwezig is, dit consta
teren.
De heer Westenberg wenscht, tot refutatie van den heer
van Valkenburgte verklaren waarom hij de motie van den heer
Suringar ondersteund heeft. Het is geblekendat in de sectiën
de meerderheid zich voor eene vaste brug heeft verklaard. Met
het oog daarop ia het dus te verwachtendat punt I zal worden
verworpen. Doch nu drong zich bij spr. de vraag ophoever
men daarmede gevorderd zou zijn En het antwoord daarop was
dat men dan nog niet anders had dan een bloot negatief besluit
de raad zou dan wel hebben uitgesproken wat hij niet wilde
maar wat hij wel wilde daarvan zou dan nog niet gebleken
zijn. Om nu dit te voorkomen is de motie van den heer Su
ringar zeer op hare plaats. Wil men de discussie over punt 1
bekortendan dient eerst het hoofd-principe te worden uitge
maakt. Is dat geschieddan zal men verder kunnen zien.
De heer Bloembergen zal zich niet met de motie vereeni-
gen. Hij gelooftdat het voor de meeste leden dezer vergade
ring moeijelijk kan opgaan, conform die motie, een besluit te
nemen waarbij in beginsel het maken eener vaste brug zal wor
den uitgesprokenzonder dat daarbij eenige gegevens worden
gesteld die zeer zeker op de beslissing van menig lid van in
vloed zullen zijn. Gisteren toch heeft men stemmen hooren op
gaan dat men was voor eene vaste brugmits onder zekere
conditiënzooals o. a. dat ze gelegd worde op de hoogte van de
tegenwoordige brug. Andere leden en onder deze rangschikt
spr. zich zijn van meening, dat de tegenwoordige hoogte in
verband met het beginseldat bij de ten uitvoerlegging van het
eerste gedeelte der uitbreiding heeft voorgezeten onmogelijk kan
bestaan. Hoevraagt spr.zal men nu in beginsel decideren of
er al dan niet eene vaste brug zal zijn zonder tevens de voor
waarden aan te gevendie daarmede onafscheidelijk gepaard
moeten gaan Bovendien en hij is het in dit opzigt met den
heer van Valkenburg eens gelooft spr.dat het kwalijk kan
opgaan dat hierwaar de commissie van rapporteurszij het
ook bij meerderheid van stemmeneen bepaald voorstel heeft
ingediendde prioriteit zou kunnen worden toegekend aan een
voorstel van één lid de minderheid uitgemaakt hebbendedat
met dat van de meerderheid in lijnregten strijd is. En daarbij
is hij van oordeeldat de behandeling van het voorstel der com -
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 October 1874.
Ill
missie het meest afdoende tot eene beslissing zal leiden. Juist
dan, wanneer dat voorstel allereerst behandeld wordt, zal ervoor
de voorstanders gelegenheid bestaan om het maken eener be
weegbare brng te verdedigen en voor de tegenstandersom die
verdediging te wederleggen. Ook zal de' behandeling van dat
voorstel gelegenheid aanbiedenom naar aanleiding van het door
den voorzitter gesprokene een amendement in te dienen wat
welligt menigeen zal kunnen leiden om het denkbeeld tot het
maken eener vaste brug to laten varen en zich met het plan
eener beweegbare brug met eenige meerdere doorvaartshoogte
dan de door den directeur voorgesteldete vereenigen. Gelukt
dat nietmeent de meerderheid der leden zich tegen het ma
ken van ceno beweegbare brug te moeten verzetten welnu
dan zal er gelegenheid bestaan voor het doen van een voorstel
in den geest van den heer SuriDgar.
