140 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 5 December 1874. dringend noodzakelijkomdat de aanwezigheid van het huis niet alleen voor de omwonenden lastig ismaar ook omdat sommige lokalen van het gymnasium er onbruikbaar door worden. Die toestand mag mag z. i. niet zoo blijven spr. zou aan niemand durven aanraden het huis binnen te treden verandering is mits dien allernoodwendig8t en daarom veroorlooft hij zich nogmaals met kracht daarop aan te dringen. De Voorzitter heeft het door den heer van Valkenburg ge sprokene met belangstelling aangehoordzich vleijende daarin den weg tot oplossing van dit raadsel te zullen zien aangewezen de oplossing namelijk van de vraagwaar hijhoofd der politie, met al de bewoners van dat huis dan been moet. Aangenomen een8, dat het huis ontruimd wordt, waar vraagt spr. moe ten dan die menschen gehuisvest worden? De heer van Valkenburg erkentdat dit eene moeijelijke vraag isdoch moet er bijvoegen datals men de menschen daar maar zoo stil laat wonen dan op het laatst allen die in Friesland zonder dak zijn zich naar hier zullen begeven en dit, gelooft hij, zou niet in het voordeel der gemeente zijn. Hoe het intusschen ook zijde toestand van het huis is van dien aarddat het niet langer zoo kan blijven. De heer Attema is het met den Voorzitter eensdat men hier voor een hoogst moeijelijk raadsel staat. De burgemeester dient zijns inziens eene gelegenheid te hebbenwaar hij van dak beroofde personen kan heen zenden. Een passantenhuis ware welligt het beste, maar de oprigting van dergelijk gebouw is reeds ten vorigen jare besproken en toen heeft de raad uitdruk kelijk verklaard dit niet wenschelijk te achten. Spr. echter meentdat men wel een middenweg zou kunnen bewandelen door namelijk eens een flink zuiveringsysteem op het gebouw toe te passen in welk werk de bouwkundigen in den laatsten tijd vrij wat vorderingen schijnen te hebben gemaakt. Men wenscht hier eene oplossing van het raadsel, en daarom meende spr. hierop te moeten wijzen, in de hoop dat welligt langs dien weg tot verbetering zou zijn te geraken. Hij weet hethet is gemakkelijk gezegd//amoveer het huis maar"doch vraagt hij waar blijft de burgemeester dan met de menschen die op 12 Mei zich onder de waag nederzetten Volgno. 157. De heer Bloembergen merkt opdat naar aanleiding van het dezen morgen genomen besluit tot verhooging der vergoeding voor kleeding der politiedienaren onderdeel b. van dezen post zal moeten worden verhoogd. Namens burgemeester en wethou ders stelt hij voor bedoeld onderdeel te verhoogen met 540 en te brengen op J 2692. Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Wiersma wenscht een enkel woord te zeggen naar aanleiding van het antwoord van burgemeester en wethouders op het door de commissie opgemerkte in betrekking tot het aanwezig zijn van woonschepen in de grachten. Hij kan niet ontveinzen dat dat antwoord bij hem bevreemding heeft opge wekt. Het isals gold het hier een punt van verschil in meening, of de betrekkelijke verordening al dan niet wordt op gevolgd. 8pr. beschouwt dit laatste als een feit. Hij wijst er op, dat de commissie alleen heeft gezegd, dat reeds ten vorigen jare is opgemerktdat de des betreffende verordening beschouwd wordt als niet te bestaan. Toen werd van zijde het collegie van dagelijksch bestuur beweerddat de toestandwaarop door de commissie werd gewezen slechts van tijdelijken aard was. In de memorie van beantwoording werd o. a. gezegd//Buitenge wone omstandigheden vereischen buitengewone maatregelen"en in verband daarmede er op gewezen dat er verschillende aar dewerken in uitvoering warenwaarmede de bewoners der be doelde schepen zich bezig hielden dat men met het oog daarop er evenmin bezwaar tegen had die menschen met hunne schepen in de grachten te doen verblijven als tegen het geven van ver gunning aan timmerlieden