124
Vetslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 12 November 1874.
b. idem 3c klasse
10. aan de school no. 8
J. Huizinga te DockumJ. C. Boijcnga te Dockum en A. Kos
ter te Sneek
20. idem no. 10
8. Beeksma te GrouwM. van der Velde te Leeuwarden en
A. Verdam te IJsselsteiu
30. idem no. 4
M. van der Velde te LeeuwardenA. Verdam te IJsselstein en
J. H. Barlage te Steenwijk.
10. Aanbevelingen tot benoeming van
a. een lid van collegia van het curatorea van het gymna
siumter voorziening in de vacature, ontstaan door het aan den
heer ds. J. Romenij verleend eervol ontslag
(deze aanbeveling bestaat uit de heeren ds. J. B. Weerman en
mr. J. C. Bergsma)
b. een lid van de commissie van toezigt op het middelbaar
onderwijs
(op deze aanbeveling komen voor de heeren jhr. mr. W. E.
Engelen aftredend lid, mr. J. Dirks en mr. J. A. Willinge
Prins)
c. twee leden van de plaatselijke schoolcommissie
(voor de eerste vacature worden aanbevolen de heeren G. Me-
nalda aftredend lidmr. J. D. Q.uintus en I. Bolman en
voor de tweede vacature de heeren dr. O. Schreuder aftredend
liddr. J. Baart de la Faille en mr. U. H. Huber)
d. twee voogden der stads armenkamer;
(aanbevolen worden voor de eerste vacature de heeren mr. P.
A. Bergsmajhr. mr. A. A. F. van Panhuijs en F. O. Bloember
gen en voor de tweede vacature de heeren H. Beucker Andrece,
D. Tigler Wijbrandi en O. P. Waller Zeper)
e. een lid van de commissie van bestuur over het stads zie
kenhuis
(de aanbeveling is zamengesteld uit de heeren J. J. Bruinsma,
E. Zeper, P. Koumans Brouwer en H. Kuipers).
Voormelde stukken zijn ter inzage gelegdom in eene vol
gende vergadering te worden behandeld.
11. De begrooting van administratiekosten der stads bank van
leening, voor 1876.
Ten fine van onderzoek en rapport in handen gesteld van de
heeren BloembergenBrunger en Jongsma.
12. Een adres van de wed. K. Brink c. s.houdende verzoek
om de Romkeslaan met gas te verlichten.
13. Idem van B. T. Bokma en D. G. van der Kooi, om met
rijtuigen gebruik te mogen maken van den Harlingertrekweg
tusschen Blaauwhuis en Dronrijp.
Deze adressen zijn ten fine van beschikking aan burgemeester
en wethouders gerenvoijeerd.
14. Adressen van
a. de doodgravers bij de algemeene begraafplaatsom verhoo
ging hunner bezoldiging
b. de wed. W. Oberink en G. J. Hunting, om op nieuw met
eene gratificatie te worden begiftigd
c. den gewezen gaarder der kaai- en walgelden A. Feenstra
om hem bij voortduring een wachtgeld toe 'te kennen
d. de firma A. Menalda en zonenom eene bij de gymnastiek-
school gelegen plek grond aan haar in eigendom over te dragen.
Om berigt en raad in handen* van burgemeester en wethou
ders gesteld.
15. Een schrijven van Johanna de Lange, daarbij haren dank
betuigende voor hare benoeming tot le hulponderwijzeres aan de
gemeenteschool no. 1.
16. Resolutiën van gedeputeerde staten houdende goedkeu
ring van
et. het besluit tot onderhandsche verhuring der zathe en lan
den de lagere Weide aan T. H. Piersma
b. het le suppletoir kohier van de directe belasting op het in
komen over 1874
c. het besluit tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1874.
De sub 15 en 16 vermelde stukken zijn voor notificatie aan
genomen.
16. Het procesverbaal van de op 26 October j.l. gehouden
verificatie der gemeentekas.
