•"■y-
I
I
I
51
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Mei 1874.
gevolg van de daaraan gehechte tijdsbepaling „met ingang van
1 J an u ar ij 1875. De raad vleide zich, dat de wanverhouding
tusschen de werkzaamheden en de jaarwedde aan het ambt van
wethouder verbondenzou worden opgeheven zoodra ze werd
erkend en dat de noodig geachte verbetering al dadelijk ten
goede zou komen aan de verdienstelijke mannen die met zoo
grooten ijver al hunne bekwaamheid en het grootste deel van
hun tijd aan het bestuur der gemeente reeds zoolang hebben
besteed.
//Het is om deze redenendat de raad de vrijheid neemt uw
collegie te naderen met het verzoek om met wijziging in zoo
verre van zijne resolutie van 25 February 1874 no. 18, alsnog
onder 's konings góedkeuring te bepalen dat de bij die resolu
tie vastgestelde verhooging der jaarwedde van de wethouders
dezer gemeente worde gerekend te zijn ingegaan op 1 Ja
nuary 1874." r
2. Rapport van 't onderzoek der rekening van het nieuwe stads
weeshuis over 1873.
Overeenkomstig de conclusie van 't rapport wordt besloten
a. De rekening goed te keuren.
b. Burgemeester en wethouders te verzoeken e raads dank
te willen betuigen aan heeren voogden voor hun zorgvuldig en
naauwgezet beheer.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging der jaar
wedde van de Ie hulponderwijzer essen aan de eersteen de armenbe-
waarschool.
In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt,
besloten
Te bepalen, dat met ingang van 1 Junij 1874 de jaarwedde
van de le hulponderwijzereasen aan de eerste- en de armenbe-
waarschool wordt vastgesteld op J 350welke jaarwedde na één
jaar dienst tot ƒ400 en na twee jaren dienst tot 450 wordt
verhoogd.
4. Voorstel van burgemeester en ivethouders op het verzoek van
H. II. Ktcvits orn eervol ontslag als hulponderwijzer.
Zich vereenigende met de conclusie van het voorstelwordt
door de vergadering besloten
Met ingang van den 15 Junij e. k. aan H. II. Kievits eervol
ontslag te verleenen uit zijne betrekking van le hulponderwij
zer aan de school voor gewoon- en meer uitgebreid lager on
derwijs.
IV. De Voorzittor, het noodig achtende eene zitting met
gesloten deuren te houden heft de openbare tijdelijk op.
V. Na afloop der beslotenede openbare vergadering her
opend zijndewordt door den Voorzitter namens burgemees
ter en wethouders voorgesteld, om bij gelegenheid van de hard
draverij om de door Z. M. den koning aangeboden gouden zweep
aan den heer commissaris des konings uit de gemeentekas toé
te kennen eene som van ƒ200, als bijdrage in de kosten dier
harddraverij, en burgemeester en wethouders te magtigen den
post voor publieke vermakelijkheden met dat bedrag uit dien
voor onvoorziene uitgaven te versterken.
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De voorzitter sluit de vergadering.
I
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, Van 11 Junij 1874.
55
Vergadering van Donderdag 11 Junij 1874.
Tegenwoordig 17 leden; afwezig de heeren van Slotercfljck
van EijsingaSuringar en Oosterhoflallen met kennisgeving.
Bij afwezigheid van den burgemeesterneemt de oudste wet
houder, de heer J. J. Bruinsma, het voorzitterschap waar.
I. De notulen van de vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onin-
vorderbaarverklaring der huur van een plekje grond aan den
Harlingertrekweg.
2. Idem, om het huis letter F, no 129, te verbouwen en
in te rigten tot kantoor van waarborg der gouden- en zilveren
werken en tot lokaal voor den ijk der maten, gewigten en weeg
werktuigen.
3. Idemtot het geven van schadevergoeding aan M. Gom-
perts voor de amotie van eene potkastin den opgang naar de
Nieuweburen.
4. Idem tot het doen van af- en overschrijvingen op de ge-
meentebegrootingdienst 1873.
Deze stukken zijn ter inzage gelegdom in eene volgende
vergadering te worden behandeld.
5. Een verzoek van J. Meijer tot goedkeuring van het plan
der door hem voorgenomen verbouwing van het huis letter D
no. 179.
Om berigt en raad in handen van burgemeester en wethouders
gesteld.
6. Een schrijven van den eervol ontslagen onderwijzer S. D.
Postma, houdende dankbetuiging voor de hem toegekende eere-
peDning.
7. Idem van burgemeester en wethoudershoudende mede-
deeling, dat het perceel bouwterrein no. 51 provisioneel inkoop
is toegewezen aan T. Hilarius Wzn.
De sub 6 en 7 vermelde stukken zijn voor notificatie aange
nomen.
III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingbrief aangebragte punten
1. Rapport van 't onderzoek der rekening van kosten der schutterij
over 1873.
Conform de conclussie van 't rapport wordt besloten
10. De rekening goed te keuren in ontvang en uitgaaf beide
tot een bedrag van ƒ4519.68 1/2-
2°. Burgemeester en wethouders uit te noodigen den schut
tersraad in kennis te stellen van eene door de met het onder
zoek belaste commissie gemaakte opmerking.
2. Rapport van 't onderzo-k der rekening van het stads ziekenhuis
over 1873.