om tijdelijk bij in aanbouw zijnde huizen houten barakken te plaatsen. Destijds is evenwel de toezegging gedaandatnaar mate de werken ten einde liepen, de woonschepen uit de grachten zouden worden verwijderd. Te vens is toen er op gewezen dat het dagelijksch bestuur ten on- regie voor dien toestand verantwoordelijk is gesteld waarom de commissie ditmaal een anderen weg heeft ingeslagendoor na melijk het dagelijksch bestuur uit te noodigen daarop de aan dacht te vestigen van den heer burgemeester als hoofd van de politie. Spr. veroorlooft zich er op te wijzendat aan dezen wensch der commissie geen gevolg schijnt te zijn gegeven hij althans heeft met eenige bevreemding in de memorie van beant woording gelezen dat burgemeester en wethouders niet kunnen instemmen met het door de commissie uitgesproken oordeelals zouden de bepalingen der verordening omtrent de woonschepen beschouwd worden als niet te bestaan. Doch merkt spr. op, daarin zit de kwestie nietze is gelegen in de niet uitvoering. In de verordening toch staat te lezen «Het is verboden in de wate rreu der gemeente te liggen met een schip of vaartuig van wel- z/ken aard ookdat niet zoo zeer \vordt gebruikt voor de eigen lijke vaart als wel enkel en alleen of voornamelijk dient tot //woning, tot magazijn van waren of om daarin eenige nering of /bedrijf uit te oefenen." En waar men nu voor het feit staat, dat nog dezer dagen 16 woonschepen in de gracht aanwezig warendaar vraagt spr. of er nog verschil van meening kan bestaan opzigtens de vraag of de verordening al dan niet wordt uitgevoerd? Bij ingesteld onderzoek is het hem gebleken, dat, niettegenstaande de graafwerken zijn afgeloopennog altijd 16 woonschepen aanwezig zijn, hoofdzakelijk bewoond door andere arbeidslieden, zoo als opper- en timmerlieden visschers enz. Naar aanleiding van dit feit persisteert spr. bij het voorstel van rap porteurs om van wege den raad burgemeester en wethouders op de niet-uitvoering der verordening te wijzen en zooveel noodig den burgemeester te verzoeken voor de toepassing daarvan te willen zorgen. De Voorzittor zegtdattoen hij het in het rapport omtrent de woonschepen voorkomende had gelezen hem de vrees beving dat een vloot van die schepen Leeuwarden bedreigde. Hij heeft zich daarom beijverd deswege van de politie rapport te vragen naar aanleiding waarvan hij ontvangen heeft een schrijven van den commissaris van politiegedateerd 1 Decemberwaaruit hem blijktdat op dien dag negen (dus geen zestien) van die schepen in de gemeente aanwezig waren en dat het verblijf van deze slechts van zeer tijdelijken aard zou zijn uitgezonderd van een, eene weduwezonder beroepdie hier is geblevenomdat ze voor 't oogenblik geen woning kon krijgende overigen zijn allen arbeiders en kermisreizigers en voor het meerendeel te Leeuwarden geboren en behoorende aldaar te huis. Het is geens zins de bedoeling deze schepen hier te doen blijvenmaar men bedenke weldat als er van daag een vertrekt er morgen mis schien weder een terug keerten met het oog daarop vindt spr. het wel wat overdreven te beweren als zou aan de verordening niet de hand worden gehouden. Dit is het, wat spr. ter zake kan antwoorden. Laat hij er nog bijvoegendat hij in het al gemeen niet gaarne dergelijke schepen in de gemeente duldt omdat hij ze beschouwt als broeinesten van ongeregtigheden wier bewoners veelal de wallen beschadigen. In den regel wordt er dan ook tegen de bewoners geverbaliseerd. Ofschoon spr. kan verzekerendat de politie het verblijf van die schepen niet oogluikend toelaatmoet men zich toch niet inbeeldendat er immer een tijd zal komen waarop niet een enkel woonschip in de grachten aanwezig zal zijn. De heer Wiersma heeft met genoegen de verzekering ge hoord dat de verordening wordt gehandhaafd. Toch moet hij zich de opmerking veroorlovendat zoo er nog negen schepen aanwezig zijnmen nog niet kan zeggendat er geene zijnwat bij het bestaan der verordening het geval moest wezen. Spr. Verslag der handelingen van den gemeenteraad ts Leeuwardenvan 5 December 1874. 