Ter inzage gedeponeerd.
Y. De voorzitter deelt mede
a. dat door de sectiën zijn benoemd tot rapporteurs over de
gemeentebegrooting de heeren AttemaWiersma en van Val
kenburg en over de voorstellen tot wijziging van de verorde
ning op de heffing eener directe belasting op het inkomen en
tot verhooging van de opcenten op de rijkspersonele belasting
de heeren Attema, Buma en Jongsma;
b. dat door burgemeester en wethouders het perceel bouwter
rein no. 89 provisioneel in koop is toegewezen aan J. lieijinga,
aannemer alhier.
VI. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op-
roepingbrief aangebragte punten
1. Rapport van het onderzoek drr bsgrooting van 'tniemve stads
weeshuis, voor 1875.
Conform de conclusie van het rapport wordt besloten
De begrooting goed te keuren tot een bedrag in ontvang van
ƒ25,341.12 en in uitgaaf van 25,339.46.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere wijziging van
de bepalingenregelende de comptabiliteit van den gemeente-ontvanger
met de spaarbank.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
De woorden //hoogstens vier en een half ten honderd voor
komende in 2 litt. a der bepalingenregelende de comptabi
liteit van den gemeenteontvanger met de spaarbank te Leeuwar
den, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 Mei 1853 no. 6/32, ge
wijzigd bij raadsbesluiten van 30 Maart 1854 no. 4/g2 en 10 No
vember 1870, no. 30/gg te doen vervangen door de woorden
//hoogstens vijf ten honderd."
3. Voorstel van burgemeester en wethoudersom aan den deurwaar-
der der plaatselijke belastingen eene vergoeding toe te kennen voor zijn
bemoeijingen in zake de invordering van markt-water-kaai- en wal
gelden.
In overeenstemming met de conclusie van het voorstel word*
besloten
Aan Johannes Luitzens Oosterhoff, ambtenaar bedoeld bij art.
261 der gemeentewette beginnen met 1874 tot wederopzeg
ging eene jaarlijksche toelage van 50 toe te kennen als ver
goeding voor het verleenen van bijstand aan de pachters van
markt-water-kaai- en walgelden en wegens het opmaken van
processenverbaal tegen weigerachtigen tot betaling dier belas
tingen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche ver
huring van het achter den nieuwen verschwatervijver gelegen perceel land.
Conform de conclusie van het voorstel wordt besloten
Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
aan S. W. de Rooslogementhouder alhiervan den 5 Maart
1875 af voor den tijd van drie jaren onderhands te verhuren een
perceel weilandgelegen ten westen en noorden van den versch
watervijver buiten de voormalige Vrouwenpoort, tegen een jaar-
lijksohen huurprijs van ƒ150 en verder op door burgemeester en
wethouders nader te bepalen voorwaarden.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere regeling der
bezoldiging van drie hulponderwijzers aan de gemeenteschool no. 2.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 12 November 1874.
125
Te bepalen dat de hulponderwijzers A. G. NautaJ. Feen
stra en K. Moeselaar werkzaam aan de gemeenteschool no. 2
van den 1 Januarij 1875 af eene jaarwedde zullen genieten,
respectievelijk ten bedrage van 800, j 750 en 700.
6. Voorstel van burqcmeerUr en wethouders op een verzoek van
L. van der Zaagom kwijtschelding van beloopen boete.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt:
//Aan L. van der Zaag, aannemer alhier, kwijtschelding te
«verleenen van de boete ad ƒ70, door hem beloopen wegens
«14 dagen te late oplevering van de werken ter vernieuwing van
«het onder- en bovendek der Hoeksterbrug."
