138 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 5 December 1874. toestand kan niet blijven voortbestaanen daarom zal spr. gaarne medewerken om alleswat daarvoor vatbaar is voor //memorie" uit te trekken, behoudens natuurlijk de be voegdheid om later een cijfer uit te trekken. Wat aangaat het besluit van 1870 om f 10,000 uit de gewone middelen tot be kostiging van buitengewone werken aan te wenden van welk besluit de heer van der Meulen sprak moet spr. de verkla ring afleggendat hij van dat besluit geen voorstander is. Het heeft z. i. zoowel zijn voor als zijn tegen. Hij althans wil cr niet aan vasthouden als ware liet eene wet der Perzen en Meden beter acht hij liet naar gelang van omstandigheden te werk te gaan. De heer Bloembergen deelt in hoofdzaak de beschouwin gen van den heer van der Meulendoch zal zich in betrekking tot den onderliavigen post met het voorstel vereenigen en dat wel voornamelijk ornaat het daarop uitgetrokken bedrag eene belangrijke verandering zal moeten ondergaandoordien alleen is gerekend op het tweede gedeelte der werken voor de ver nieuwing der Wirdumerpoortbrug, terwijl het eerste gedeelte nog niet is uitgevoerd. Hij kan echter niet deelen de bewe ring als zou men hier geen voldoende ramiDg hebben die de grondslag zou kunnen uitmaken voor een cijfer op de begroo ting hij althans zou meenendat tpt dat einde genoegzame ge detailleerde opgaven aanwezig zijn. Maar hij heeft het oog op een ander bezwaar, Damelijk op dit, dat op de begrooting van 1874 voor liet le gedeelte van bedoeld werk 20,200 voorkomt in verband waarmede het kwalijk kan opgaan hier eene som voor het geheele werk uit te trekken. Ook zou hij vreezen dat daartegen en teregt door gedeputeerde staten beden kingen zouden worden geopperd. De heer van der Meulen wenscht aan liet door hem ge sprokene nog dit toe te voegendat het uittrekken eener som voor een buitengewoon werk, dat niet wordt uitgevoerd, opliet saldo der rekening volstrekt geen invloed uitoefent. Tegenover die uitgaaf immers zal eene leening staanen spr. gelooft er zeker vao te zijn dat de raad niet tot het aangaan der leening zal besluitenindien ook niet de uitvoering van dat werk ver zekerd is. Men zou voorts de leeaing bij gedeelten kunnen uit schrijven. Het voorstel van de commissie wordt hierop zonder hoofde" lijke stemming aangenomen alleen de heer van der Meulen ver* klaarde zich er tegendoch verlangde geen stemming. Volgno. 134. De Voorzittor merkt op dat de commissie voorstelt dezen postbestemd voor de verbetering van den weg Achter de Ho ven in plaats vón met f 12,800, voor //memorie" uit te trekken; doch dat burgemeester en wethouders deze zaak wel zoo ver ge vorderd rekenendat daarvoor een cijfer kan worden uitgetrok kenmaar evenwel gaarne de beslissing daarover aan den raad overlaten. De heer Bloembergen kan er nog bijvoegendat de aan grenzende eigenaren niet zullen hebben bij te dragen in de kos ten van den weg zeivenmaar enkel hebben mede te werken tot de demping vao de langs hunne eigendommen gelegen sloo- ten en dat men voor zooveel het gedeelte betreft, over 'twelk de vernieuwing zich zal uitstrekken genoegzame zekerheid heeft dat het aan die medewerking niet zal ontbreken. Met het oog daarop acht hij het van belang de uitgetrokken som op de begrooting te laten. De h?er Attema merkt opdat het voorstel zijn ontstaan verschuldigd is aan den wensch van sommige leden om vooraf den uitslag der ter zake gevoerde onderhandelingen te vernemen. Zoolang men hieromtrent nog in het onzekere verkeerdeachtte men het niet geraden een cijfer uit te trekken. Nu wordt er wel is waar opgemerktdat er vooruitzigt bestaat op een gun- stigen uitslag der onderhandelingen doch zekerheid daaromtrent schijnt men nog niet te hebben. Stel het ge/aldat slechts één eigenaar zich tegen de uitvoering aankantdan zal men toch hoogst bezwaarlijk daarmede kunnen aanvangen tenzij met be hulp van de onteigeningswet. Ofschoon spr. burgemeester en wethouders voor de gegeven inlichtingen dank zegt, wil hij toch liever den post vooiloopig voor //memorie" houden. Het voorstel van de commissie in omvraag gebragt, wordt aangenomen met 13 tegen 5 stemmen, die van de heeren Bloem bergenRengers, Wijbrandi, Bruinsma en van der Meulen. Volgno. 