De heer van Valkenburg veroorlooft zich een antwoord te
geven aan den heer Suringar, die zich spr's verwondering niet
begrijpen kou en met het reglement van orde in de hand gereg-
tigd meende te zijn tot het doeo van een voorstel als door hem
is ingediend. Spr kan die meening in geenen deele tot de zijne
maken. Hij heeft in het reglement van orde geen enkele bepa
ling kunnen vinden die deze ondersteking staaft. Naar het hem
voorkomt is de geheele motie diets anders dan een geheel nieuw
voorstel. Het voorstel der commissie toch strekt tot het maken
eener beweegbare brug, terwijl de motie van orde het maken
eener vaste brug beoogt.
De heer Suringar zoekt het puntwaarop de geheele zaak
draait, in de vraag of de brug al dan niet beweegbaar zal zijn;
doch spr. meent, dat de kwestie ook nog door andere vragen
wordt beheerscht, o. a. door deze of het terrein om de brug al
dan niet zal worden afgegraven.
Spr. wijst er op, dat de voorstanders van de draaibrug het
tamelijk eens zijn doordien ze unaniem het plan van den direc
teur der gemeentewerken willen hebben gevolgd. Anders is het
daarentegen bij de tegenstanders. Toen in de sectiewaarvaD
spr. de eer had lid te zijn het voorst 1 tot het maken eener
draaibrug verworpen was en de voorzitter vroeg: wat dan ant
woordde men aat het terrein in ieder geval moest worden af
gegraven. Het belang van de scheepvaart achtte men daar min
der dan dat van den welstand.
Spr. wil op dit oogenblik niet spreken over het voor en legen
eener draaibrug, omdat hij dat niet a.in de orde acht, doch hij
wil er de aandacht op vestigen, //dat de motie van den heer
Suringar niet is eene motie maar ccn zelfstandig voorstelt
De heer Oirks beschouwt de motie van den heer Suringar
als in onmidd'. llijk verband staande met dc eerst door dat geëerde
lid gedane vraag. Dc neer Suringar immers heeft zelf verklaard,
dat hij eerst de door hem gestelde vraag wilde hebben uitge
maakt en daarna eene motie zou instellen. Doch nu moet spr.
er met nadruk op wijzen dat er tusschen de vraag en de motie
een groot, verschil bestaat, de.ar namelijk in de vraag staat, wat
e ïaa wil: //eene vaste brag, op dezelfde hoogte als .de bestaande,
ol eene beweegbare terwijl daarentegen in de motie alleen
aa «.at de Wirdumr<jrp00r^rug Z9\ blijven eene vaste brug."
Ier teelt men dus onderscheid tusschen eene vaste brug, op de
ze e ïoogle als beslaande, ter eenre en eene vaste brug,
zon er nadere omschrijving, ter andere zijde. Juist ia dit on-
erscieic 0Q^ g,.00fe kwestie over de al of niet afgra-
onm',VP'u ^erre'n waar0P de vorige spreker wees en dat in
.adellijk verband staat met de brug. Bepaaldelijk moet spr.
op wijzen, dat in de seclien geen der lederf voor eene vaste
brug op dezelfde hoogte was, maar dat alle leden voor verlaging
waren en geene verlaging is mogelijk zonder afgraving. Maar,
feeds gister is het door hem opgemerkt, eene verlaagde vaste
brug zal hoogst mocijeliik tot stand komen hor is zelfs bijna
niet dankbaar, dat men daartoe de toestemmiug vau gedeputeerde
/staten zal bekomeneu al ware die te vei krijgen dat men dan
niet dadelijk groote en gegronde klagten over belemmering in de
scheepvaart zou hooren aanheffen door de schippeiij gerepre
senteerd door de invloedrijke vereeniging Sc'mttevaer. Indien dus
de vergadering de motie mogt aannemendan onderstelt spr.
dat het in de bedoeling van den voorsteller ligt eene brug op de
tegenwoordige hoogte te maken maar dan rijzen daartegen al
dadelijk de bezwaren, zoo straks, nu ook door den voorzitter,
zoo welsprekend ontwikkeld.