De heer van Sloterdijck zegt, dat de raad als gewoonte
heeft aangenomen om al de verzoeken om kwijtschelding van
boete loe te staan. Het is hem daarom minder te doen om
zijne tegenovergestelde opinie ingaDg te verschaffen dan om re
kenschap te geven van de door hem tegen dit voorstel uit te
brengen stem en den weg aan te wijzen waarop de raad zich
door gemelde gewoonte beweegt. Het wordt niet eens meer noodig
geacht zegt spr. om in een verzoek tot kwijtschelding van
boete behoorlijke motiven aan te voeren. Men zal immers toch
wel niet willen beweren dat het wijzen op eigen verzuim als
motief kan geldenEn toch zegt spr. is hier het eenige
motiefwaarop de adressant aanspraak op vrijstelling van boete
vraagtditdat het voor het werk benoodigde hout is afgekeurd.
Het is reeds zóó ver gekomendat de aannemers op kwijtschel
ding van boete rekenen daar zeóók wanneer ze door eigen
verzuim in mora zijnzich tot den raad weüden en dat verzuim
zelf als eeDig motief voor de kwijtschelding aanvoeren. In spr's.
oog gaat dit veel te ver; hem dunkt, dat er te veel van het
billijkheid gevoel van den raad wordt gevergd. Om kwijtschel
ding te kunnen verleenen dienen er toch aannemelijke gronden
te bestaan en deze zijn hier niet aanwezig, waarom spr. te
gen de conclusie zal stemmen.
De Voorzitter merkt op, dat juist het eenige door den
adressant aangevoerde motief in dit geval geldig en afdoende
is. Burgemeester en wethouders hebben zich op de zaak geïn
formeerden daarbij is het hen gebleken, dat het voor het werk
benoodigde hout moeijelijk te verkrijgen was. Het door den aanne
mer aangebodene werd niet in alle opzigten voldoende bevonden
waarom het is moeten worden afgekeurd. Toen heeft hij op
nieuw hout moeten laten zagenwaarmede uit den aard der
zaak alligt 14 dagen verloren zijn gegaan. Daarom achtten bur
gemeester en wethouders het eenig aangevoerde motief voldoende
om vrijstelling van de boete voor te dragen.
De heer van Sloterdijck neemt de vrijheidom met den
voorzitter in de appreciatie van het aangevoerde motief van ge
voelen te verschillen. Waar gevraagd wordt naar de oorzaak
van het verzuim in de opleveringdaar mag men niet blijven
staan bij wat aan dat verzuim onmiddellijk vooraf ging, de af
keuring n.l. van voor het werk bestemde materialenmaar dient
men op te klimmen tot wat die afkeuring uitlokte en dit is zon
der twijfel schuld van den aannemer, die hout trachtte te leve
ren hetwelk afgekeurd moest worden. Had de aannemer dade
lijk deugdzaam hout geleverd hij zou niet in verzuim zijn ge
weest. Dit zegt spr. is de origine van het verzuim niet
de afkeuring van het hout, en daarom blijft hij, ook na
't door den voorzitter aangevoerde, bij zijne oorspronkelijk uit-
gesprokene opinie.
De conclusie vau het voorstel, in rondvraag gebragt, wordt
verworpen met 12 tegen 7 stemmen, die van de heeren de
With PlantengaDirks Bloembergen ReDgersOosterhoff en
Bruinsma.
De Voorzitter moet, ofschoon de behandelde zaak van niet
veel gewigt was toch der vergadering indachtig maken op het
door haar toegepast beginsel. Indien ze dat beginsel wil volgen
dan zal öf de directeur der gemeentewerken de voorwaarden zeer
rekkelijk moeten maken, óf, bij het behouden der tegenwoor
dige gestrengheidde gemeente veel hoogere aannemingsommen
moeten besteden. Hij veroorlooft zich nog als zijn gevoelen uit
te spreken dat de boetebepaling in een bestek hoofdzakelijk de
strekking heeft, om een onwilligen aannemer te constringeren.