136 wordt op voorstel van de commissie (overgenomen door burgemeester en wethouders) met ƒ550 verminderd. De heer Rengers is van oordeel, dat er gegronde aanleiding bestaat om den post volgno. 135 //Achtste gedeelte der werken tot uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente" zoo niet geheel dan toch voor een goed deel voor //memorie" te stellen. De vergadering heeft dezer dagen een besluit genomen omin ver band met loopende geruchten omtrent eene verplaatsing van het station der staatsspoorwegen de uitgifte van bouwterrein voor- loopig te schorsen. Waar men nu omtrent de al of niet ge grondheid dier geruchten in het onzekere verkeertacht spr. liet onraadzaam eene zoo belangrijke som uit te trekken voor de ver betering van wegen die welligt spoedig kunnen worden ver legd. Hij geeft mitsdien in overweging den post te verminderen met f 15,000 en te bepalen op 600. De Voorzitter merkt op, dat, indien de raad het door den heer Rengers bedoeld stelsel algemeen toepasthet opmaken der begrooting voor burgemeester en wethouders zeer zal worden vergemakkelijkt. Hij gelooft echter, dat dat stelsel in de prak tijk tot vertraging zal leiden hem althans komt het voordat het 't collegie niet tot spoed zal aanprikkelen. Wat intusschen de zaak in kwestie betreftgeeft spr. lecture van eene aan bur gemeester en wethouders gerigte missive van den minister van binnenlandsche zaken, luidende: //Van een ontwerp tot vergroo- /,tiog van het station Leeuwardenis aan mijn departement niets //bekend Het blijkt derhalvedat er geen plan tot verplaatsing van het station bestaat, waarom spr. verwacht, dat het besluit tot tij delijke schorsing van de uitgifte van bouwterrein wel spoedig zal worden ingetrokken. Hij gelooftdat hier mede het hoofd motief van den heer ReDgers vervalt. De heer Rengers geeft toedat het schrijven van den minis ter de zaak oogenschijnlijk wel in een ander daglicht stelt; maar toch kent hij aan het gerucht meer waarde toe dan aan andere geruchten van soortgelijken aard. Althansin zijne sectie is het medegedeeld als afkomstig van een ambtenaar die in dergelijke zaken stellig wordt geraadpleegd. Daarbij in aanmerking ne mende dat de toestand van het station van dien aard isdat er toch te eeniger tijd verandering zal moeten komenaarzelt spr. voor de bevloering van de toegangswegen naar het station eene zoo belangrijke som uit te trekken bevreesd als hij is dat men welligt in een volgend jaar weder tot eene vervloenng zou genoodzaakt zijn.Hij blijft mitsdien het gedaan voorstel handhaven. De heer van Sloterdijck merkt opdat de heer Rengers min of meer zijne verwondering heeft te kennen gpgevendat terwijl de commissie van rapporteurs sommige posten voor //me morie" voordraagtdeze post met een cijfer uitgetrokken blijft. Spr. echter wenscht te wijzen op het groote verschil tusschen dezen post en de andere posten. Hier zegt hij is de gemeente teheel meester van het terreinwat in zake de verbetering van en weg Achter de Hoven niet het geval is, terwijl het in be trekking tot de vernieuwing van de Wirdumerpoortbrug niet mogelijk is een bepaald cijfer op te geven en het bovendien kwalijk kan opgaan dat werk op twee begrootingen te doen voor komen. Thans genaderd tot het voorstel van den heer Rengers om den onderwerpelijken post met 15,000 te verminderen ver klaart spr. zich daarmede niet te kunnen vereenigen. Hij ge Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 5 December 1874. 