Nu spr. toch eenmaal aan het woord is, wil hij als rapporteur
nog even stil staan bij een paar punten, door den heer Suringar
in het midden gebragt. Vooreerst heeft die spreker min of meer
zijne bevreemding te kennen gegeven, dat, terwijl in de sectiën
zich negen leden voor en zeven tegen eene vaste brug hebben ver
klaard de meerderheid van rapporteurs zich voor eene draaibrug
heeft kunnen verklaren. Doch spr. moet vragen waar dan de
zelfstandigheid van rapporteurs zoude blijven indien ze zich en
kel hadden te bepalen bij de vermelding van het in de sectiën
voorgevallene? Juist nu, terwijl zich twee leden der zelfstan
dige commissie met het voorstel van burgemeester en wethouders
vercenigden zou het al zeer vreemd ziju indien deze geen zelf
standige conclusie voordroegen Had de heer Suringar zijne po
sitie beter willen maken hij hadde tegenover de conclusie der
meerderheid zijn eigene zelfstandige conclusie als minderheid
dienen te stelien Dit ware althans beter dan nu zoo abrupt
met een voorstel van geheel tegenovergestelde strekking voor den
dag te komen.
In de tweede plaats wordt aan de meerderheid der commissie
bij herhaling voor de voeten geworpen als ware het dat zij de
argumenten voor eene vaste brug zou hebben verzwegen. Niets
minder dan dat zegt spr. Hij althans heeft nu noch gister één
argument gehoord dat Diet in het rapport is opgenomen. Alles
wat in de sectiën besproken en wat in de nota van den heer
burgemeester te lezen isvindt men in het verslag terugen
spr. heeft in deze vergadering tot nu toe niets nieuws vernomen.
Spr. stelt zich in deze zaak verder geen partij het voor en te
gen is zijns inziens rijpelijk overwogen zoodat men wel in staat
is ook zonder motie eene beslissing te nemen; met vóór of tegen
te stemmen op punt één is de zaak beslist.
De heer Jongsma merkt opcat primitief door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld eene draaibrug te maken en
dat ook de meerderheid van rapporteurs daartoe adviseert. Nr.
koint de heer Suringar met het voorstel om ceno vaste brug te
maken. Dat geëerde lid noemt dat voorstel eene motie van
orde doch merkt spr. op indien dat voorstel eene motie
van orde isdan is ook het voorstel van burgemeester cn wet
houder; cn cv er. zo o dat van rapporteurs eene motie van orde.
Deze tod» stellen voor even als de heer Suringar om ceno brug
tc maken alleen verschlleu ze omtrent dc soort van brug.
Het komt spr. voor, dat, indien dc vergadering het voorbtcl
van den heer Suringar behandelt als eene motie van orde, zij
op zich zal laden liet verwijt, dat zc handelt als zekere verga
dering, die bijeengeroepen tot beraadslaging over een voorstel
om de straten met electrisch licht tc verlichten, aannam een
voorstel van een lid om ze zoo donker mogelijk tc maken en
•dat voorstel aannam als eene mot e van orde. Hij voor zich
kan er niet toe komen om dit voorstelwaaraan de heer SuriD
gar den naam geeft van motie van orde, als zoodar ig te be
schouwen. Volgens de hier zoowel als elders aangenomen wijze
van beraadslagen verdringt het voorstel van rapporteurs het pri
mitive voorstel althans er wordt de prioriteit aan gegeven. Dat
is nu eenmaal zoo aangenomen en h t is zeker goed en noodig
dat dit aldus is bepaald, doch men moet het erkennen —(lat
eaat reeds ver. Daarom moet men ook niet verder gaan met aan
de minderheid van rapporteurs het regt toe te kennen om dc vcr-
dringers te verdringen. Men zou dan dat regt san ie <v
moeten toekennen. Het is reeds genoeg, dat men als lid van
eene vergadering het regt van amendement cn om motieu van
orde voor tc stellen heeftdoch verder moet men de bevoegd.