141 heeft niet beweerd, dat de politie niet de hand aan de veror dening heeft gehouden hij heeft alleen het feit gereleveerd dat er woonschepen aanwezig waren. Of dit getal nu 9 of 16 be draagt, doet weinig ter zake. Spr. wil gaarne geloovendat de politie er maar 9 geteld heefthij echter heeft een staat voor zich, waarop er 16 voorkomen. Het zou onnoodigen omslag ge ven, hier al die namen tc roemen. Wat betreft de opmerking, dat sommige bewoners dier schepen te Leeuwarden te huis be- hooren moet spr. in het midden brengendat de verordening algemeen is en ook aan de ingezetenen van Leeuwarden niet toelaat zich met een woonschip in de gracht op te houden. In tusschen gelooft spr.dat de raad zich met de mededeelingen van den voorzitter kan tevreden stellen. Het doel van de com missie immers was alleeD burgemeester en wethouders te ver zoeken de aandacht van den burgemeester op de zaak te vesti- §enen waar nu de burgemeester verklaartdat de politie op e verwijdering der woonschepen uit de gracht een wakend oog zal houden daar heeft men redenen om zich voorloopig bij die verklaring neder te leggen. Volgno. 163 wordt op voorstel van burgemeester en wethouders verhoogd met 25. Volgno. 182. De heer van dör Meulon merkt opdat door de stichting van een schoolgebouw op Olde-Galileën de vroeger daarvoor gebezigde lokaliteit is ontruimd. In die buurt bestaat tegen woordig vooral tengevolge van den grooten aanbouw van ar beiderswoningen groote behoefte aan eene bewaarschoolwaar voor, naar spr's meening, het ontruimde lokaal zeer goed tijde lijk zou kunnen dienen. Indien derhalve daartegen bij burge meester en wethouders geen bezwaar bestaat en er geen plan is om aan het gebouw voorloopig eenfc andere bestemming te ge ven zou spr. willen voorstellen aan den post een onderdeel toe te voegen van deze omschrijving//jaarwedde van de onderwij zers aan de bewaarschool op Olde-Galileën ƒ1000." Wordt dit voorstel aangenomendan zou de school reeds het volgend voor jaar in werking kunnen komenwat spr. van groot belang re kent, omdat er naar zijne meening ontegenzeggelijk groote be hoefte aan eene bewaarschool bestaat. De heer Rengers zegtdat het door den heer van der Meu- len geopgerde denkbeeld eerst eenige dagen geleden door een schrijven van de schoolcommissie ter sprake is gebragt. Aan vankelijk is derhalve dat schrijven gesteld in handen van den directeur der gemeentewerkenom inlichting in hoeverre het gebouw nog als bewaarschool zou kunnen dienen en welke de kosten zijn om het tot dat einde in te rigten. Indien het nu eens bleekdat de toestand van het gebouw van dien aard is dat er veel aan zou moeten worden te koste gelegddan ver dient het spr's inziens overweging met het nemen eener beslis sing niet te haastig te zijn. Voor zich zei ven is hij het opzig tens de wenschelijkheid eener bewaarschool in bedoelde buurt met den heer van der Meulen eensmaar hij acht het minder raadzaam om, terwijl men van de kosten van inrigting zoo goed als niets af weetreeds eene bepaalde som op de begroo ting uit te trekken. Bij burgemeester en wethouders is onder anderen de bedenking gerezendat men geen meublement heeft; de kosten van aanschaffing daarvan zouden zeer belangrijk zijn althans beduidend hooger dan de voorgestelde somook voor bezoldiging van het personeel zal men een belangrijk bedrag moeten uitgeven. Spr. acht daarom 1000 in geen geval vol doende. Hij geeft derhalve in overweging de voorstellen van burgemeester en wethouders af te wachten. De Voorzitter maakt den heer Rengers opmerkzaamdat de door den heer van der Meulen voorgestelde som van j 1000 alleen zal strekken tot bezoldiging van het onderwijzend perso neel. Wat het meublement aangaat, observeert spr., dat, zoo er nieuwe meubelen mogten blijken noodig te zijn de daaraan bestede kosten nog geenszins verloren zijnwijl die meubelen later in het nieuw te stichten gebouw zouden kunnen worden overgebragt. De heer Attema gelooftdat de heer vau der Meulen de behandeling van de begrooting beschouwt als een spijkerwaar aan als ware het alle kwestiën knnnen worden opgehangen. 