139 looft nietdat het verminderen van den post een direct gevolg moet zijn van de staking der uitgifte van bouwterrein. Indien het station naar de westzijde wordt verplaatstdan zou men toch reeds door de uitgifte van bouwterrein niet in staat wezen den Stationsweg te verleggen. De bestrating overigens is van dien aarddat het hoog noodig aan eene verstrating toe is. Spr. ge looft het er voor te mogen houdendat met het oog op het schrijven van den minister en op den gang der publieke werken in ons landdat het nog wel tientallen jaren zal kunnen duren eer het Stationsgebouw alhier wordt vergrooten dit is niet al leen zijne opiöiemaar ook van anderen, met de zaken bekend. De heer Buma zegtdat hij het geweest isdie de zaak in de sectiën heeft ter sprake gebragt. Door een hoofdambtenaar (zijn naam zal spr. maar niet noemen) is hem gezegddat er plan bestond om het stationsgebouw meer westelijk te verplaat sen die ambtenaar heeft hem zelfs een wenk gegevendat het niet ondienstig was den raad er van te informeren. Het schijnt echter dat bedoelde ambtenaar die meende dat die verplaatsing zou geschieden Da de spoorwegaansluiting telhrhove, niet geheel juist was ingelicht. Den heer Dirks komt het voor, dat de minister een zeer voorzigtig antwoord heeft gegeven. Dat het gerucht in verband staat met de spoorwegaansluiting te Ihrhove gelooft hij als ze ker te mogen aannemen men zal zeker eens wiilen zien welken invloed die aansluiting op het verkeer aan het Station Leeuwarden zal uitoefenen. Voor men dit niet weet zal men zeker niet tot eene verbouwing overgaan. Spr. ver trouwt, dat men in den loop van het dienstjaar daaromtrent wel meerdere zekerheid zal verkrijgen en kan zich daarom wel bij het voorstel van den heer ReDgers aansluiten. De heer Brungör zal tegen dat voorstel stemmen. De Sta tionsweg verkeert in zoodanig defavorabelen toestand, dat spr. verbetering dringend noodzakelijk acht. Het voorstel van den heer Rengershierop in stemming ge bragtwordt aangenomen met 13 tegen 5 stemmen, die van de heeren van SloterdijckBrungerAttemaBruinsma en van der Meulen. De heer van der Meulen vraagt in betrekking tot volgn. 126, of, nu de prijsvraag voor een in deze gemeenten te stich ten beursgebouw als mislukt is te achten, de raad ook eerlang, in zake de stichting van een beursgebouween voorstel van burgemeester en wethouders mag tegemoet zien? De Voorzitter kan gerust zeggen, dat het niet de bedoeling van burgemeester en wethouders is den post uit het geheugen te verliezen. Zooals men weetheeft de raad onlangs ten aan zien van den uitslag der prijsvraag een besluit genomen, en nu zal men toch eerst moeten afwachten den afloop van de oproe ping, die dientengevolge tot de mededingers is gerigt. Eerst wanneer het blijktdat de ontwerpers der drie met geld be kroonde plannen deze willen afstaan en de overigen in eene expositie enz. genoegen nemeneerst dan zal het een punt van overweging uitmaken in hoever de stukken aanleiding geven om iets nieuws te creëren. Spr. kan intusschen verzekerendat het wel degelijk de bedoeling is om met een voorstel bij den raad te komen maar hoe spoedig dit zal geschieden dit is een vraag, die hij op dit oogenblik onmogelijk kan beantwoorden. Op voorstel van burgemeester en wethouders worden aan afd. VII van hoofdstuk III volgende posten toegevoegd 142a. Waterleiding met, putten en pompen voor brandblussching in het Ruiterskwartier J 6650. 