Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 23 December 1874. 147 Vergadering van Woensdag 231December 1871. Tegenwoordig 16 leden afwezig de heer Hommes met- en de heeren Rengers, van SloterdijckDuparc en Buma zonder ken nisgeving. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. Een voorstel vau burgemeester en wethouders op een ver zoek van de wed. L. de bruinora op nieuw met eene gratifi catie te worden begiftigd. 2. Idemtot onderhandsche verhuring van het huis letter H no. 121 aan W. A. Janssen. 3. Eene voordragt tot benoeming van een hulponderwijzer der 3e klasse aan de gemeenteschool no. 2. Op deze voordragt zijn geplaatst P. IJkema te Benedenknijpe, K. A. Mulder te Grijpskerk en A. A. Bikes te Amsterdam. Voormelde stukken zijn ter inzage gelegd om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 4. Een adres van onderscheidene ingezetenen in zake de op- rigting eener school van middelbaar onderwijs voor meisjes. Bij de betrekkelijke stukken gevoegd. 5. Een adres vau D. Iedema c. s.bewoners van Suakkerburen houdende verzoek om verbetering van het voetpad langs de Doc- kumer Ee. 6. Idem van mevrouw de Wed. Albardavan Andringa de Kempenaerom gedeeltelijke ontheffing van haren aauslag in den hoofdelijken omslag over 1874. De sub 5 en 6 vermelde adressen zijn ten fine van beschik king aan burgemeester en wethouders gerenvoijeerd. 7. Een adres van M. 8. Hirschom op nieuw met eene gra tificatie te worden begiftigd. Om berigt en raad in handen van burgemeester en wethouders gesteld. 8. Een schrijven van den heer II. Alberda Szn. houdende mededeeling, dat hij de benoeming tot voogd van de stads ar- menkamer aanneemt. 9. Idem van burgemeester en wethoudershet berigt behel zendedat van de inschrijvingen tot een bedrag van ƒ107,000 op de ten behoeve dezer gemeente aan te gane gcldleening groot 40,000 a 41/2% is aangenomen 5000 naar 100 3'g0/Qs 1000 naar 99 Q i f 10,000 naar 98% en 24,000 naar 97 Vl6%* Aangenomen voor notificatie. III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op- roepiDgbrief vermelde punten 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhuring van ecnige aan de gemeente behoorende huizen. Overeenkomstig do conclusie van het voorstel wordt besloten Voorbehcudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten voor den tijd van een jaar, in te gaan 12 Mei 1875 op de thans geldende voorwaarden te verhuren aan I. A. Sluizer de woning lett. M no. 248 aan M. Loor idem 248f, aan U. F. Schmidt het huis lett. F no. 129 aan P. Taüja het huis lett. E no. 253 aan D. A. H. Draper het huis lett. F no. 399 en aan A. 8. Brada het huis lett. F no. 249. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders b't rekkelijk da bestem ming van de onbebouwde plek grond can de Oosterkade tot stichting van eer. gebouw voor ijklokaalkantcor van waarborg en belastingkantoren. De conclusie van het voorstel luidt als volgt //Burgemeester en wethouders te magtigen met de heeren mi nisters van binnenlandsche zaken en finantiën in corresponden tie te treden over de bestemming van de onbebouwde aan de //gemeente behoorende plek grond aan de Oosterkadetot kan toren voor den ijk en herijk van matengewigten en weegtoe stellen voor den waarborg van gouden- en zilveren werken en Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. z/voor belastingenonder nadere aan den raad te onderwerpen /^voorwaarden." Alvorens de beraadslaging te openen merkt de Voorzitter opdat het voprstel beoogt het nemen van een principieel be sluit of men kau goedvinden het terrein tot het daarin beoogde doel af te zondereu doch dat daarmede in geenen deele wordt geprejudiciëerd op de vraag omtrent de wijze, waarop dit zal geschieden. De heer Jongsma