130
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 19 November 1874.
derwijzer der 3e klasse J. iï. Barlage te Steenwijkmet 15
stemmen (A. Koster te Sueek verkreeg 1 stem)
e. Aan de school n<o. 10tot hulponderwijzer der 2e klasse
A. J. Hogenhuis te Leeuwarden, met algemeene stemmen en
tot hulponderwijzers der Se klasse L. Veen te Steenwijkmet
15 en 8. Beeksma te Grouw met algemeene stemmen (bij de
benoeming van Veen verkreeg Beeksma 1 stem)
f Aan de school ro. 4tot hulponderwijzer der 3e klasse M.
van der Velde te Leeuwardenmet algemeene stemmen.
6. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de gemeenteschool no. 3.
C. A. Tadema te Maarssen wordt met 12 stemmen benoemd
4 stemmen waren uitgebragt op A. Schotanus te Leeuwarden.
7. Benoeming van een curator van het gymnasium.
De heer ds. J. B. Weerman wordt met 14 stemmen benoemd
de heer mr. J. C. Bergsma verkreeg 2 stemmen.
8. Benoeming van een lid der commissie van toczigt op het middel
baar onderwijs.
Jhr. mr. W. E. Engelen wordt met algemeene stemmen her
benoemd.
9. Benoeming van twee leden der plaatselijke schoolcommissie.
De heeren G. Menalda en dr. O. Schreuder worden beide met
15 stemmen herbenoemd de heeren mr. J. D. Quintus en dr.
J. Baart de la Faille verkregen ieder 1 stem.
10. Benoeming van twee leden der stads armenkamer.
De heeren mr. P. A. Bergsma en H. Beucker Andreie worden
benoemd, eerstgemelde met 15 en laatstgenoemde niet 14 stem
men de heeren jhr. mr. A. A. F. van PanhuijsD. Tigler Wij-
brandi eu O. P. Waller Zeper verkregen ieder 1 stem.
11. Benoeming van etn lid der commissie van bestuur over het
stads ziekenhuis.
De heer J. J. Bruinsma wordt met 15 stemmen herbenoemd;
op den lieer E. Zeper was 1 stem uitgebragt.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot o^invorderbair-
verklaring van een gedeelte van den aanslag van A. H. Brenninkmeijer
in de directe belasting op het inkomenover 1873.
O vereeukomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
Den ontvanger dezer gemeente te magtigen om in zijne reke
ning over 1874 als oninvorderbsar te vermelden een gedeelte
van den aanslag iD de belasting op het inkomen over 1873 ten
name van A. H. Brenninkmeijertot het door dezen onbetaald
gelaten bedrag van j 15.07 V2-
IV. De heer Jongsma verzoekt, mede uitnaam van de hee
ren Attema en van Sloterdijckingevolge art. 55 van het regle
ment van ordediligentverklaring van de in de vergadering van
9 Julij j.l. benoemde commissie tot het instellen van een onder
zoek naar de regten van eigenaars van huizen en molens op
de Vrouwenpoort- en Oldehoofsterdwingers.
De Voorzitter stelt voor de gevraagde diügent-verklariug
te verleenen.
Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
De Voorzitter sluit de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan UT November 1874.
131
Vergadering van Donderdag 26 November 1874.
Tegenwoordig 20 leden; afwezig de heer van Valkenburg,
met kennisgeving.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed
gekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. Het verslag van het in de sectiën gehouden onderzoek der
gemeeDtebegrootiDgvoor de dienst 1875.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit verslag
te doen drukken en daarna in behandeling te nemen.
2. Het verslag van 't in de sectiën gehouden onderzoek van
hst voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van
de verordening tot helling eener directe belasting op het inkomen,
ten behoeve van deze gemeente.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders op het ver
zoek van de politie-dieoaren om verhooging hunner bezoldiging.
De sub 2 en 3 vermelde stukken zijn ter inzage gelegdom
in eene volgende vergadering te worden behandeld.
4. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het vast
stellen van bepalingen op het schutten van vee.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit voorstel
te doen drukken en het daarna ter onderzoek te verzenden naar
de sectiën, onder bepaling, dat dat onderzoek binnen drie weken
zal moeten zijn afgeloopen.
5. Een adres van de afdeeling Leeuwarden van de provinciale
Friesche werkliedenvereeniging, betrekking hebbende op het voor
stel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de ver
ordening regelende de heffing eener directe belasting op het
inkomen.
Gedeponeerd bij de betrekkelijke stukkenom daarop bij de
behandeling der zaak te letten.
6. Missives van
a. mevrouw Witteveen-BoJmanbenoemd tot voogdes van 't
nieuwe stads weeshuis
b. den heer J. J. Bruinsma, benoemd tot lid der commissie van
bestuur over het stads ziekenhuis
c. den heer H. Beucker Andrern, benoemd tot voogd der stads
armenkamer
d. den heer ds. J. B. Weermanbenoemd tot curator van het
gymnasium
e. de heeren J. Hofkamp Leopold en J. van Dijkbenoemd
tot hulponderwijzers aan de school no. 2
het berigt behelzende, dat zij de op hen uitgebragte benoeming
aannemen.
Aangenomen voor notificatie.