8pr. acht zich verpligt daartegen te velde te trekken. Wat vraagt hij is hier het geval De schoolcommissie heeft over de door den heer van der Meulen besproken zaak een voorstel aan bur gemeester en wethouders ingediend en deze hebben daaromtrent inlichting van den directeur der gemeentewerken gevraagd. Kan hel nu wel opgaan vraagt spr. dat hangende het onder zoek een lid van den raad tevens lid van de schoolcommissie de kwestie direct bij den raad brengtterwijl nog het advies van burgemeester en wethouders bij de commissie zelve moet inkomen Hij gelooftdat het antwoord op die vraag de redenering van den heer van der Meulen niet ontvankelijk maakt. De heer van der iïeulen erkent, dat hij thars geen voor stel zou hebben gedaan indien niet de begrooting in behande ling was. Toen de zaak bij de schoolcommissie ter sprake kwam kon hij er zich mede vereenigen. Het eenige bezwaar van hem was, of welligt ook aan het gebouw eene andere bestemming was toegezegd. Dit had hij gewenscht hier te zullen vernemen. Indien de raad het eens is over de wenschelijkheid eener be waarschool waarvan het nut niet twijfelachtig kan zijndan steekt er naar het hem voorkomt hoegenaamd geen bezwaar in daarvoor eene som op de begrooting uit te trekken. Mogt men liever een memoriepost willen aanbrengenspr. heeft er niets tegen zijn doel is alleen omindien de raad zijne zienswijze deeltalsdan zoo spoedig mogelijk tot de uitvoering over te gaan. De heer Bloembergen is het geheel met den heer Attema eeDS. Hij kan niet ziendat er noodzakelijkheid zoude bestaan reeds nu een besluit te nemen. Indien toch de raad, op voor stel van burgemeester en wethouders tot de oprigting eener be waarschool besluitdan bestaat er nog altijd gelegenheid de daaruit voortvloeijende uitgaven uit het fonds voor onvoorzien te bestrijdenwijl alle betrekkelijke posten op dat fonds zijn gereserveerd. 8pr. meent mitsdien met den heer Attemadat het voorstel van den heer van der Meulen voor 't oogenblik niet ontvankelijk is. Op de vraag des Voorzitters geen der leden het voorstel van den heer van der Meulen ondersteunendeblijft dat voorstel bui ten stemming. Volgno. 188. De heer Bloembergen stelt namens burgemeester en wet houders voor dezen post te verhoogen met 600. Bij burge meester en wethouders is ingekomen een schrijven van de school commissiewaarbij op herstelling of vernieuwiog van sommige meubelen als anderzins wordt aangedrongen het betreft hoofd zakelijk vernieuwing der banken in een der lokalen van de school no. 2 raampjes in de school no. 8verbetering der ventilatie in de scholen nos 5 en 10 en nieuwe banken in de tweede be waarschool. Een en ander zal ongeveer 600 kosten. Burge meester en wethouders hebben de noodzakelijkheid der voorge stelde verbeteringen erkend en dientengevolge gemeend verhoo ging vau het uitgetrokken bedrag te moeten voorstellen. Nadat dit voorstel was aangenomen, merkt de heer Bloem bergen op,, dat na volgno. 191 nog een nieuw art. zal dienen te worden aangebragt. In de raadsvergadering van 11 Septem ber 1873 heeft de raad besloten ten behoeve van den opleiding- cursus van hulponderwijzers eene subsidie van 150 per jaar te verleenen. Bij het ontwerpen der begrooting schijnt aan dit be sluit niet te zijn gedacht, waarom spr. namens burgemeester en wethouders voorstelt dien post onder volgno. 191a op de begroo ting te brengen. Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 4