In overeenstemming met de conclasie van 't rapport wordt
besloten
10. De rekening goed te keuren tot een bedrag in ontvaDg
en uitgaaf, beide van 7661,75 l/2.
20. Heeren burgemeester en wethouders uit te noodigen aan
het bestuur van het stads ziekenhuis 's raads dank te betuigen
voor hun gevoerd beheer en daarbij tevens te kennen te geven
dat, bij expiratie van het loopende contract, naar *s raads ziens
wijze eene verzekering van het ziekenhuis en de mobilia bij
eene andere dan de //Onderlinge brand waarborgmaatschappij uit
sluitend voor de gemeente Leeuwarden" wenschelijk is te achten.
Tijdens de behandeling van dit punt heeft de Voorzittor,
lid der commissie van bestuur van 't stads ziekenhuiszich bui
ten de vergadering opgehouden en ls het presidium door den
heer Bloembergen waargenomen.
BlJfOEGSEL BEHOORENDE BIJ DE LEEU WARMER COÜRANT.
3. Voorstel van burgemeester en wethoudersnaar aanleiding van
resolutien van gedeputeerde staten betrekkelijk de overname in beheer en
onderhoud van kanalen door de provincie.
De conclussie van het voorstel luidt:
na. Voor notificatie aan te nemen het besluit van de staten
van Friesland dd. 15 April jl.no. 4, aan het gemeentebestuur
medegedeeld bij resolutie van heeren gedeputeerde staten dd. 30
April jl.no. 72 waarbij is verklaard dat ten laste der pro
vincie in onderhoud en beheer zijn overgenomen de Noorder- of
Westergracht en de Harlingervaartvoor zoover binnen deze
gemeente gelegen.
nb. Aan heeren gedeputeerde staten naar aanleiding van hunne
resolutie van den 30 April jl.no. 72, mede te deelendat
het gemeentebestuur genoegen kan nemen in de overname in
ouderhoud en beheer door de provincie van de Tijnjehet
Vliet en de Zuider- of Oostergracht tot aan het voormalig Ver
laat alhier, indien daaronder alleenlijk wordt verstaan, over
name van den onderhoudalast van het vaarwater en het beheer
over dat onderhoud zonder dat door die overname overigens
eenige verkorting van de wettelijke bevoegdheid van het ge
meentebestuur opzigtens het gebruik van het vaarwater kan
voortvloeijen."
De heer Jongsma merkt opdat burgemeester en wethou
ders bij het eerste punt der conclussie den raad voorstellen
voor notificatie aan te nemen het besluit der staten waarbij is
verklaard dat ten laste der provincie in onderhoud en beheer
zijn overgenomen de Noordergracht en de Harlingervaart. Zij
geven derhalve in overweging voor goed aan te zien er zich
bij neer te leggendat de staten zeggeu//ietswaarvan het
onderhoud en beheer u toekomtnemen wij u af en verklaren
wij te zijn ten laste van de provincie." In de vergadering van
de provinciale statenwaarvan spr. de eer heeft lid te zijn
heeft hij tegen de bevoegdheid der staten om zoo iets te doen,
twijfel geopperden hij is sedert in de opinie bevestigddat
die twijfel niet ongegrond is. Ten einde kort te kunnen zijn
zal hij zoo vrij zijn te herhalenwat hij destijds in het midden
bragt en voorkomt in het gedrukte korte verslag dier vergade
ring op bladz. 80 en 31aldus luidende
//Hij heeft bezwaren tegen de hoofdbeginselen waarop die
voorstellen rusten. Het voorname voorstel is de overname van
stroom- en vaarwaters. De heer van Harinxma heeft dit genoemd
de eerste liefde van gedeputeerde staten in 1871 reeds gekoes
terd tot welke ze thans bij het doen van deze voorstellen zijn
teruggekeerd. Spreker gelooftindien men consequent wil zijn
dat men het dan moet noemen, de eerste liefde van de staten;
deze immers hebben in 1871, bijna zonder discussie, aangeno
men de voorstellen van gedeputeerde statenwaarvan overname
der kanalen enz. het hoofdpunt was. Als hij nu goed heeft ge
lezen dan berusteD de tegenwoordige voorstellen van 1874 op
eenen anderen grondslag dan die van 1871. Toen werd voor
gesteld overneming door de provincie en overdragt van de ge
meenten die overeenkomst was de grondslag waarop alles rustte.
Thans zegt men die vaarten en kanalen zijn door een publiek
regtelijken band aan de gemeenten verbondenze kunnen dus
geen onderwerpen zijn van overeenkomstenmen wil daarom
thans van overeenkomsten niets wetende provincie zal nu niet
overnemen maar nemen van de gemeenten en wel krachtens
regeringsregt.
z/Toeu spreker dat las, vroeg hij dadelijk: wat regt is dat,
waar staat het beschreven Ilij begreephet antwoord op deze
vragen in onze organieke wetten te moeten zoeken. Hij vond
er ook wel een regeringsregt, maar dat regt zag er geheel
anders uit, dan gedeputeerde staten dit voorstellen. Spreker
zal de vergadering niet vermoeijen met eene opsomming van
artikelen eu zal zich alleen bepalen tot art. 140 der grondwet.
Dat art. waarborgt aan de gemeenten „de regeling en het be
stuur van de huishouding der gemeente." Dit beginsel is in de
12