7. Een schrijven van den heer mr. P. A. Bergsma, houdende
kennisgeving, dat hij voor de op hem uitgebragte benoeming tot
voogd der stads armenkamer bedankt.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten van dit
schrijven aan voogden der armenkamer mededeeling te doen
met uitnoodiging eene nieuwe aanbeveling in te zenden.
III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op-
roepingbrief aangebragte punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een
schrijven van het collegie brandmeesters, waarbij de wenschelijkheid wordt
betoogd van het maken van een brandriool in het Ruiterskwartier.
De heer Brunger heeft zich op 13 November 1873 bij de
behandeling der begrooting voor 1874, tegen het maken van het
hier bedoelde riool verklaard.
Hij is echter tegenwoordig geweest bij de proefneming, waar
van het schrijven van brandmeesters melding maakten daarbij
is het hem gebleken, dat hij op 13 November 1873 heeft misge-
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
zien waarom hij thans geen bezwaar maaktom zich met het
voorstel van burgemeester en wethouders te vereenigen.
De conclusie van het voorstel, hierop in rondvraag gebragt,
wordt aangenomen met 17 tegen 3 stemmen, die van de heeren
Oosterhoff, Suringar en van Sloterdijck. Dientengevolge is be
sloten
Op hoofdstuk III afd. VII art. 18 uitgaven der gemeentebe-
grooting voor de dienst 1875 eene som van 6650 beschikbaar
te stellen voor waterleiding met putten en pompen voor brand-
blussching ia het Ruiterskwartier.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
P. Postmaom vergoeding der door hem geleden schadetengevolge
van het verzorgen van eene door de politie bij hem in bewaring gestelde
koe.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten:
Aan Pieter Postma, kastelein alhier, uit de gemeentekas te
betalen eene som van J 143.74 als vergoeding voor kosten van
voedingoppassing en stalling van eene koe, gedurende het tijd
vak van 18 Julij 1873 tot 28 Augustus 1874 en van de te dier
zake door hem betaalde proces- en andere kosten.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van het
plan eener ten behoeve der gemeente aan te gane gtldleening groot f 55,000.
(Zie bijlage no. 24).
De heer Duparc heeft eenige aanmerkingen op het voorge
stelde cijfer. Volgens de memorie van toelichting zal de op
brengst der leening ook strekken tot bestrijding van een gedeelte
der kosten van de vernieuwing der Wirdumerpoortbrug. Heeft
spr. het goed, dan is daarvoor ƒ22,000 uitgetrokken. Hij gelooft
echterdat het aangaan eener leening met het oog op dat werk
zeer is te ontraden. Burgemeester en wethouders zeggen //dat
z/het hen niet raadzaam voorkomt het aangaan der leening uit
z/te stellen of bij gedeelten te doen plaats hebben, in afwachting
z/dat de plannen voor evenbedoeld werk finaal zijn vastgesteld";
doch spr. veroorlooft zich de opmerking, dat er hoegenaamd nog
niets is vastgestelddan alleen een cijfer-post op de begrooting.
In den toestandwaarin de zaak zich op dit oogenblik bevindt
acht hij het zeer ongeraden dat werk in deze leening te begrij
pen. Het is mogelijkdat er nog dit jaar een voorstel ter zake
komt, maar zekerheid daarvan heeft men volstrekt niet, en om
nu reedsterwijl er nog niet eens een besluit is genomenvoor
dat werk eene leening te sluitenacht spr. niet in overeenstem
ming te zijn met de regels eener goede comptabiliteit. Uit de
memorie van toelichting blijkt hetdat ook burgemeester en
wethouders deze aanmerking hebben voorzien. Immersze zeg
gen //dat de uitvoering van het werk in elk geval voor een goed
z/deel zoo spoedig zal kunnen worden aangevangen en voltooid
z/dat het daarvoor te besteden kostenbedrag tot eene som als
//deswege onder de geraamde uitgaven over 1874 is verbleven
//nog in de rekening over dat jaar kan worden verantwoord."
Spr. is echter van meening dat dit laatste toch niet zou mogen
geschieden. Reeds is herhaaldelijk, zonder tegenspraak te ont
moeten, ook hier de stelling verkondigd, dat de kosten vaneen
werk moeten worden geïmputeerd op het dienstjaar, waarin het
is uitgevoerd. Al ware men ook bij magte de aanbesteding nog
in 1874 te houden, dan nog is het niet denkbaar, dat ook in
dat jaar met de uitvoering zal worden aangevangen. Deze kan
derhalve niet eerder geschieden dan in 1875 en met het oog
daarop acht spr. het in strijd met de regels der comptabiliteit
om in 1874 eene leening te sluiten voor een werk, dat eerst in
1875 tot uitvoering kan komen. Men zou op die wijze eene
dienstverwarring krdgen die verre van aanbevelenswaardig is.
De heei Dirks sluit zich aan bij het door den heer Duparc ge
sprokene. Door de commissiebelast geweest met het onderzoek
van het besluit tot wijziging der begrooting voor 1874, is er op aan
gedrongen de uUgetrokken leeniüg niet, of althans niet tot het
I volle bedrag op te nemenzoolang de werken betreffende de
24