142A Vernieuwing der bestrating voor het paleis van justitie f 2750. De heer Dirk8 herinnert aan eenen vroegeren memoriepost namelijk voor de verbetering van den weg van 't Schoppershof tot het Noordvliet. In den loop van 1873 zijn de betrokken eigenaren door het bestuur gehoord. Spr. behoorde destijds tot die eigenarendoch uit aanmerkingdat hij lid van den raad isheeft hij zijn eigendomsregt aan een ander overgedragen waarom hij thans te vrijer op de verbetering kan aaudringen. Hij weetdat er veel bezwaren moeten worden uit den weg geruimd en daarom wil hij dan ook niet op het uittrekken van een post aandringen, maar slechts er aan herinneren, opdat de zaak levendig blijve. De Voorzitter gelooft, dat bedoelde post teregt van de be- grootiDg is verdwenen omdat men gestuit is op onmogelijk te overwinnen zwarigheden. Bij het verhoor van de belanghebbenden heeft de molenmaker Bos verklaarddat hij voor zijn bedrijf onmogelijk een gedeelte gronds zou kunnen missen. Spr. wil dit gaarne erkennen en moet dus aannemen dat zoolang de toe stand zóó blijfter niet de minste kans bestaat op uitvoering van de verbetering van dezen weg en met het oog daarop zou het z. i. eene dwaasheid zijn den post op de begrooting te houden. De heer Dirks wenscht alleen Dog op te merkendat niet de oude Bos maar diens zoon eigenaar van den weg is. De heer van Sloterdijck vraagt of bedoelde weg dan niet een publieke weg is De Voorzitter antwoordtdat voor zoover hij zich herin nert de weg privaat-eigendommaar met voetpadreed en drift bezwaard is. De heer Dirks voegt er bijdat de weg met een hek is af gesloten. De heer van Sloterdijck wenscht nog voor te stellen aan afd. VII een post toe te voegen voor bestrating van den weg van de Potmargebrug tot het huis de Roode boer. Hij zou dien post voor //memorie" willen uittrekkenomdat hij ook op de begrooting voor 1874 voorkomt. De Voorzitter merkt op, dat, indien het jaargetijde dit ver oorloofd zeer spoedig met de uitvoering van de door den heer van Sloterdijck bedoelde bestrating kan worden aangevangen. De heer van Sloterdijck meent zoo straks van den Vooj- zitter te hebben gehoorddat het niet mogelijk was den benoft- digden steen te verkrijgen. Daar het jaar 1874 met weinige dagen tot de geschiedenis zal behooren zou die onmogelijkheid wel eens kunnen blijven bestaan. De Voorzitter gelooft zoo straks óf zich verkeerd te hebben uitgedrukt óf niet goed te zijn verstaan. Toen er sprake was van de verbetering van de St. Anthonijstraat en de Bagijnesteeg heeft hij er op gewezendat die verbetering niet is kunnen worden uitgevoerdomdat de lage waterstand verhinderde de benoodigde klinkerts aan te voeren. Hij meent echter er toen te hebben bijgevoegddat de klinkerts reeds gekocht waren en alle dagen verwacht konden worden. Nu zal in ieder geval de koopsom der klinkerts uit de dienst 1874 kunnen worden vol daan en welligt ook de kosten van de uitvoering van het werk. De heer van Sloterdijck zal na het laatst aangevoerde niet verder op het uittrekken van den door hem bedoelden post aan dringen. Volgno. 145. De heer van Valkenburg vestigt de aandacht op hetgeen in de gewisselde stukken omtrent de woning in het Hofstraatje wordt aangevoerd. Met verwondering heeft hij uit de memorie van beantwoording geziendat dit huis door 21 personen wordt bewoond. Ruim een jaar geleden heeft hij persoonlijk het huis bezocht en toen reeds verkeerde het in een zoo ellendigen toe stand dat hij het niet kon gelooven dat er in Leeuwarden nog menschen warendie zoo slecht woonden. Hij wil gelooven dat ontruiming van het huis in dit jaargetijde niet opgaatmaar toch zou hij aan burgemeester en wethouders willen in overwe ging geven dit in het aanstaande voorjaar te doen geschieden en alsdan onmiddellijk tot de amotie over te gaan. Hij acht dit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 3