Wanneer eenig verlies van tijd voor de gemeente geen schade
teweegbrengtdan acht spr. het in het algemeen niet geraden
de boete toe te passen. Men zou anders genoodzaakt zijn óf de
conditiën zoo te makendat de boete zelden behoeft te worden
toegepast, óf het werk veel duurder te doen aannemen. Dit is
eene algemeene opmerkingdie spr. zich verpligt rekende in het
midden te brengen.
7. Voorstel van burgemeester en todbouders op het verzoek van de
firma Kloos en van Limburghom kwijt'cheldirg van belcopen boste.
De conclusie van het voorstel luidt aldus
«Aan de heeren Kloos en van Limburgh, handelaars te Rot
terdam, kwijtschelding te verleenen van de boete, beloopen
«ter zake te late levering van de door hen ten behoeve dezer ge-
«meente aangenomen levering van Stenzelberger-straatkeijen".
De heer van SlotGrdijck moet ook in deze zaak met den
voorzitter van gevoelen verschillen. Het is zeer waardat de
bepalingen zoo kunnen worden gewijzigd, dat toepassing van
boete zelden zal voorkomen en ook spr. acht het wenschelijk
om door verlenging van de tijdsbepalingen de uitvoering van
werken te vergemakkelijken. Wat vraagt hij beteekent
het stellen van een tijd van oplevering en het bedreigen van
boete tegen verzuimals het hiermede geen ernst is en men
toch de op te late uitvoering gestelde boete niet toepast Hij
acht het veel beter de conditiën gemakkelijker te maken maar
dan ook ten allen tijde de boete toe te passentenzij buitenge
wone, van des aannemers wil onaf hankelijkë omstandigheden het
verzuim mogten hebben teweeg gebragt.
Wat het onderhavig geval betreft moet spr. er op wijzen, dat
de directeur der gemeentewerken de opmerking maakt, dat de
door adressanten aangevoerde redenen moeijelijk zijn te beoor-
deelen dat het voor hem alleen de vraa» is of de gemeente
door de te late levering ook nadeel heeft geledenen aangezien
hij die vraag ontkennend moet beantwoordenzoo rekent hij
zich verpligt tot kwijtschelding der boete te adviseren. Spr.
echter gelooft, dat het niet opgaat zoo maar de motiven van
adressanten waarmede de raad zichals hij het voorstel aan
neemt, vereenigt te passereD. Indien men die motiven na
gaat, vertrouwt hij, dat het zal blijken, dat deze van weinig
beteekenis zijn. Nog veel minder dan de directeur der gemeen
tewerken zou spr. zich als deskundige durven voordoendoch
wanneer adressanten zich tot den raad wenden dan mag men
verwachten dat ze dit doen met middelendie de leden van
den raad kunnen begrijpen en uit deze overweging zal spr. ook
als niet-deskundigede vrijheid nemen over die middelen een
oordeel te vellen. Het eerste middel dandat adressanten aan
voeren isdat de fabricatie van keijen aan de groeve aan den
Stenzelberg te Königswinter bijzaak uitmaakt. Indien dit de
reden van de te late uitvoering isdan merkt spr. ophadden
de aannemers wijs gedaan met zich tot de ontginners eener an
dere groeve te wenden. Zij immers waren geheel vrij in de
keuze van een leverancier en hadden zich daarbij moeten laten
leiden door de vraagof de gekozen leveraucier op den gestel-
den tijd aan de bestelling zou kunnen voldoen.
Als tweede middel wordt bijgebragtdat de hoeveelheid steen,
geschikt tot het slaan van keijen is tegengevallen. Hiermede
hangen zamen de volgende middelennl. dat zij de productie
door prijsverhooging hebben trachten te forceren, hetgeen even
wel niet'is gelukt, terwijl de werklieden, van die verhooging on-
derrigtdoor vermeerdering van loon een deel daarvan voor zich
Uebben' weten te bedingen. Dat alles te zamen genomen be
wijst naar spr.'s inziens niets meer, dan dat de aannemers, in
I hunne verwachting, omtrent de productiviteit der groeve bedro-