zegt, dat dit voorstel hem herinnert aan eene vroeger bij deu rae.d aanhangig geweest zijnde zaak het vqorstel namelijk om van gemeentewege een postkantoor te stich ten. Met dat voorstel heeft hij zich in der tijd in beginsel niet kunnen vereenigen en ook tegen het nu aanhangig voorstel heeft hij gelijksoortig bezwaar. De eenigste overeenkomstdie ter zake met het rijk zou kunceu worden aangegaan zou eene over eenkomst van huur en verhuur zijn en nu behoeft men artikel 1584 en volgende van het burgerlijk wetboek slechts vlugtig in te zien om de overtuiging te verkrijgen dat een bepaald tijdvak is een der essentialia vau deze overeenkomstzonder welke ze niet kan bestaan en bij gebreke waarvan ze haar karakter verliest. Ku stelt spr. zich het geval voor, dat er ontvangers kunnen komen die het kantoor liever ia het door hen bewoonde huis houdenwaardoor mitsdien het gebruik van de lokaliteit der gemeente door die ambtenaren niet langer begeerd zoude wor den. Spr. heeft zich afgevraagd of dit bezwaar niet zou kun nen worden voorgekomen doch hij heeft op die vraag geen be vestigend antwoord kunnen vinden. Het geval is dus zijns in ziens denkbaar, dat het rijk voor de huur bedankt, waardoor alsdan de gemeente met het gebouw opgescheept zit. Bovendien komt het hem voordat de gemeentedoor tot dezen maatre gel te besluitenhet haar dóór de wet aangewezen terrein ver laat. Hij vindt het onregelmatigdat de gemeente gaat zorgen voor lokalen die het rijk noodig heeft. liet rijksbestuur tracht bij elke voorkomende gelegenheid dergelijke verpligtingen van zich af te schuiven en op de gemeenten over te brengen in dit geval tracht het dit weer in groote mate te doen spr. althans kan niet aauntmen dat het voorstel van burgemeester en wet houders de strekking heeft om een zoo kostbaar gebouw aan te bieden aan het rijkdat dit nog niet eens vraagt. Indien der halve de aangevoerde bezwaren niet worden opgelost, zal spr. zich tegen het voorstel moeten verklaren. Wel is waar heeft de voorzitter gezegddat het hier slechts een principiëei besluit geldtdoch bij spr. bestaat eene groote vrees voor principiële besluitenen bovendien is hij overtuigd dat de raad met het voorstel van burgemeester en wethouders aan te nemen reeds veel te ver zal gaan. Door dat dusgenoemde besluit van begin selen toch geeft de raad te kennen zonder nog de kosten-bere- keuing te hebben gezien dat hij genegen is een gebouw op de aangewezen plek gronds te stichten. Daarom zou spr. in ieder geval in de magtiging willen doen uitkomen, dat de raad zich ook ten aanzien van het principe de volledigste vrijheid voorbehoudt. De keer IJirkS is in de vorige vergadering niet tegenwoordig geweestwaardoor hij toen hij den oproepingbrief voor deze vergadering ontving, niet weinig schrikte, toen hij daarin las: //Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de bestem- /,ming van eene plek groüd aan de Oosterkade voor de stichting z/van een ijklokaal enz." Hij wil echter bekennen, dat die schrik na kennisname van het voorstel wel eenigermate was bekomen dewijl er zijns inziens nog geen bepaald besluit ten principale he den zou worden genomen. Volgens de verklaring echter nu zoo even door den voorzitter gedaan staat men hier toch voor het nemen van een principieel besluiten nu wenscht spr. al dade lijk te verklarendat hij tot het nemen van zoodanig besluit heden niet kan medewerken. In de eerste plaats sluit hij zich geheel aan bij het door den heer Jongsma aangevoerdewant ook hij is van meeningdat het niet op den weg der gemeente ligt te zorgen voor gebouwendie het rijk behoeft. Maar hij heeft bovendien nog andere bezwaren. De leden dezer vergade- 26

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 1